Samenvatting omzetbelasting 3.3 en 3.4
Introductie (Les 1)
Jaaropstelling van de omzetbelasting (aangifte omzetbelasting) op de toets.
Stap 1: is er sprake van ondernemerschap? (Art. 7 OB)
Stap 2: is er sprake van een levering of een dienst? (Art. 3 en 4 OB)
Stap 3: wat is de plaats van de levering of de dienst? (Art. 5 t/m 6j OB)
Indien 3x ja? Dan is het een belastbaar feit in Nederland
Stap 4: is er sprake van een vrijstelling? (Art. 11 OB)
Stap 5: wat is de maatstaf van de heffing? (Art. 8 OB)
Over welk bedrag moet je btw in rekening brengen
Stap 6: met welk tarief is de belaste prestatie belast? (Art. 9 OB)
Stap 7: wie draagt de omzetbelasting af? (Art. 12 OB)
Stap 8: wanneer moet er betaald worden? (Art. 13 en 26 OB)
Stap 9: hoe moet er betaald worden? (Art. 14 OB)
Stap 10: is er recht op aftrek van voorbelasting? (Art. 15 en 16 OB)
Stap 11: negatieve aftrek (art. 17 OB) = onbelangrijk
Aangifte omzetbelasting
Afhankelijk van de hoogte van de btw-afdracht is de ondernemer eens per maand, kwartaal of jaar aangifte
te doen. Deze zijn opgesplitst in twee rubrieken:
1. De belasting dat moet worden afgedragen aan de belastingdienst. Dit is de btw afkomstig van alle
verkoopfacturen die een onderneming in dat kwartaal heeft verstuurd.
2. Voorbelasting. Inkoop btw in aftrek brengen.
Wettelijk kader van de omzetbelasting
De btw-richtlijn is hierbij een hele belangrijke bron. Dit geldt binnen de EU. Een richtlijn bevat doelstellingen
waaraan alle EU-lidstaten moeten voldoen. Om de doelen te behalen moeten de lidstaten de doelen
omzetten in wetgeving (nationale bepalingen). De jurisprudentie is ook erg belangrijk.
Belastbare feiten (art. 1 sub a OB)
Leveringen van goederen en diensten, welke in Nederland door een als zodanig handelende ondernemer
onder bezwarende titel worden verricht.
- Bezwarende titel: bedingen van een vergoeding die een rechtstreeks verband heeft met de
prestatie. Een voorbeeld hiervan is Arrest Tolsma. Tolsma speelt op de openbare weg draaiorgel
en vraagt of voorbijgangers geld in zijn bakje willen doen. De rechtsvraag is “is sprake van een
dienst onder bezwarende titel?” De betaling heeft hierbij geen voorwaarde. Voorbijgangers hebben
niet gevraagd om muziek te maken en de betaling hangt niet af van de prestatie, maar van
persoonlijke motieven. Er is dus geen overeenkomst en geen noodzakelijk/rechtstreeks verband.
Wanneer moet de btw betaald worden? (Art. 13 en 26 OB)
Wanneer je vandaag een factuur stuurt met de datum van vandaag moet het factuurstelsel worden
toegepast. Dit is simpelweg de hoofdregel. Je mag er niet voor kiezen om het alvast af te dragen of om het
uit te stellen omdat dat voor jou gunstiger is. De verkoop en inkoop moet dus worden ingeboekt op de juiste
datum. Wanneer er wordt geschoven is het risico op een boete groot.
“Schuiven met btw is nooit een goed idee”
Rechtskarakter van de omzetbelasting
Het is van belang om te weten dat de omzetbelasting een verbruiksbelasting is. Degene die het goed of de
dienst verbruikt moet daarover btw afdragen. Het drukt op jouw uitgaven. Het doel hiervan is om de
consumptie in het belastinggebied te belasten.
1
,Neutraliteit van de omzetbelasting
Fiscale, economische en externe neutraliteit
Er is sprake van een heel keten dat aan elkaar levert. De omzetbelasting moet hierin neutraal zijn en mag
niet kostenverhogend zijn (= economische neutraliteit). Maar is de omzetbelasting altijd neutraal?
Zie hiervoor casus 1.
Casus 1
Een bank verricht een vrijgestelde prestatie (art. 11 OB) aan ondernemer A.
Kosten van de bank bestaan uit arbeidsloon/fee €1.000 en materiaalkosten van €500 + 21% btw =
€105.Welk bedrag factureert de bank?
De bank verricht een vrijgestelde prestatie en kan dus de €105 aan btw niet terugvragen. De bank kiest
ervoor om €1.605 te factureren. De €105 aan btw kan namelijk niet in vooraftrek worden gebracht. Het
zijn voor de bank dus gewoon kosten en de bank kan er niets mee. Desalniettemin wil de bank wel
€1.000 verdienen, dus dan berekenen zij €1.605 door aan onderneming A.
De kostprijs van de bank is dus €1.605 waarover nog weer 21% btw gaat aan onderneming A. De btw
werkt in dit voorbeeld kostprijsverhogend. De fiscale neutraliteit gaat dus niet altijd op!
Vervolg casus 1
A verricht belaste prestaties. De overige kosten van A zijn €2.000 + 21% btw = €420. A wil daarbij een
winst behalen op dit project van €395. Welk bedrag factureert A?
€1.605 + €2.000 (dit zijn sowieso kosten voor onderneming A) + €420 -/- €420 + €395 = €4.000
Hierover wordt 21% omzetbelasting berekent: €4.000 * 21% = €840, samen €4.840.
De omzetbelasting werkt hier neutraal.
De omzetbelasting op de overige kosten is aftrekbaar o.b.v. art. 15 lid 1 sub a factuur btw en voldaan
aan een en ander voor zover gebruikt voor belaste prestaties.
2
,Stap 1: is er sprake van ondernemerschap? (Les 2)
Ondernemerschap (art. 7 lid 1 OB)
Kernbegrippen:
1. Ieder: natuurlijke personen, samenwerkingsverbanden, alles, niemand wordt uitgesloten.
2. Zelfstandig: dus geen personen in loondienst.
3. Bedrijf, of zoals volgens de btw richtlijn: een economische activiteit. Dit kernbegrip omvat een aantal
bijzonderheden:
1. Symbolische vergoeding (o.a. punt 1)
2. Prestaties om niet (punt 7)
3. Combinatie van prestatie om niet en prestatie tegen vergoeding (punt 8)
4. Incidentele activiteiten (punt 9)
Ook al maak je geen winst, dat maakt voor de omzetbelasting niet uit. Het winststreven is niet van belang.
Je kan ervoor kiezen om het belast mee te nemen. Bij de Inkomstenbelasting is dit geen keuze. Hier is
sprake van vermogensetikettering.
Bijzondere situaties waarin valt te twijfelen of sprake is van wel/geen ondernemerschap
1. Stichting
Een stichting helpt kinderen van vluchtelingen bij hun studie. Deze stichting neemt gebruikte goederen
(boeken, cd’s e.d.) in en verkoopt deze goederen voor €1 in haar winkel. De vraag luidt of sprake is van
btw ondernemerschap of niet? Daarnaast, is sprake van een bezwarende titel? Ofwel: is het bedrag van €1
te beschouwen als werkelijke een tegenwaarde voor de geleverde goederen?
1. Wanneer is een bedrag van €1 te beschouwen als een symbolische vergoeding?
Hiermee zeg je dat het bedrag van €1 geen werkelijke tegenwaarde is voor het ontvangen goed.
2. Hoe bepaal je of een vergoeding symbolisch is?
Een vergelijking maken met het in het maatschappelijk verkeer vergelijkbare prestaties. Een vergoeding
hoeft namelijk niet kostendekkend te zijn. Een interessante vraag is om te bekijken wat bijv. een
kringloopwinkel (vergelijkbare activiteiten) vraagt voor dezelfde producten. Is de €1 van de stichting in
vergelijking met de kringloopwinkel dusdanig laag dat je zegt dat er meer sprake is van vrijgevigheid en
dus een symbolische vergoeding?
3. Stel dat sprake is van een symbolische vergoeding, wat zijn dan de gevolgen?
Geen btw-afdracht over de ontvangen symbolische vergoeding.
Conclusie:
De rechtbank heeft geoordeeld dat de stichting niet aannemelijk heeft gemaakt dat andere partijen voor
vergelijkbare activiteiten vergoedingen brengen die een stuk hoger ligt dan het bedrag van €1. Daarmee
kan de €1 niet worden beschouwd als een symbolische vergoeding. De stichting is dus over haar
opbrengsten omzetbelasting verschuldigd.
2. Gemeenteambtenaar
Een gemeenteambtenaar is lid van de raad van commissarissen van een woningstichting. Hij ontvangt een
vaste vergoeding voor zijn werkzaamheden. Is hij btw verschuldigd over zijn vergoeding?
Het EU-Hof besliste dat dat een lid van de RvC van een stichting zoals X niet zelfstandig een economische
activiteit verrichte. X was weliswaar op geen enkele wijze hiërarchisch ondergeschikt ten aanzien van het
bestuursorgaan of de RvC, maar hij handelde niet in eigen naam, niet voor eigen rekening, en ook niet
onder zijn eigen verantwoordelijkheid. Hij handelde voor rekening en onder de verantwoordelijkheid van de
RvC en droeg ook geen economisch bedrijfsrisico, aangezien hij een vaste vergoeding ontving die niet
afhankelijk was van zijn deelname aan vergaderingen of van zijn feitelijk gewerkte uren.
3
, 3. De voedselbank
De Voedselbank levert zonder vergoeding voedselpakketten aan bepaalde doelgroepen. Zij ontvangen
bijdragen van particulieren en ondernemers en subsidies. De Voedselbank schaft een nieuwe bestelbus
aan. Op de zijkant van de bus komt reclame te staan. Ondernemers betalen voor de reclame-uitingen op
de bus.
Is de voedselbank ondernemer voor de btw?
Wat is de doelstelling van de voedselbank: het om niet verstrekken van voedsel aan mensen die daar
behoefte aan hebben. Is deze activiteit, de reclame-uiting, gaat dat op in de economische activiteit van de
voedselbank of moet je dat er los van zien. De voedselbank is GEEN ondernemer. Ook niet voor het
reclame maken, deze activiteit gaat op in de niet-economische activiteit.
Heeft ze recht op vooraftrek? Geen ondernemer, dus geen recht op vooraftrek.
Is er nog een ander fiscaal belang? Teruggave bpm en motorrijtuigenbelasting.
4. Export van melkpoeder naar China
Onderstaande feiten zijn bekend:
- Bedrijf X exporteert melkpoeder naar China.
- X claimt grote bedragen voorbelasting op basis van kassabonnen.
- Bij een controle trof de belastingdienst duizenden bonnen per kwartaal aan.
- De werkwijze is dat shoppers naar winkels als Kruidvat en Jumbo gaan om het maximale aantal
pakken melkpoeder per klant, per keer te kopen (vaak maar 1).
- Ze doen dat meerdere malen per dag en leveren de pakken en de kassabonnen in bij de
ondernemer die ze naar China exporteert.
- Die export-ondernemer vergoedt hen de pakken en betaalt hen bovendien €1 per ingeleverd pak.
- Dit alles gebeurd cash: de shoppers rekenen het melkpoeder contant af aan de kassa en krijgen de
vergoeding van de export-ondernemer ook cash. De namen van de shoppers zijn onbekend.
Geef de btw-consequenties aan
1. Kruidvat, ondernemer, levering, plaats, geen vrijstelling, tarief 9%.
2. De shopper is aan te merken als btw-ondernemer. Je kan het zien als bedrijf (art. 7 lid 1 OB). Levering,
geen vrijstelling, maatstaf is €1 + inkoopprijs melkmoeder, laag tarief van 9%. Shopper moet btw
afdragen = facturenstelsel (art. 13 OB). Bij kleine bedragen voldoet ook een kassabon aan het
facturenstelsel.
3. X is btw-ondernemer o.b.v. art. 7 lid 1 OB. X wil recht op vooraftrek via de kassabonnen van de
shoppers. Geen recht op vooraftrek omdat X niet beschikt over de facturen van de shoppers art. 15a lid
1 OB.
Het weigeren van vooraftrek lijkt in strijd te zijn met materialiteit. De goederen gaan tegen het nultarief naar
China, maar er blijft OB op te zitten. Is dit niet in strijd met fiscale of externe neutraliteit?
5. Vereniging Noordelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (VNLTO)
De VNLTO bevordert de belangen van de agrarische sector in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe
en Flevoland. Haar leden, dat wil zeggen ondernemers uit die sector, betalen haar contributies, die
grotendeels worden uitgegeven voor de behartiging van hun algemene belangen. Daarnaast verricht
VNLTO enkele individuele diensten ten voordele van haar leden, waarvoor zij een vergoeding in rekening
brengt. Zij biedt deze diensten ook aan derden aan. De met deze commerciële activiteiten behaalde
overschotten worden aangewend voor de behartiging van de algemene belangen van genoemde leden. In
de loop van het jaar heeft VNLTO goederen en diensten verworven die zij heeft gebruikt voor beide
onderdelen van haar bedrijfsvorming.
Is VNLTO ondernemer voor de wet op de omzetbelasting?
Zo ja, voor het geheel of slechts voor een gedeelte? Alleen ondernemer voor de adviezen die zij geven
tegen een vergoeding. De algemene belangenbehartiging is geen economische activiteit en vormt geen
fictieve dienst o.b.v. art. 4 lid 2 OB.
OB splitsen aan de ‘poort’:
Deel gebruik voor economische activiteiten = in principe aftrekbaar.
Deel gebruik voor niet-economische activiteiten = geen aftrek.
4