Kennistoets 4.2 gezondheid & preventie (G&P) + maatschappij & organisatie (M&O) + communicatie & gedrag (C&G) – 46044
(In de samenvatting is de literatuur uit de voorbereiding verwerkt / de samenvatting is groter dan normaal, dit komt door de
hoeveelheid aan lessen)
Vak Lesnummer Leerdoelen
Gezondheids- GP 4.1 preventie bij dementie Leerdoel: herkennen wat het preventie aanbod bij dementie is
bevordering en Leerdoel: uitleggen wat de stappen van het protocol Intervention Mapping zijn
preventie
GP 4.2 ecologisch model Leerdoel: verwoorden wat aspecten van het ecologisch model zijn
Leerdoel: omgevingsfactoren plaatsen en verantwoorden binnen het ecologisch model
GP 4.3 communicatiematrix en Leerdoel: de aspecten van de communicatiematrix herkennen en rangschikken
voorlichtingsplan
GP 4.4 preventie en Leerdoel: benoemen wat de verschillende vormen van evaluatie zijn
gezondheidsbevordering bij CVA Leerdoel: verwoorden wat aandachtspunten zijn bij de evaluatie en deze herkennen
GP 4.5 preventie en Leerdoel: het preventie aanbod bij CVA herkennen
gezondheidsbevordering bij CVA Leerdoel: het preventie aanbod bij CVA ordenen mbv Lalonde
GP 4.6 zelfmanagement bij CVA Leerdoel: benoemen wat de stappen van het protocol IM zijn
Leerdoel: beschrijven welke aspecten van zelfmanagement bij chronisch zieken van belang zijn
GP 4.7 voorlichten bij CVA Leerdoel: uitleggen hoe IM toegepast kan worden op een casus
Leerdoel: uitleggen welke (technologische) communicatiehulpmiddelen gebruikt worden bij voorlichting
Ontwikkelingen OM 4.1 herken de zorgvragen Leerdoel: de student kan zorgvragen selecteren in laag-complexe situaties in de langdurige zorg en deze
in zorg en van jouw zorgvragers plaatsen in de context van de WLZ en WMO
maatschappij Leerdoel: de student kan uitleggen wat zorgzwaartepakketten zijn
Leerdoel: de student kan uitleggen wat de link is tussen zorgzwaartepakketten de WLZ
OM 4.2 toepassen van Leerdoel: de student kan verschillende vormen van zorgprogrammering opnoemen
zorgprogrammering Leerdoel: de student kan de taak van verpleegkundige benoemen ten aanzien van zorgprogrammering
Leerdoel: de student kan verschillende vormen van e-health aanwijzen die zorgprogrammering kunnen
ondersteunen
OM 4.3 bekostiging van de zorg Leerdoel: de student kan de inhoud definiëren van de zorgverzekeringswet
Leerdoel: de student kan het begrip ontschotting nader definiëren
Leerdoel: de student kan de relatie benoemen tussen ontschotting en het ontstaan van keten DBC’s
Veiligheid & VK 4.1 kwaliteit van zorg leveren Leerdoel: de student kan uitleggen waartoe de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (WKKGZ) dient
kwaliteit Leerdoel: de student kan opnoemen wat de rol en taken zijn van de Inspectie voor de Gezondheidszorg
(IGZ) in relatie tot de WKKGZ
Leerdoel: de student kan opnoemen wat de rol en taken zijn van verpleegkundigen en die van de
zorgorganisatie ten aanzien van kwaliteitszorg
VK 4.2 incidenten melden Leerdoel: de student kan benoemen wat het belang is van het melden van incidenten in de zorg
Leerdoel: De student kan de relatie definiëren tussen de PDCA-cyclus en het melden van incidenten in de
zorg
Leerdoel: de student kan de relatie definiëren tussen de WKKGZ en het melden van incidenten in de zorg
VK 4.3 zelf richtlijnen en Leerdoel: de student kan de taken benoemen van verpleegkundigen ten aanzien van richtlijnontwikkeling
protocollen ontwikkelen Leerdoel: de student kan de taken benoemen van verpleegkundigen ten aanzien van het ontwikkelen van
protocollen op afdelingsniveau
VK 4.4 relatie tussen de wet BIG Leerdoel: de student kan de inhoud definiëren van de wet BIG
en het Nederlands tuchtrecht Leerdoel: de student kan de relatie herkennen tussen het Nederlandse tuchtrecht en de wet BIG
Vak Lesnummer Leerdoelen
Communicatie & CS 3.1 communiceren met mensen Leerdoel: drie fasen van het model van Egan benoemen
samenwerking met psychiatrische kwetsbaarheden
CS 3.2 in gesprek met gastdocent met Leerdoel: het verschil tussen ervaring, ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid benoemen
