KUA
Voorstelling: Wat stelt het voor? Wat zie je letterlijk? Waar gaat het over?
Dus de inhoud van het schilderij, het verhaal van een balletvoorstelling, theaterstuk of muziekstuk.
Vormgeving: Hoe is het gemaakt?
- Welke beeldende middelen/elementen zijn er gebruikt bij een kunstwerk? (vorm, kleur,
compositie, ruimte, lijn, etc.)
- Welke muzikale middelen/elementen zijn er gebruikt in een muziekstuk? (ritme, toonhoogte,
melodie, muziekinstrumenten, tempo, etc.)
- Welke theater vormgevingselementen zijn er gebruikt? (spel (hoe beelden ze het uit), mate van
realisme, decor/kostuums, muziek, etc.)
- Welke dans vormgevingselementen zijn er gebruikt? (kracht, ruimte, tijd(snelheid), etc.)
=> bij dans heb je naast de vormgeving van de dans ook de vormgeving elementen van theater;
bv. decor/kostuums, muziek, etc.
Dit zijn dan geen elementen van de dans zelf! (maar meer de aankleding)
- Bij film heb je hetzelfde als theater, maar heb je ook te maken met
cameravoering/camerastandpunt, standpunt, kadrering (wat laat je wel
of niet zien in beeld, net als bij een foto.)
Hoofdstuk 4: Hofcultuur (16e en 17e eeuw)
Axis mundi = Symbolische plek waar volgens religies de zichtbare en onzichtbare werelden (hemel en
aarde) bij elkaar komen.
Baldakijn = Hemeldak boven een troon, vaak meegevoerd in processie als ‘dak’ boven een meegedragen
heiligenbeeld.
Balletto (meervoud balletti) = Dansstukken uit de renaissance rond een bepaald thema, voor de gasten
vertoond tijdens grote feestelijke banketten.
Ballet-komedie = Toneelgenre in het Frankrijk van de zeventiende eeuw waarbij gesproken en geacteerde
delen worden afgewisseld met muziek en dans. Vaak humoristisch.
Ballet de cour = Letterlijk: dans op een binnenplaats. Vanaf de zestiende eeuw in Frankrijk opgevoerd
hofballet waarin een mythologisch verhaal centraal staat.
Ballet-opera of tragedie lyrique = Ontwikkeld door Lully aan het hof van Lodewijk XIV door elementen uit
de Franse tragedie te combineren met ballet de cour en de Italiaanse opera. Dans (divertissement) is een
vast onderdeel bij deze operavorm.
Barok = Kunststijl die vooral wordt gekenmerkt door decoratieve versieringen.
Colonnades = Rij zuilen die een overkapping draagt.
Commedia dell'arte = Italiaans volkstoneel, waarbij de teksten niet letterlijk zijn vastgelegd. Op basis van
een scenario verzinnen de acteurs in reactie op het publiek de teksten en dialogen.
Divertissement = Letterlijk: vermaak of amusement. Populair onderdeel van de vroege Franse opera's. Het
doorlopende verhaal wordt onderbroken met (vaak) grootschalige dans.
Dramma per musica= Benaming voor (serieuze) opera in de zeventiende en achttiende eeuw.
En dehors = Het met de klok mee naar buiten draaien van de benen vanuit de heupen.
, Favola in musica = Term voor opera uit de late renaissance, vroege barok.
Homo universalis = Persoon die op allerlei gebieden kundig en deskundig is (kunst, literatuur en
wetenschap). Hij heeft daarnaast een klassiek atletisch lichaam.
Intermedio (meervoud intermedi) = Letterlijk: 'tussendoor. Oorspronkelijk kort maar in de renaissance
zeer uitgebreid tussenspel tussen de bedrijven van een toneelstuk.
Opera = Muzikaal drama voor zang en orkest.
Patroonheilige = Heilige waarvan men bij doopsel de naam ontvangt of beschermheilige die bijvoorbeeld
een stad of beroepsgroep beschermt.
Pilaster = Halfzuil die uit een gevel naar voren komt.
Prima pratica = Muziekstijl uit de zestiende eeuw die feitelijk teruggrijpt op regels uit de renaissance.
Gebruikt zogenaamde kerktoonladders (modi) en vermijdt overdaad in muzikale uitingen en
instrumentgebruik.
Recitatief = Muziekdeel in een opera waarin zonder tekstherhaling een verhaalfragment wordt verteld,
meestal begeleid door een basso continuo.
Seconda practica = Muziekstijl uit de zestiende eeuw die afstand neemt van de muziekstijlregels uit de
renaissance. Tegenhanger van de prima pratica, met meer compositievrijheid om te spelen met
dissonantie en contrapunt.
Villanella = Strofisch danslied uit de vijftiende en zestiende eeuw, van Napolitaanse afkomst.
Beiaard = Klokkenspel of carillon: een reeks van tenminste 30 op toon gestemde klokken.
Handelingsballet = Verhalend balletgenre dat opkomt in de achttiende eeuw, als opvolger van de ballet-
opera. Hierbij wordt voor het eerst het hele verhaal uitgebeeld door dans en pantomime zonder hulp van
zang en voordracht.
Kamermuziek = Klassieke muziek voor kleine bezettingen van twee tot negen instrumentalisten, komt voor
vanaf de barok
Klassieke muziek = In brede zin een term voor geschoolde muziek vanaf ca 1500. In beperktere zin muziek
uit het tijdvak van het classicisme 1730-1820.
Klavecimbel = Snaarinstrument met toetsen dat populair is in de barok. Via een mechaniek worden de
snaren aangetokkeld als de toetsen worden ingedrukt.
Libretto = Tekst van een opera operette, oratorium, cantate of musical: het tekstboek.
Opera buffa = Avondvullende komische opera, bestemd voor de burgerij. Gebruikt de taal van alledag,
dialecten, flarden vreemde talen, citaten, parodieen, niezen, geeuwen en stotteren.
Oratorium = Omvangrijk vocaal muziekstuk, vaak met religieuze inhoud, voor orkest en zang, zonder
acteerwerk of kostuums.