Domein B Wereld (Globalisering)
Je kan ten aanzien van samenhang en verscheidenheid in de wereld:
• De begrippen ‘mondialisering’ en ‘tijdruimtecompressie’ in onderling verband
en vanuit een geografisch perspectief analyseren;
• Mondiale spreidingspatronen van economische, culturele, demografische,
sociale en politieke verschijnselen beschrijven, in hoofdlijnen verklaren en aan
elkaar relateren;
• Grootstedelijke gebieden in een nader aan te wijzen postindustrieel land
analyseren in het licht van processen van mondialisering.
§1.1: De wereld indelen.
Moderne ICT maakte wereldwijde sociale netwerken mogelijk, waardoor er sprake
lijkt van een global village. Samen met toename van politieke, culturele en
economische banden zorgt groei van sociale netwerken voor versterking van
globalisering. Gebieden zijn niet allemaal sterk vervlochten met andere delen van
de wereld, dit kan je aantonen met de globaliseringsindex. Ruimtelijke verschillen
hebben te maken met historische ontwikkelingen en met culturele, politieke,
economische en demografische kenmerken. Cultuurgebieden zijn regio’s met een
gemeenschappelijke cultuur, die alle door de menselijke geest voortgebrachte
elementen omvat. De grenzen van cultuurgebieden zijn geleidelijk. Op mondiaal
niveau zijn er vier overgangszones. Iedere cultuur heeft zijn eigen identiteit met een
eigen taal, waardoor een lingua franca soms nodig is om te communiceren. De
godsdienst drukt vaak een grote stempel op normen en waarden van een
samenleving.
Politieke kenmerken, zoals het democratische gehalte verschillen sterk
tussen gebieden. Met een democratie-index meet je dit gehalte; Hierin zijn de
mensenrechten opgenomen. De landen met het hoogste democratisch gehalte
liggen in de Westerse wereld. Ook verschilt welvaart erg per gebied. Je kunt dit
meten met het bruto binnenlands/regionaal product per inwoner, BBP en BRP. Je
moet hierbij wel letten op een aantal punten:
• De betrouwbaarheid van de cijfers.
• Wat er is meegerekend.
• Of er gelet is op de koopkracht.
• Of er in een land sprake is van grote/kleine regionale/sociale ongelijkheid.
Tussen economische ontwikkelingspeil en samenstelling van de beroepsbevolking
bestaat ook een verband, het ontwikkelingspeil is het beste te meten aan het aandeel
van de landbouwers in de beroepsbevolking en in mindere mate aan de secundaire
en tertiaire sector. De bevolkingsspreiding is ongelijkmatig, vooral in vruchtbare
rivierdalen en delta’s is de bevolkingsdichtheid hoog. De verstedelijkingsgraad
ligt wereldwijd boven de 50%. Totale stedelijke bevolking is in rijke regio’s kleiner dan
in arme regio’s, het verstedelijkingstempo ligt daar hoger. Je kunt de wereld aan de
hand van kenmerken indelen/regionaliseren.
§1.2: Scheidslijnen in Europa.
Tussen Europa en Azië ontbreekt een natuurlijke en culturele grens. De geleidelijke
overgang hangt samen met vele contacten en migratie tussen samenlevingen in
Europa en Centraal- en Oost-Azië. De spreiding van bijvoorbeeld Indo-Europese
talen getuigt daarvan. Van cultuurhaarden in Azië vond diffusie plaats.
, Europa kent relatief veel staten, het aantal en de grenzen veranderde vaak,
onder meer door geopolitieke, culturele en economische factoren; Geopolitiek gaat
over de machtsverhoudingen tussen landen. Culturele verschillen hebben invloed op
de staatkundige stabiliteit in Europa, zeker bij beperkte natievorming kan
regionalisme of separatisme optreden. En ruimtelijke verschillen in economische
ontwikkeling zorgen voortdurend voor nieuwe scheidslijnen.
In Europa proberen soevereine landen door blokvorming meer economische
en politieke macht/stabiliteit op te bouwen. Zoals de EU, een
samenwerkingsverband van landen. Recent neemt de verdeeldheid meer toe met
de financiële crisis, vluchtelingenproblematiek en Brexit. Economische blokvorming is
krachtiger dan de politieke blokvorming, omdat landen qua politiek vaak veel
verschillen.
Europa heeft een kleine
natuurlijke bevolkingsgroei, dit past bij
het hoge ontwikkelingspeil van landen
die zich in de laatste fase van de
demografische transitie bevinden. De
transitie heeft de volgende fasen:
• Fase 1: Geboortecijfers en
sterftecijfers zijn hoog, natuurlijke
groei laag.