psychiatrische kwetsbaarheid
CS 3.3 online hulpverlening Leerdoel: uitleggen wat online hulpverlening is
Leerdoel: de voor- en nadelen van online hulpverlening benoemen
Leerdoel: verschillende online hulpvormen indelen in passieve, actieve en interactieve vormen
CS 3.4 omgaan met conflicten Leerdoel: verschillende stijlen van conflicthantering benoemen
Leerdoel: definitie, soorten en oorzaken van conflicten benoemen
CS 3.5 in gesprek over rouw en verlies Leerdoel: de verschillende fasen binnen een rouwproces benoemen
Leerdoel: de verschillende fasen in een rouwproces herkennen
Leerdoel: benoemen wat belangrijke aspecten zijn in de communicatie met zorgvragers die in een
rouwproces zitten
CS 4.2 communiceren met Leerdoel: benoemen wat de gevolgen van dementie zijn voor de communicatie
zorgvragers met dementie
CS 4.3 online hulpverlening; Leerdoel: het vijf fasen model voor eenmalige berichten uitleggen in de praktijk brengen
communiceren via email
CS 4.5 communiceren na een CVA Leerdoel: belangrijke aspecten in de communicatie met een zorgvrager met afasie benoemen
Leerdoel: de verschillende vormen van afasie herkennen (broca, amnestisch, wernicke, globale)
Vak Lesnummer Leerdoelen
Gedragsleer GL 3.1 typisch mensen Leerdoel: gedragskenmerken benoemen van de verschillende persoonlijkheden
Leerdoel: aan de hand van de DSM 5 uitleggen wat persoonlijkheidsstoornissen zijn
Leerdoel: de invloed van persoonlijkheden op professionele samenwerking beschrijven
GL 3.2 psychische kwetsbaarheid Leerdoel: gedragskenmerken beschrijven voor psychose, angst en depressie beschrijven
Leerdoel: beïnvloedende factoren voor psychose, angst en depressie beschrijven
Leerdoel: inzicht hebben dat deze kwetsbaarheden bij iedereen, altijd en overal een rol kunnen
spelen
GL 3.3 begeleiden en behandelen Leerdoel: de uitgangspunten van positieve psychologie benoemen
, binnen de GGZ Leerdoel: verschillende EBP verpleegkundige interventies benoemen met betrekking tot
psychische kwetsbaarheid
Leerdoel: beschrijven hoe de houdingsaspecten van verpleegkundige in relatie staan tot de
begeleiding van mensen met psychische kwetsbaarheid
GL 3.4 psychiatrie in de Leerdoel: verbanden leggen tussen persoonlijkheidsleer en klachten van de patiënt
verpleegkundige praktijk Leerdoel: kan je kenmerken van psychose, angst en depressie herkennen bij uiteenlopende
patiënten
Leerdoel: inzicht tonen in eigen houding met betrekking tot het contact met patiënten met
psychiatrische kwetsbaarheden
GL 3.5 verliezen Leerdoel: het proces van rouwen beschrijven op basis van Kubler-ross
Leerdoel: de invloed van zelfmanagement en shared decision making binnen het rouwproces
benoemen
GL 3.6 rouwen in de praktijk Leerdoel: verschillende fasen van rouw herkennen binnen de verpleegkundige beroepspraktijk
Leerdoel: de rol van mantelzorgers beschrijven in bij zelfmanagement en shared decision making
binnen het rouwproces
GL 4.1 denkvermogen Leerdoel: beschrijven wat cognitie is
Leerdoel: kenmerken van verschillende cognitieve functies beschrijven
GL 4.2 denken voor een ander Leerdoel: verbanden leggen tussen cognitieve functies en beperkingen van de patiënt
Leerdoel: benoemen hoe jou denkvermogen de patiënt kan ondersteunen
GL 4.3 the other side of the moon Leerdoel: benoemen wat de belangrijkste kenmerken van sociale psychologie zijn
Leerdoel: het belang van experimenten uit de sociale psychologie benoemen
Leerdoel: het verband beschrijven tussen sociale psychologie en de verpleegkundige
beroepsuitvoering beschrijven
GL 4.4 verpleegkundig zijn Leerdoel: beschrijven hoe je als verpleegkundige beïnvloed wordt door alles om je heen
Gezondheids-bevordering en preventie GP 4.1 preventie bij dementie
Leerdoel: herkennen wat het preventie aanbod bij dementie is
Deel 1, hoofdstuk 1 ; ziektespecifieke zorg, tijdige onderkenning en preventie
1.1 collectieve en individugerichte preventie
door preventie kunnen chronische ziekten worden voorkomen, of verergering worden tegengegaan.
