Hoorcollege: spijsvertering 1
GI physiology: functional anatomy – tractus digestivus
Het spijsverteringskanaal wordt geholpen:
– In de mondholte: spijsverteringsklieren
– Parotid (20%-50%): ligt naast/rondom je oor
– Sublingual (5%): ligt onder je tong
– Submandibular (65%-70%): produceren het meeste van
het speeksel
Speeksel bestaat uit een waterige oplossing, mucus
(glycoproteinen) en enzymen
– In het abdomen: lever, galblaas, pancreas
– In de wand van maag en dunne darm: klieren die
spijsverteringsenzymen maken
,Dus, de tractus digestivus bestaat uit:
Het hele maag-darm kanaal is ongeveer 9 meter
lang. De dunne darm is ongeveer 6 meter lang
GI physiology: functional anatomy – digestive function and processes
Functie van het spijsverteringskanaal: dat er voedsel binnenkomt, dat het kleiner wordt gemaakt,
zodat deze kleine deeltjes geabsorbeerd kunnen worden en via het bloed / lymfesysteem
Het voedsel moet door het maag-darm kanaal bewogen worden, dus er zijn spieren aanwezig
hiervoor. Er zijn ook secreties van materiaal (enzymen, hormonen), zodat cellen geïnstrueerd kunnen
worden om iets te doen
Dus, de volgorde van processen: ingestion – digestion – motility – secretion – absorption – defecation
Dus, de weg die voedsel aflegt: mondholte – slokdarm – maag – dunne darm – dikke darm – rectum
– Mondholte: initiële mechanische en chemische vertering
– Speekselklieren
(1) Submandibulaire klieren (65-70%): mix van sereuze vloeistof en mucus
(2) Parotid klieren (20-50%): speeksel en amylase
(3) Sublingual klieren (5%): vooral mucus
– Maag: mechanische en chemische vertering, absorptie, secretie en mobiliteit
– Fundus ——> lichaam (corpus) ——> antrum
, – Pyloric valve (sphincter): andere kant van de cardiac sphincter – zorgt dat chymus
doorgegeven kan worden aan de dunne darm
– Dunne darm: chemische vertering, secretie, absorptie en mobiliteit
– Duodenum (12vingerige darm), hier worden verteringssappen toegevoegd ——> jejenum,
hier vindt vertering en absorptie plaats ——> ileum, hier vindt de verbinding naar de dikke
darm plaats
– Accessoire organen: pancreas en lever, zorgen voor verteringsenzymen, buffers, en gal
– Dikke darm: dikke darm en rectum, absorbeert, houdt bacteriën vast, vormt feces
GI physiology: functional anatomy – GI tract wall has 4 layers
Waar je ook kijkt in het spijsverteringskanaal, de wand heeft altijd 4 lagen.
(1) Mucosa: epitheellaag, zit aan de kant van het lumen
– Hieronder zit de lamina propria
– Daaronder zit de muscularis mucosa
(2) Submucosa: bindweefsellaag waardoor de bloedvaten en lymfevaten lopen
(3) Muscularis externa: spierlaag
– Aan de kant van het lumen zit een circulaire spierlaag
– Meer naar buiten zit een lengte spierlaag
(4) Serosa: bindweefsellaag
– Gevolgd door de epitheellaag die het mesenterium vormt (mesenterium zorgt ervoor dat
de darmwand opgehangen is aan de dorsale zijde van de buikholte)
, Er zijn nog 2 lagen van neuronen aanwezig van het enteric nervous system (zenuwstelsel van het
maag-darm kanaal). In het spijsverteringskanaal is een bijna autonoom zenuwstelsel aanwezig. Het
enteric nervous system bestaat uit:
– Myenteric nervus plexus (Auerbach’s plexus): groepen van neuronen die tussen de
longitudinale en circulaire spierlagen aanwezig zijn
– Submucosal nervus plexus (Meissner’s plexus): groepen van neuronen die op de
submucosa aanwezig zijn
Dus:
– Mucosa
– Mucosa epitheel (inner lining; simple columnar epithelium)
– Lamina propria (ondersteunende laag van bindweefsel, met Peyer’s patches ——> lymfe
aggregaten die deel zijn van darm-geassocieerd lymfe weefsel [GALT])
– Muscularis mucosae (dunne laag van gladde spiercellen)
– Submucosa (bindweefsellaag met bloed- en lymfevaten)
– Submucosal plexus (deel van het enteric nervous system; Meissner’s plexus)
– Muscularis externa (2 lagen van gladde spieren – in perpendiculaire richting – voor peristaltiek)
– Inner circular muscle layer
– Myenteric plexus (deel van het enteric nervous system; Auerbach’s plexus)
– Outer longitudinal muscle layer
– Serosa (peritoneum) OF adventitia (geen peritoneum; slokdarm en rectum) OF fascia (farynx)
Deze opbouw geldt voor het merendeel van het spijsverteringskanaal, maar er zijn natuurlijk
uitzonderingen. Waar een peritoneum (ophangband van de darm) aanwezig is, noem je de 4e laag de
serosa, als er geen peritoneum is, noem je het de adventitia. In de keelholte (farynx) is helemaal geen
epitheel aanwezig, maar meer een membraneuze omgeving om de spierlaag heen