Verhaal 1
Van villa naar een eengezinswoning
De sterren zijn met veel, vanavond. Ik sta op mijn balkon, een glas wijn in mijn hand en staar naar de
sterrenhemel. Ik denk aan het oneindige, het oneindige van het heelal. Ik speur naar de Grote Beer, in mijn
zoektocht zie ik de poolster die fel flonkerend aan de heldere hemel staat. De maan verlicht de donkere straten
onder mij. Ik zucht, ik laat mijn gedachten dwalen. Mijmerend over wat komen gaat, de grote stap die ik ga
nemen. Onzekerheid, ik moet het zelf gaan doen. Ik ga mijn leven alleen door, de keuze is gemaakt. Er is geen
weg terug. Natuurlijk er is altijd een weg terug maar die weg wil ik niet meer inslaan. Ik heb het geprobeerd,
echt, ik heb gestreden voor deze relatie, ik heb alles gegeven wat ik in mijn vermogen lag en zelfs meer. Ik ben
bijna mijn eigen identiteit verloren. Het voelt als een servetje waar je iedere keer een klein stukje afscheurt om
aan een ander te geven. Op een gegeven moment heb je alleen nog maar het stukje over wat je tussen je
vingers hebt. Dat is er dan nog over voor mij. Bijna niets meer. Als ik dat ook nog zou weggeven ben ik weg, is
mijn "ik" weg en ben ik alleen nog maar "de vrouw van". Ik moet dit stukje vasthouden daarom is er geen weg
meer terug. Ik laat mijn ogen nog een keer langs de hemel gaan. Kijk naar de prachtige wassende maan. Ik laat
mijn gedachten wegzinken in de oneindigheid. Ik moet het loslaten, voor nu! Morgen weer een dag.
Ik kijk naar beneden en de mensen reppen door de donkere straten, hun kragen toch hoog opgetrokken alsof
het koud is. Ik voel de kou niet. Ik realiseer me dat ik in mijn t-shirt buiten sta. Ik heb het niet koud. Ik voel
eigenlijk niets. Ik slaak een zucht en realiseer me dat het beter is dat ik naar bed ga. Morgen hebben Tim en ik
een gesprek over hoe we de zaken verder gaan regelen. Deze flat zal verkocht moeten worden. We hebben al
een aantal pogingen gedaan om tot overeenstemming te komen maar na uren soebatten zijn we geen steek
verder gekomen. Niet over het huis en niet wie Toby neemt, onze chocoladebruine teckel. Nah we gaan
morgen weer een poging wagen. Ik zie er nu al weer tegenop. Tim straalt zo'n negativiteit uit. Hij is gewoon
altijd boos, standaard boos. Boos op mij, boos op de wereld terwijl de enige op wie hij boos zou moeten zijn hij
zelf is. Hij heeft het gewoon verkloot! Althans dat vind ik. Hij denkt daar natuurlijk heel anders over. Maar daar
wil ik het niet meer over hebben met hem. Dat is een gepasseerd station. Onze relatie is voorbij en wiens
schuld het is, is eigenlijk niet meer relevant. De keuze is gemaakt en nu moeten we verder. Allebei! Nog een
paar hobbels en dan ben ik vrij! Vrij, ik weet eigenlijk niet eens meer wat dat betekent. Hoe dat voelt, zelf
keuzes maken wat je gaat doen, met wie en waarom. Wat je aantrekt, of het rokje niet te kort is of het blouseje
te diep uitgesneden. Niet steeds maar verdedigen waarom je nu echt een keer naar die afdelingsborrel wilt
gaan omdat je steeds buiten de groep valt bij je collega's. Steeds die opmerking: "Oh ja, dat heb je niet
meegekregen, je bent er nooit bij". Waarom je dit weekend toch echt een keertje naar je moeder moet en
waarom je hem dus echt niet kunt helpen bij zijn, volledige kansloos en zinloos, project. Nauwelijks meer
contact met je vrienden want het zijn niet Tim zijn soort mensen. Volledig opgeslokt in zijn leven. Het voelt
alsof ik jaren geleden de boot heb gemist maar ook alsof ik zinloos in een motorboot over het water zoef,
zonder te weten waar echt naar toe terwijl mijn leven aan me voorbij schiet. Tim zit aan het stuur en ik klamp
me krampachtig vast aan de rand van de boot. Bang om overboord te slaan en Tim alleen te zien wegvaren.