Daarom streeft VWS naar meer integratie van preventieve zorg.
Het college voor Zorgverzekeringen (CVZ) maakt onderscheid in 4 soorten preventie:
1. universele preventie gericht op de algemene bevolking.
- Doel: de kans op het ontstaan van een ziekte of risicofactoren te verminderen
2. Selectieve preventie gericht op (hoog)risicogroepen.
- Doel: opsporen van deze mensen en naar de zorg toegeleid (door specifieke lokale,
regionale of landelijke preventieprogramma’s)
3. Geïndiceerde preventie gericht op individuen die niet voldoen aan de diagnosecriteria
voor een ziekte, maar wel een (sterk) verhoogd risico of al beperkte symptomen hebben.
- Doel: het ontstaan van een ziekte of verdere gezondheidsschade voorkomen (door
interventie of behandeling)
4. Zorggerelateerde preventie Gericht op individuen die daadwerkelijk een ziekte of
gezondheidsproblemen hebben
- Doel: ziektelast verminderen, verergering voorkomen en zelfredzaamheid ondersteunen
Universele en selectieve preventie vormen samen de collectieve preventie.
,Geïndiceerde en zorggerelateerde preventie zijn op het individu gericht.
Tot de doelgroep van preventie behoren mensen met dementie en ook de naasten. Door het
systeem te informeren, begeleiden en ondersteuning kan overbelasting en crisis worden
voorkomen.
Preventie bij dementie
Geschat wordt dat de helft van de mensen met dementie een diagnose heeft.
- Dit is een breed maatschappelijk probleem met verschillende oorzaken.
- Onder het grote publiek: rust een taboe op dementie
- Bij professionals als burgers: een gebrek aan kennis over dementie, symptomen,
mogelijkheden, behandeling, begeleiding.
- Gevolg: veel mensen krijgen pas laat de diagnose en benodigde hulp
- Een tijdige diagnose kan de behoefte aan intensieve hulp en de kans op overbelasting
van mantelzorgers verlagen.
- Ook hebben mensen dan meer tijd om maatregelen te nemen en hun leven opnieuw in
te richten.
Bij dementie is niet alleen individugerichte preventie nodig, maar ook collectieve preventie,
in de vorm van voorlichting over dementie en het belang van een tijdige diagnose.
- Voorlichtingscampagnes zijn gericht op de hele bevolking (universele preventie)
- en in het bijzonder op groepen die zich zorgen maken (selectieve preventie), waarbij de
focus ligt op het verschil tussen gewone vergeetachtigheid en dementie.
- Uitleg wordt gegeven over het stellen van de diagnose, de voordelen van een tijdige
diagnose, de betekenis van dementie voor degene die het treft en waar men terecht kan
voor hulp en advies.
- Mensen met serieuze vermoedens van dementie, hun naasten en sociale omgeving
worden gestimuleerd om contact op te nemen met een zorgverlener, zodat een
diagnostisch traject kan worden gestart.
Naast informatievoorziening vallen ook bevolkingsonderzoek en vroege opsporing onder
collectieve preventie.
- Bij een bevolkingsonderzoek worden alle personen in een bepaalde risico- of
leeftijdsgroep systematisch onderzocht, bijvoorbeeld met huisbezoeken van
zorgverleners of geschoolde vrijwilligers.
- Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat bevolkingsonderzoek zinvol is voor het
opsporen van dementie. Vroege opsporing (casefinding) is wel zinvol.
Het voorkomen van dementie is (nog) niet mogelijk.
- Wel komen er steeds meer aanwijzingen dat leefstijlinterventies het proces van
hersendegeneratie kunnen uitstellen.
- Overgewicht, verhoogde bloeddruk in volwassenheid, roken, weinig lichaamsbeweging
en suikerziekte verhogen de kans op de ziekte van Alzheimer.
- Het effect van bijvoorbeeld voeding, medicinale voedingssupplementen en cognitieve
stimulatie op het krijgen van dementie is nog onduidelijk.
- Op dit moment worden wel individuele leefstijladviezen verstrekt aan mensen uit hoog
risicogroepen in het kader van preventie van andere ziekten, zoals diabetes en COPD.