• Fase 2: Geboortecijfer blijft hoog,
sterftecijfer begint te dalen.
• Fase 3: Daling in geboorte- en
sterftecijfer, vruchtbaarheid en kindersterfte nemen af.
• Fase 4: Zowel geboorte- als sterftecijfer zijn laag, bevolkingsgroei neemt af.
Vruchtbaarheid en aandeel van jonge vrouwen is klein.
• Fase 5: Vergrijzing van de bevolking zorgt voor een stijgend sterftecijfer en
een laag geboortecijfer, sterfteoverschot.
Voor de groei of krimp van de totale bevolking speelt ook de sociale
bevolkingsgroei mee. Oost-Europeanen migreren naar het Westen en dragen
daarbij aan een kleine groei. De leeftijdsopbouw is ook een belangrijk kenmerk,
deze wordt meestal afgebeeld met een bevolkingsdiagram. De demografische druk
is de verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep (20-65) en de niet productieve
(0-20 & 65+).
§2.1: De eerste contouren van het wereldsysteem.
In het wereldsysteem zijn landen elementen die, samen met de economische,
politieke en culturele relaties, het wereldsysteem vormen. Met twee criteria (de
economische activiteiten en de omvang daarvan, de soort economische en politieke
relaties) deel je de landen in drie groepjes in:
• Centrumlanden: Hoogontwikkeld, grote rol wetenschappelijke kennis, grote
arbeidsproductiviteit, veel hoofdkantoren van MNO’s, intensieve handels- en
kapitaalstromen en veel politieke macht.
• Semiperiferie: Lager bbp/hoofd dan centrumlanden, meer arbeidsintensieve
exportindustrie, hoge industrialisatiegraad en sterk georiënteerd op centrum.
• Periferie: Sterk afhankelijk van centrum en semiperiferie door leveren van
land- en mijnbouwproducten en laagwaardige industriële goeden en
fragmentarische modernisering.
,Door het kolonialisme – een buiten staat gelegen (overzees) gebied dat in bezit is
gekomen van die staat – werden gebieden economisch verbonden met West-
Europese landen. Door het handelskapitalisme is het wereldsysteem geboren.
Doordat koloniën ook afzetmarkten werden voor laagwaardige industrieproducten
verdween de ambachtelijke nijverheid. Het succes van West-Europese landen komt
door 2 belangrijke factoren:
• Kracht van kapitalistische markteconomie, gecombineerd met privébezit van
productiemiddelen met het voortdurend zoeken naar nieuwe mogelijkheden
om winst te maken.
• Stimulerende rol van de overheid, deze investeerde bijvoorbeeld in de
infrastructuur.
De greep van landen op perifere landen werd enorm groot. Een staat die met
politieke, economische en militaire middelen een overheersende rol speelt in de
wereld, is een hegemoniale staat. Het proces waarbij landen hun macht in andere
delen van de wereld willen uitbreiden door veroveringen is het imperialisme. Veel
landen ondergingen een dekolonisatie. De perifere landen bleven onafhankelijk van
centrumlanden. Multinationale ondernemingen namen een rol over van koloniale
moederlanden. In de zestiende eeuw was er sprake van europeanisering,
overname van Europese waarden en normen. Wetenschappers zeggen dat de
koloniale periode heeft geleid tot een centrum-periferie verhouding, ze wijzen op de
internationale arbeidsverdeling die in de koloniale periode ontstond. De
exportwaarde van industrieproducten steeg ten opzichte van die van primaire
producten. Om dezelfde hoeveelheid te kunnen invoeren, moeten arme landen
steeds meer land- of mijnbouwproducten exporteren, ruilvoetverslechtering. Nog
een reden voor het achterblijven van de economische ontwikkeling is de vernietiging
van traditionele ambachten. De ontwikkeling van het wereldsysteem leidde tot een
global shift.
§2.2: Verschuiving in het wereldsysteem.
Europa, de VS en Japan ontwikkelden zich tot de grootste economieën en vormden
de triade. Het verplaatsen van economische activiteiten vanuit een economisch
verder ontwikkeld gebied naar een gebied met lagere lonen, uitschuiving, was
begonnen. Vooral het verschil in arbeidskosten zorgden voor de uitschuiving. Dat
leidde tot een nieuwe internationale arbeidsverdeling. Het laatste decennium is er
een verschuiving gaande naar de Pacific Rim. Landen rond de Grote Oceaan zijn
bezig met het verwerven van een sterke economische positie. Transitielanden zijn
landen die van een planeconomie naar een markteconomie gaan (meestal Oost-
Europees). De toekomstverwachtingen van sommige perifere landen zijn hoog, zoals
die van de BRICS-landen, ze worden gezien als toekomstige grootmachten.