Krampachtig heb ik me al die jaren vastgeklampt en aan wat? Een motorboot? Een grijns trekt over mijn
gezicht, ik sta onder de prachtige sterrenhemel in de maneschijn en ik denk aan een boot? Een motorboot?
Maneschijn en motorboot, mijn mind is echt fucked up.
Jaren heb ik gedacht dat ik niet zonder hem kon. Hij was mijn leven, mijn alles. Alles draaide letterlijk om hem.
Ik voegde me naar hem. Rende voor hem als hij weer eens vanaf onze riante sitsleeper om koffie riep. Onze
rangorde was: hij, hij, hij, Toby en dan ergens helemaal aan het einde ik. Ik schaarde me bij de andere
schimmige, blinde gedrochten, de spoken in Tim zijn hoofd. Jarenlang heb ik me voorgehouden dat hij er niets
aan kon doen dat hij zo was, hij had er immers niet om gevraagd ziek te worden, hij was het slachtoffer, niet ik.
Ik ben een sterke vrouw! Stand by your man! Dat heb ik me al die tijd voorgehouden. Ik mocht niet zeuren, niet
klagen. Ik had geen reden tot klagen. In tegenstelling tot Tim, hij had pas recht om te klagen. Wat hem is
overkomen gun je niemand. Als ik hem dan ook nog eens laat vallen, nee dat kon ik hem niet aandoen. Dat is
wat ik me jarenlang heb voorgehouden. Mezelf heb wijsgemaakt. Maar dat heeft me bijna mezelf gekost. Ik,
wie ik echt ben, wie ik wil zijn. Als ik in de spiegel kijk, zie ik maar een fractie van de vrouw die ik ooit was. Van
een mooie sterke vrouw, sierlijk en gewild als een mooie villa in een goede buurt naar een vervallen krot, een
ruïne. Ik keek vanmiddag nog in de spiegel en zag nog steeds die ruïne. Uit de ruïne sprak een wereld van
, verdriet. Ik wil weer gaan klussen, mezelf weer bewoonbaar maken. Likje verf erop is niet voldoende. Ik moet
echt gaan verbouwen, renoveren. Ik zal misschien nooit meer die villa worden, maar voor een leuke
eengezinswoning wil ik zeker gaan. Inclusief een gezin. Ik wil kinderen. Kinderen die ik niet met Tim kon
hebben. Niet omdat het niet lukte maar ik kon in deze verknipte relatie toch geen kind op de wereld zetten.
Maar dat wil ik wel, voor mij, voor mijn toekomst. Dus er is geen weg terug. Nog niet misschien! Toby komt het
balkon op. Snuffelt wat om zich heen. Hij zoekt het balkon af, alsof hij op zoek is maar het niet kan vinden.
Uiteindelijk staart hij me aan en piept zachtjes alsof hij wil zeggen: Zijn we alleen? Ik zak door mijn knieën,
kriebel hem zachtjes achter zijn ook en ik zeg: "Ja maatje, we zijn alleen, jij en ik met deze eindeloze
sterrenhemel". Hij kwispelt en geeft me zachtjes een lik. Lieve Toby, zijn liefde is onvoorwaardelijk. Mijn liefde
voor Tim niet. Al dacht ik van wel. Mijn liefde voor Tim heeft een grens bereikt. Een soort van een point of no
return. Ik deed alles voor hem, mijn enige voorwaarde was een heel klein beetje respect wat ik terug wilde. Ik
hoefde geen dankbaarheid en misschien zelfs wel geen liefde want zo was onze relatie al lang niet meer. Ik was
meer een mantelzorger maar zelfs dat vond ik niet erg. Ik wilde alleen maar een klein beetje respect zodat ik
mijn eigenwaarde kon behouden. Zelfs dat gunde hij mij niet. Nee, hij heeft mij uitgehold. Met het kleine
beetje zelfrespect wat ik nog had, heb ik er de stekker uit getrokkken. Het is klaar! Nu nog de laatste loodjes en
dan ben ik vrij. Ik ga voor die eengezinswoning want die verdien ik. Ik kijk nog eens naar de hemel, de sterren
zijn met veel, vanavond. Ik lach en kijk naar beneden. Nog steeds lopen er mensen over straat. Het komt goed,
zeg ik tegen mezelf. Ik stap naar binnen, roep Toby en pak de deur vast. "Ga rustig slapen, stadsgenoten!" zeg
ik zachtjes. En dat ik precies wat ik ook ga doen. En met die gedachte sluit ik de deur en daarmee een
hoofdstuk van mijn leven.