Soorten preventie bij Dementie:
- Universele preventie (informatie voorlichting en steun)
- Selectieve preventie
- Geïndiceerde preventie (signalen en actief verwijzen)
- Zorggerelateerde preventie (casemanagement, behandeling, begeleiding en steun)
1.2 informatie, voorlichting en steun
eerste fase bij dementie is het ‘niet-pluisgevoel’ (zorgen maken over vergeetachtigheid, veranderend
gedrag, er is nog geen diagnose gesteld).
Doel van informatie, voorlichting en steun: om mensen te bewegen uit zichzelf hulp te
zoeken (push). En beter herkennen van dementie in de niet-pluisfase (voor persoon zelf,
naasten, in contact komen met hulpverleners), daarnaast taboevermindering, snelle
diagnoses en verwijzingen.
, - Bijv. pubblieksbrede voorlichting (tv-campagnes, door maatschappelijke en
gezondheidsorganisaties; laagdrempelige informatie en communicatie over dementie,
algemene informatie en voorlichting)
- Indicatie: De informatie en voorlichting zijn gericht op mensen die zich zorgen maken
over vergeetachtigheid of veranderd gedrag bij zichzelf of bij naasten ziet, maar nog
geen diagnose gesteld is.
Inhoud:
Adequate en begrijpelijke informatie over (de gevolgen van) dementie en behoud eigen regie in het
leven wordt actief op juiste vindplaatsen ter beschikking gesteld. Voor 3 groepen:
1. De informatie wijst mensen met een vermoeden van dementie en hun naasten de weg,
vermindert de taboes en geeft beide groepen apart antwoord op de volgende vragen:
- Op welke signalen moet ik letten?
- Welke stappen kan ik nu nemen, waar kan ik terecht?
- Wat betekend deze onzekere situatie voor mij, wat kan ik verachten en hoe kan ik voor
mezelf zorgen?
2. De informatie helpt vrijwilligers van zorg-en welzijnsinstellingen bij:
- Herkennen van signalen van dementie
- Doorverwijzen (disciplines)
- Verwerven van inzicht in de invloed van het niet-pluisgevoel bij mensen met vermoeden
dementie en hun naaste, hoe hier mee om te gaan.
3. De informatie biedt de (aankomende) professionals:
- Een algemene beschrijving van uitingsvormen van geheugenproblematiek en
gedragsverandering (</> 65 jaar)
- Een breder palet van mogelijke oorzaken van en risicofactoren voor
geheugenproblematiek (landelijk samen opgesteld)
- Inzicht in de invloed van niet-pluisgevoel, op mensen met vermoeden dementie en
naasten, hoe zij hiermee om kunnen gaan
- Mogelijkheden om te verwijzen en nadere informatie te winnen
De informatie, voorlichting en steun voor persoon met dementie en naasten is gericht op maximale
ondersteuning van de aanwezige functionele structuur. Door informatie te verstrekken: eigen regie
te behouden, versterken eigen kracht (empowerment), wijst de weg naar adequate (medische) zorg
en ondersteuning.
De informatie bevat verder: adviezen voor leefstijl, psycho-educatie, contact met
ervaringsdeskundige en aandacht voor behoud/versterken sociaal netwerk.
Elementen van organisatie: van belang is actief samenwerkingsverband tussen verschillende
aanbieders/organisaties voor informatie, voorlichting en steun rondom dementie.
Dit samenwerkingsverband maakt afspraken over voorlichtingscampagnes, afgestemde
informatieaanbod en steun in niet-pluisfase. Informatie/voorlichting sluit aan bij behoeften van
mensen in niet-pluisfase en gaat uit van versterking van de aanwezige steunsystemen.
1.3 signaleren en actief verwijzen:
de eerste fase van dementie is het niet-pluisgevoel. Door een tijdige diagnose kunnen problemen
snel worden aangepakt of een eventueel andere wel te genezen worden vastgesteld. Ook geeft een
tijdige diagnose de betrokkenen de gelegenheid zich voor te bereiden op ingrijpende veranderingen
die gaan komen.
- Doel: mensen te helpen en te begeleiden om hulp te zoeken als zij dit niet uit zichzelf
doen (pull).
- De kern van signalen en actief verwijzen: brede alertheid op signalen die kunnen wijzen
op geheugenproblemen, gedragsverandering, verminderde zelfredzaamheid en maken
van afspraken over snelle routers voor doorverwijzing om signalering een goed vervolg
te geven.
- Nadruk ligt op; openheid, stimuleren van hulp zoeken, beantwoorden van vragen,
ondersteuning en toeleiding naar een diagnostisch traject.
Indicatie:
Belangrijke personen om te signaleren en actief opsporen/verwijzen zijn: