H5 verzorgingsstaat
5.1
Verzorgingsstaat = de overheid bemoeit zich actief met de welvaart en welzijn van NL’ers
Solidariteit = als er bereidheid is in een groep of samenleving om risico’s te delen. (Bijv. jij werkt en
een ander is werkloos, hij krijgt uitkering waar jij en anderen voor werken.)
3 pijlers:
Sociale zekerheid: als je werkt betaal je sociale premies, mensen betalen belasting, hier wordt AOW
en k. Bijslag van betaald. Al deze regelingen = socialezekerheidsstelsel = alle uitkeringen bij
werkloosheid, ziekte, ouderdom. (Ook zorgtoesl, huurtoesl.)
Goed onderwijs: goede opleiding = kan voor ontplooien talenten. Bereidt kinderen voor op
arbeidsmarkt.
Goede gezondheidszorg: verpleeghuizen voor ouderen, overheid betaalt groot deel v.d. kosten van
gezondheidszorg.
Sociale rechtsstaat = mensen moeten gelijke kansen hebben.
Belangrijkste sociale grondrechten:
- Voldoende werkgelegenh. Art 19
- Bestaanszekerheid en spreiding v. welvaart. Art 20
- Bewoonbaarheid v.h. land en een goed leefmilieu. Art 21
- Volksgezondh. En voldoende woongelegenh. Art 22
- Goed onderwijs. Art 23
Ook plichten:
- Sollicitatieplicht, alleen dan uitkering.
- Premies voor verzekeringen betalen
- Leerplicht
Zelf verantwoordelijk voor werk, huis etc. in Nederland.
Verantwoordelijkheden overheid:
- collectieve voorzieningen. (Onderwijs, zorg, uitkeringen)
- stimuleren werkgelegenheid
- inzet goede arbeidsomstandigh. En arbeidsvoorwaarden. (Arbowet)
- bevorderen welzijn. Sportver, bieb, etc.
Werknemers zijn verenigd in vakbonden: org. Die belangen van werknemers behartigen.
, Werkgeversorg. + vakcentrales = sociale partners, zijn verantwoordelijk voor afspraken maken voor
werknemer + werkgever.
Modellen:
Angelsaksisch: vrijemarktmechanisme. Overheid bemoeit weinig met economie. Vrijheid centraal.
Zorgkosten zelf betalen, belastingen laag, zelf verzekeren, dure scholen. Weinig vakantie.
Scandinavisch/sociaaldem.: hoge belastingen, makkelijk ontslagen. Verlof kinderen, duur model,
overheid regelt opvang, zorg, school.
Rijnlandse/corp.: traditionele gezin belangrijk, goede kinderbijsl, goede coll. Voorzieningen. Duur.
5.2
1e helft 19e eeuw vrije markt NL: geen regels loon etc. overheid niet bemoeien met economie,
leefden in nachtwakersstaat = alleen handhaven rechtsorde. Ouderen afhankelijk van liefdadigh.
Zorg geen recht.
2e helft 19e eeuw vakbonden inzetten voor hogere lonen, kortere werkd, betere arbeidsomst.
- Sociaaldemocraten: sterkere rechtspos. Arbeiders.
- Christelijke partijen: samen met kerkorganisaties zwakkeren betere bescherming bieden.
- Liberalen: criminaliteit arbeidsbuurten probleem.
Vanaf 20e eeuw taken overheid uitgebreid: er kwamen uitkeringen voor compenseren
inkomensverlies. Verzekeren mocht, optioneel.
Vlak na 2e WO regering = sociaaldem + katholieken. PvdA wilde meer rechten en inkomenszekerheid
arbeiders. Katholieke partij KVP wilde samenwerking werkgv+nemer.
Visies:
Liberaal: vijemarktecon. Terughoudende rol, eigen verantw, alleen noodzakelijke regelen.
Sociaaldemocratisch: sturende rol, gemengde economie (bedrijfsleven + overh zorgen voor
werkgelegenh) sociale ongelijkheid verminderen, investeren onderwijs.
Christendemocratisch: aanvullende rol, maatsch. Middenveld tussen org. En groeperingen bijv.
afspraken lonen, tijden, sportclubs. Mantelzorg = hulp uit directe omgeving door fam, buren etc. pas
als die niet kunnen helpen overheid ingrijpen.
5.3
Belangrijke doelen overheid onderwijs:
Ongelijkheid terugdringen: gelijke kansen ontwikkelen talenten.
Hoogopgeleide bevolking: NL-economie kan dan concurreren met buitenl. NL wil top5 kenniseco. Zijn
Leerplichtambtenaar wanneer kinderen veel spijbelen.
Jaren 60 socialezekerheidsstelsel = uitkeringen