Doordat belangrijke activiteiten over meerdere centra verspreid raken, lijkt het
wereldsysteem een multipolaire wereld te worden. Meerdere gebieden vormen
belangrijke machtscentra. De economische relaties tussen de verschillende gebieden
worden gevormd door de buitenlandse handel. Het aandeel van de handel naar
ontwikkelde landen is afgenomen. De handel binnen de macroregio Afrika is klein.
Wanneer de invoer de uitvoer overtreft is er sprake van handelstekort.
Als de internationale arbeidsverdeling is veranderd, kan je dat zien aan de
kapitaalstromen. Er is geld nodig voor de bouw van fabrieken of infrastructuur. Dit
komt vaak van hoofdkantoren in kernlanden, buitenlandse directe investeringen. Er
zijn de laatste tijd steeds meer kapitaalstromen tussen perifere landen, Zuid-
Zuidinvesteringen.
, Tegenwoordig bevinden de verschillende productieonderdelen zich verspreid
over een groot aantal landen. De hele productieketen is vaak in handen van
MNO’s, ze kiezen voor elke schakel een zo gunstig mogelijke vestigingsplaats:
• Hoofdkantoren, vaak in global city’s.
• Aanlevering van grondstoffen, half fabricatie en productie in (semi)perifere
gebieden.
Outsourcing is een deel van het bedrijf uitbesteden aan landen met goedkopere
loonkosten.
Door globalisering en vervlechting van de economie is er een enorme
dynamiek in het wereldsysteem. Een gebeurtenis in één land kan wereldwijd grote
economische gevolgen hebben. Zoals conjunctuurschommelingen, schommelingen
in totale productie van een land. Een crisis en vestigingsgedrag van bedrijven.
§2.3: Wereldwijde netwerken.
De absolute ligging van plaatsen verandert niet. De relatieve ligging wel.
Globalisering zorgde ervoor dat er veel absolute afstand moet worden afgelegd.
Vervoer gaat nu sneller en goedkoper door veranderingen in de
transporttechnologie, de relatieve afstanden zijn hierdoor gekrompen. Dit is het
tijd-ruimtecompressie. De aanleg van infrastructuur verbetert de relatieve ligging.
Een knooppunt wordt ook wel een hub genoemd. In een hub worden goederen
verzameld, overgeladen, verdeeld en doorgevoerd. De verbindingen, spokes, zijn
transportlijnen tussen plaatsen. Dit bij elkaar is een transportnetwerk. De mainports
zijn intercontinentale knooppunten, vanuit hier worden aangevoerde goederen via
distributie naar hun bestemming gebracht.
Globalisering is ook te danken aan de vernieuwingen in de
informatietechnologie. Met ICT kan de handel verbeterd worden. Door snelle
informatie-uitwisseling kunnen bedrijven aangeven wanneer ze welke producten
nodig hebben, just-in-timeprincipe. De fabrikant heeft dan minder opslagruimte
nodig.
In steden is het makkelijker om consumenten te beïnvloeden. Belangrijke
economische activiteiten komen minder voor op het platteland, omdat de afstand tot
steden groter wordt, afstandsverval.
§2.4: Politieke en culturele globalisering.
Het economische wereldsysteem staat niet op zichzelf, staten en politieke netwerken
hebben er grote invloed op. Ondernemingen hebben altijd te maken met de wetten
en regels van het land van vestiging. Er zijn drie groepen politieke factoren die de
aantrekkelijkheid van een land bepalen:
• Politieke stabiliteit, het burgerschap zorgt ervoor dat ze vastgelegde plichten
en rechten hebben. De macht van bestuurders staat nauwelijks tot discussie.
• Mate waarin de overheid zich met het bedrijfsleven bemoeit, een goed
functionerende vrijemarkteconomie is de beste garantie voor hogere welvaart.
• Vestigingsklimaat, de overheid kan indirect het vestigingsgedrag van
ondernemingen beïnvloeden. Belastingvoordelen of het ontbreken van
handelsbelemmeringen maken zones aantrekkelijk.
Landen zoeken naar vormen van internationale samenwerking. Globalisering wordt
ook beïnvloed door internationale besluiten en organisaties van landen, één van de
belangrijkste is de Wereldhandelsorganisatie (WTO) waarvan de meeste landen lid
zijn. WTO houdt zich bezig met de spelregels van de wereldhandel, vooral gericht op