Verhaal 2
Een moment van waanzinnige hartstocht en hartstochtelijke waanzin
Vanuit een waas komt hij bij zijn positieven. Hij voelt het warme vocht over zijn hand lopen. Het is een scherp
contrast met het koude lemmet van het mes wat hij vasthoudt. Hij staart naar het mes en ziet het bloed van de
punt afdruppelen. Hij kijkt naar de grond, naar het levenloze lichaam wat onder hem ligt. Wat heeft hij gedaan?
Bart kijkt schichtig om zich heen, maar hij ziet niemand. Alles lijkt erop dat hij de oorzaak is van dit gruwelijke
bloedblad. Hij kan het zich niet herinneren. Hij ziet zichzelf staan achter de struiken, starend naar haar raam. Ze
loopt in een frivool setje. Draait zich om als ze de deurbel hoort en loopt lachend naar de hal. Hij ziet de deur
opengaan. In het licht vanuit de hal ziet hij de knul voor de deur staan, die ze gewillig binnenlaat. Hij volgt ze
door het raam. Ziet zijn begerige handen over haar borsten dwalen. Ze lacht koket, draait zich om en sluit de
gordijnen. Ze verdwijnen voor hem uit het zicht. Hij merkt dat hij geïrriteerd is en in zijn hoofd spoken beelden
over de taferelen die zich binnen afspelen. Hij voelt zich machteloos. Dat is het laatste wat hij zich kan
herinneren en dan nu, staat hij boven een lichaam met een mes in zijn hand. Hij kijkt en herkent de knul, de
knul die hij vanavond bij zijn Rosa naar binnen heeft zien gaan. Deze knul, die met lange dunne grijpgrage
vingers het lichaam heeft betast wat van hem had moeten zijn. Deze knul zal nooit meer iemand aanraken
want deze knul is dood.
Bart loopt met zijn boodschappentasje en zijn lijstje richting het centrum. Boodschappen doen is niet zijn
favoriete bezigheid maar een noodzakelijk kwaad. In zijn hoofd somt hij de dingen op die hij daarna nog moet
gaan doen. Pffff, wat mist hij zijn vrouw, 32 jaar huwelijk, een gelukkig huwelijk maar een hartinfarct heeft haar
van hem afgenomen. Nu is hij alleen en hij mist haar nog iedere dag. De schuifdeuren gaan voor hem open.
"Goedemiddag meneer", zegt een vriendelijke supermarktmedewerker tegen hem. In zijn lijstje verdiept volgt
Bart de gangen van de winkel op zoek naar alles wat hij nodig heeft. De suiker, oh ja de suiker die zag hij een
gang terug. Weer terug, hij heeft hier zo'n hekel aan. Enigszins geagiteerd loopt hij naar de kassa, gedachteloos
gooit hij zijn boodschappen op de band. Hij schuifelt achter de eerdere klant aan. Hij is eindelijk aan de beurt.
"Goedemiddag"! Bart hoort een mooie lichte stem en hij kijkt op. Achter de kassa ziet hij het mooiste meisje
wat hij ooit heeft gezien. Prachtige roodblonde lokken vallen langs haar gezicht, een gezicht bezaait met
honderden, wat honderden? Duizenden sproetjes! De mooiste groene ogen met rode wimpers omlijst kijken
hem vriendelijk aan. Hij lijkt door de bliksem getroffen, ze is een engel! Hij voelt zich rood worden en het zweet
breekt hem uit. "Gaat het meneer?”, hoort hij haar vanuit de verte vragen. "Zal ik iemand roepen?". Op dat
moment hoort hij haar stem vanuit heel de winkel: "BHV kassa drie alstublieft, BHV kassa drie"! Op dat
moment voelt Bart zijn wangen de koude vloer raken. Serieus? Is hij nu onderuit gegaan? Dit is gênant.