SAMENVATTING
BASIS GESCHIEDENIS SOCIAAL WERK IN NEDERLAND
Hoofdstuk 1 - Motieven voor sociaal werk
Godsdienstige levensbeschouwing
Voor een gelovig persoon kan het een plicht zijn om een goddelijke
opdracht uit te voeren. Zij doen sociaal werk omdat zij het van God
opgedragen hebben gekregen. Het doen of laten van bepaalde daden kan
consequenties hebben – na de dood wordt “het laatste oordeel”geveld.
Het Joodse geloof is één van de oudste geloofsgemeenschappen op de
wereld, de geschiedenis gaat terug tot ongeveer 2000 v. Chr. Ze
kenmerken zich door te geloven in één God (monotheïsme) en door veel
regels te hanteren. Het basisboek heet de Tenach. Mozes is de
belangrijkste profeet van het Jodendom, aan hem verscheen de Tien
Geboden, die vandaag de dag nog steeds belangrijk zijn in het Jodendom
en het Christendom. Barmhartigheid en gerechtigheid zijn twee
kernwoorden van het Jodendom. Barmhartigheid is chesed in het
Herbreeuws, wat aanmoedigt om liefdevol te zijn, medelijden en
mededogen te hebben. Tsedaka, gerechtigheid in het Herbreeuws, staat
voor het recht van de armen. Het is belangrijk om de verantwoordelijkheid
te nemen over degenen die zwakker zijn.
Maimonides was een beroemde Joods geleerde die verschillende
gradaties van de tsedaka onderscheidde.
Het christendom is ontstaan uit het Jodendom. Deze beweging ontstaat
na de dood van Jezus van Nazareth. Zij geloven dat Christus (oftewel
Jezus) de zoon van god is. Het basisboek is de Bijbel. De volgelingen van
Jezus leggen grote nadruk op de c(h)aritas, de dienende liefde. Zij gaven
steun aan weduwen, wezen, zieken, armen, gehandicapten, gevangenen,
armen, etc. Ze verleenden hulp aan iedereen, ook degenen buiten hun
kringen. De tekst die inspireert tot charitas zijn de werken van
barmhartigheid, ooit uitgesproken door Jezus (en geïnspireerd op de
joodse traditie). Naastenliefde gaat over:
1. Ik had honger en jullie gaven mij te eten.
2. Ik had drost en jullie gaven mij te drinken.
3. Ik was een vreemdeling en jullie namen mij op.
4. Ik was naakt en jullie kleedden mij.
5. Ik was ziek en jullie bezochten mij.
6. Ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.
Het zevende punt is het begraven van de doden, maar is in vergetelheid
geraakt en daarna weer toegevoegd door een paus.
Het verhaal van de barmhartige Samaritaan is een verhaal dat
Christenen al jaren inspireert tot sociaal werk. In dit verhaal vertelt Jezus
een verhaal aan een man die hem probeert klem te zetten met slimme
vragen. Het gaat over een gewonde man die langs de weg ligt. Een
priester en een tempeldienaar lopen met een boog om hem heen, terwijl
een Samaritaan hem juist wel helpt. Hij is in dit verhaal de naaste van een
mens in nood.
1
,De islam is een goddienstige beweging die omstreeks 613 na Christus is
gesticht door Arabier Mohammed (570 – 632). Er zijn veel overeenkomsten
met het Joden- en Christendom. Het heilige boek is de Koran. De islam
kent vijf religieuze verplichtingen, waaronder het geven van aalmoezen,
dit heet zakat, en betekent reiniging. Het geven van aalmoezen moet een
rechtvaardige verdeling van goederen bereiken, het dient ook als
boetedoening voor zonden. Ook is het een recht van de armen. Naast de
zakat moet er een kleine bijdrage betaald worden aan het einde van de
Ramadan. Dit gebeurt per gezin. Het gaat dan om een bepaald bedrag dat
per gezinslid uitbetaald moet worden.
Het verschil tussen katholieken en protestanten is dat protestanten de
Bijbel, en dus god, zien als een leerweg. Het protestantisme is ontstaan na
de Reformatie. Het maakte zich los van het katholicisme, die het geloof als
zien als voorgeschreven regels waar men zich aan moet houden. Ook
hebben zij een paus.
Filantropia en humanitas
In de antieke Griekse wereld was burgerschap erg belangrijk. De burgers
hadden een democratie waarin rechten en plichten werden vastgesteld,
waaronder dus de aandacht voor de burgers die tekort kwamen. Vrouwen,
buitenlanders, migranten en slaven waren echter van dit burgerschap
uitgesloten. Het eerste motief hiervoor was het belang van de
gemeenschap, zoals een leger in stand houden, epidemieën voorkomen en
openbare orde beschermen. Het tweede motief waren humanitaire
waarden. Deze werden uitgedrukt in filantropia en humanitas.
