Samenvatting Economische Bedrijfsomgeving 2
Hoofdstuk 1 Economisch handelen, bedrijfsomgeving en duurzaamheid
1.1 Economisch handelen
Welvaart: Het beschikken over goederen en diensten voor bevrediging van behoeften.
Middelen: Iets wat een behoefte bevredigd (alternatief aanwendbaar of schaars).
Schaarste: Als ergens niet genoeg voor iedereen van is.
Economisch handelen: Het streven naar een maximale welvaart met behulp van schaarse middelen.
1.2 Bedrijfsomgeving
Ruime omgeving: Heeft de onderneming geen invloed op.
Indirecte omgeving: Aspecten waarop de onderneming enige invloed op kan uitoefenen.
Directe omgeving: De markt van de onderneming, waarop zij veel invloed kunnen uitoefenen.
1.3 Kapitalen en duurzaamheid
Kapitaal: Een soort bezit dat een voorwaarde is voor welvaart, sociale relaties en de natuurlijke
omgeving.
Sociaal kapitaal: Netwerk van sociale relaties van een persoon waar deze gebruik van kan
maken voor het behouden of verwerven van sociale privileges (gezinnen, sportverenigingen,
scholing, arbeidsmoraal, kennis, vaardigheden, houding).
Ecologisch kapitaal: De mate waarin de natuur weer kan herstellen binnen een redelijke
termijn (natuur, klimaat, ligging, bronnen, afvalverwerking, grondstof, water, zonlicht).
Economisch kapitaal binnen een samenleving: Het benutten van middelen op een manier
die zoveel mogelijk resultaat oplevert (werkgelegenheid, ondernemingen, technologie,
machines, gebouwen, infrastructuur).
, Lineaire economie: take-make-waste-economie waarin ongeremd gebruik wordt gemaakt van
grondstoffen waarvan producten worden gemaakt die na gebruik weer worden weggegooid.
Circulaire economie: Hergebruik van producten en grondstoffen staan centraal en worden afval en
schadelijke emissies naar bodem, water en lucht zo veel mogelijk voorkomen.
1.4 Het goede leven
Levenskwaliteiten: Geven invulling in de waarde die mensen belangrijk vinden in hun leven.
Materiële levensstandaard (inkomen, consumptie, vermogen)
Gezondheid
Onderwijs
Persoonlijke ontplooiing waaronder ook arbeid
Politieke democratie en bestuur
Sociale netwerken en relaties
Natuurlijke omgeving (nu en later, hier en elders)
Zekerheid en veiligheid (zowel economisch als fysiek)
1.5 Economische gegevens
Volume, prijs en waarde: Waarde = volume x prijs
Arbeidsproductiviteit: Arbeidsproductiviteit = productie (output) / werkgelegenheid (medewerkers)
BBP (bruto binnenlandsproduct): De productie van alle bedrijven binnen de landsgrenzen en de
productie van de overheid bij elkaar opgeteld. Het geeft de welvaart in een land weer.
Arbeidsproductiviteit x arbeidskrachten.
Hoofdstuk 4 Sociale omgeving
4.1 Instituties
Instituties: Wederzijdse verplichtingen en verwachtingen, die leiden tot gedragspatronen waaraan
mensen voldoen (vb. Je betaalt belasting en krijgt daarvoor zorg, bescherming en infrastructuur
terug).
Rollen: In instituties nemen mensen rollen aan. Zij hebben posities in groepen waarbij bepaald
normen (gedrag) horen die bij die positie passen (vb. moeder, accountmanager, vrijwilliger,
volksvertegenwoordiger, jeugdcoach).
Netwerken: Het creëren van informatiestromen.
Sterke netwerken: Gereguleerde contacten met weinig personen > forse informatiestroom
noodzakelijk voor functioneren.
Zwakke netwerken: Minder contacten, maar even belangrijk als sterke netwerken > niet
iedereen heeft dezelfde informatie.