Filantropia is Grieks voor menslievendheid, en staat voor verschillende
deugden, zoals welwillendheid, zachtmoedigheid, gastvrijheid. Humanitas
betekent menselijkheid in het Latijn, en staat voor mildheid,
onbaatzuchtigheid en beleefdheid. Een humanistische
levensbeschouwing is een visie op het leven waarin deze begrippen
terugkomen.
Openbare orde
Bij dit motief staat het belang van het ordelijk bestuur en de veiligheid
voor de burgers centraal. Hoe minder armoede er heerst, hoe minder
criminaliteit er zal zijn. Door belastingen te betalen helpen burgers onder
andere armenzorg, onderwijs en infrastructuur te betalen.
Sociale angst
De angst voor opstand en revolutie was ook een motief voor het bieden
van sociale steun. Armenzorg werd gebruikt als middel om sociale
spanningen tegen te gaan. Door het propageren van maatschappelijke
deugden hoopte men dat de samenleving niet uit elkaar zou vallen.
In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam de socialistische
beweging opzetten. Men werd hier erg bang van en begon meteen te
werken aan een modern socialevoorzieningenstelsel, en er werden er op
hoog tempo sociale wetten ingevoerd, waaronder die van de achturige
werkdag.
2
, In stand houden van arbeidsreserve
Er was veel sprake van periodieke werkloosheid - wanneer er schepen
gelost moesten worden of oogst binnen gehaald moest worden was er
werk, maar dat kon zo weer stil liggen. De arbeiders verhongerden of
trokken weg wanneer hier sprake van was, waardoor er niemand over was
om het werk te doen als de werkgelegenheid weer toe nam. De armen
fungeerden op dit gebied als arbeidsreserve. Er werd een
arbeidsverplichting ingesteld die de armen verbood om te bedelen, soms
bracht dit namelijk meer op dan het verrichten van werk.
Schuldgevoel en verontwaardiging
Mensen met een hoger inkomen voelden zich soms schuldig en
verontwaardigd over de verschillen tussen rijk en arm. Zij verrichtten dan
sociaal werk. De rijkeren kwamen weinig in contact met de wereld van de
armen, wanneer dit wel gebeurde kwam het vaak door boeken met
verhalen over armen. Een voorbeeld daarvan is De hut van oom Tom
(1851), een boek dat geschreven werd door Harriet-Beecher Stowe. Het
ging over de slavernij en heeft invloed gehad op het afschaffen ervan. Nog
een voorbeeld is het boek Max Havelaar (1860) van de schrijver Eduard
Douwes Dekker. Hierin werd de schandelige behandeling van de bevolking
van Nederlands-Indië beschreven. Charles Dickens (1812 - 1870) was
een schrijver die ook veel boeken schreef over sociale misstanden in de
maatschappij, waaronder Oliver Twist en A Christmas Carol.
Door dit soort boeken begonnen de rijken zich in te zetten tot het
verbeteren van woonomstandigheden, hygiëne en werk van armen.
Arnold Toynbee (1852-1883) was een docent economie aan Oxford en
stimuleerde zijn studenten om sociaal werk te doen. Na zijn dood werd de
Toynbee Hall opgericht, waar studenten een jaar gingen wonen om allerlei
sociaal-culturele activiteiten organiseerden.
Emancipatie en zelfontplooiing
In de negentiende eeuw was het voor vrouwen uit hogere standen niet de
bedoeling dat zij werkten. Wel mochten zij activiteiten doen en
organiseerden voor sociale zorg omdat dit dicht bij haar natuurlijke,
verzorgende aard lag. Aletta Jacobs (1854-1929) kreeg in 1871 als eerste
vrouw de toestemming om een universitaire studie te doen. Ze deed
geneeskunde en werd de eerste vrouwelijke arts. Ook was ze voorvechter
van het vrouwenkiesrecht. Vanaf het jaar 1870 kwam de emancipatie op,
vrouwen ontwikkelden zich steeds meer en gingen dingen doen die tot
voorheen alleen door mannen gedaan mochten worden, zoals studeren,
lesgeven, boeken schrijven en organisaties oprichten en besturen.
Het professionele motief
Vanaf het einde van de negentiende eeuw werd sociaal werk steeds meer
opgevat als volwaardig beroep. Het woord professie heeft hier een andere
betekening, het gaat om het Latijnse woord professio, wat openlijke
bekentenis en gelofte betekent. Vanaf de laatste kwart van de
negentiende eeuw wordt het professionele motief belangrijk. Sociaal werk
wordt erkend als onmisbare functie binnen de maatschappij. Dit is vooral
3