Clip 3: introductie Basisprincipes jaarverslaglegging
Binnen de Europese Unie zijn er twee soorten van wetgeving die van belang zijn bij de publicatie van
financiële overzichten in de vorm van een jaarverslag.
Twee soorten wetten voor de publicatie van financiële overzichten:
1 IFRS = internationale standaard voor financiële verslaggeving. Die maakt vergelijking tussen
internationaal opererende bedrijven mogelijk. Verplicht voor alle beursgenoteerde bedrijven. Biedt
een beperkte keuzevrijheid bij het opstellen van overzichten. Niet beursgenoteerde bedrijven
moeten de 2 wettelijke bepalingen naleven van het land waar ze geregistreerd zijn. Biedt meer
ruimte bij het opstellen van overzichten. Het uitgangspunt is altijd dat de beleidslijnen
overeenkomen met de maatschappelijk als aanvaardbare beschouwde normen.
Aan welke basisprincipes moeten financiële gegevens voldoen?
1. Controleerbaar zijn: extern accountant moet de cijfers kunnen controleren.
2. Betrouwbaarheid: de situatie moet juist worden weergegeven in de financiële verslagen.
3. Gebaseerd op feiten
4. Relevante informatie: nuttig, kan het daadwerkelijk gebruikt worden voor beslissing.
5. Voorzichtigheidsbeginsel
6. Matchingprincipe
Principes verslaggeving
Informatie moet relevant en betrouwbaar zijn. Kosten en opbrengsten moeten in de juiste periode
staan, realisatieprincipe en matchingprincipe. Voorzichtigheid bij onvoltooide activiteiten.
Continuïteitsbeginsel: verslagen worden gemaakt op basis van de aanname dat het bedrijf in de
nabije toekomst nog bestaat en in staat is om het geïnvesteerde vermogen terug te verdienen.
Vergelijkbaarheid: de cijfers moeten vergelijkbaar zijn met voorafgaande jaren of andere bedrijven.
Het toerekenen van kosten en opbrengsten: boekhouding op basis van toerekening
Realisatieprincipe: een onderneming behaalt haar opbrengsten uit de verkoop van goederen of
diensten. Het realisatieprincipe schrijft voor dat de omzet geboekt dient te worden als de
onderneming de risico’s met betrekking tot het geleverde definitief heeft overgedragen aan de klant.
Dan is de overeengekomen prestatie door de onderneming geleverd. Het realisatiemoment is dus
bereikt op het moment dat verkoop en levering hebben plaatsgevonden. Er mag niet gewacht
worden met het nemen van winst tot de klant betaald heeft.
Matchingprincipe: houdt in dat kosten worden toegerekend aan de periode waarin de daaruit
voortvloeiende opbrengsten ontstaat. Inkoopkosten 2017 voor de verkoop van 2018 mag niet op
resultatenrekening 2017, maar moet in 2018. Omdat ze ook echt voor de verkoop in 2018 gebruikt
zijn.
,Drie elementen in de jaarverslaglegging:
1 Balans: toont de waarde van de productiemiddelen waarin de onderneming heeft geïnvesteerd en
de manier waarop deze investeringen zijn gefinancierd op een bepaald moment.
2 Resultatenrekening: toont het verschil tussen opbrengsten en kosten van een onderneming (en
dus de winst of het verlies) over een bepaalde periode.
3 Kasstroomoverzicht: toont het overzicht van de herkomst en bestedingen van geldmiddelen over
een bepaalde periode. De ontvangsten en betalingen van het bedrijf in een jaar. Het eindresultaat
toont de uiteindelijke toename of afname van de liquide middelen in dat bepaalde jaar.
Clip 15: ratioanalyse winstgevendheid
Er zijn drie soorten ratio’s die we kunnen berekenen: winstgevendheid, solvabiliteit en liquiditeit.
Winst is een belangrijke voorwaarde voor een onderneming om het voortbestaan te garanderen.
Onder winst verstaan we: de verhouding tussen hetgeen wat we verdienen ten opzichte van het
vermogen dat heeft geholpen om dat inkomen te verdienen. Als we kijken naar winstgevendheid dan
is de resultatenrekening heel belangrijk.
Brutowinstmarge = brutowinst / omzet x 100
Operationele winstmarge = EBIT / omzet x 100
Winst/rentabiliteit: de mate waarin een onderneming winstgevend is voor de eigenaren en
investeerders. De verhouding tussen het inkomen/ de winst vs. het vermogen dat nodig is geweest
om dat inkomen bij elkaar te krijgen. Het is dus belangrijk om je winst af te zetten tegenover het
gemiddeld geïnvesteerd vermogen dat nodig is geweest om winst te creëren.
Rentabiliteit totaal vermogen RTV = bedrijfsresultaat / gemiddeld totaal vermogen x 100
zegt ons iets over de totale verdiensten die het bedrijf genereert voor de verschaffers van
vermogen. Komt percentage uit dat betekent dat voor iedere geïnvesteerde euro … cent winst
maakt. Zo hoog mogelijk.
Van het totale vermogen is …% je winst (eigen vermogen)
dus hoe hoger percentage, hoe hoger je winst is.
Rentabiliteit eigen vermogen REV = Winst voor/na belastingen / gemiddeld eigen vermogen x 100
Dit geeft aan hoe rendabel/ winstgevend het bedrijf is geweest voor de verschaffers van eigen
vermogen. Dus dat betekent dat de verschaffers van het eigen vermogen verdienen op iedere
geïnvesteerde euro … cent. Zo hoog mogelijk.
Wat is de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. Hoe hoger hoe meer eigen
vermogen je hebt ten opzichte van vreemd vermogen.
Rentabiliteit vreemd vermogen RVV = Rentekosten / gemiddeld vreemd vermogen x 100
kijken naar financiële lasten van de onderneming. Percentage levert rendement op. De
verstrekkers van vreemd vermogen ontvangen op grond van het bedrag dat ze aan het bedrijf
hebben uitgeleend .. rente. Kostenpost voor het bedrijf. Zo laag mogelijk.
Elke euro die je hebt aan vermogen heb je … %/€ geleend. Hoe lager dit is hoe beter omdat je per
euro aan vermogen niet te veel wilt lenen.
, Clip 16: liquiditeit en solvabiliteit
Solvabiliteit: de mate waarin een onderneming in staat is om aan de lange termijn verplichtingen te
voldoen.
Eigen vermogen = risicokapitaal, het is een buffer in geval van faillissement. Hoe meer eigen
vermogen je hebt, hoe minder risico voor de verstrekkers van het vreemde vermogen. De ratio’s
hiervan geven een indruk van de grootte van de buffer ten behoeve van de verschaffers van vreemd
vermogen. Ratio’s bij elkaar opgeteld is 1.
Eigen vermogen ratio = eigen vermogen / totaal vermogen
geeft aan hoeveel van de totale activa gefinancierd is met eigen vermogen. Omvang van ‘buffer’
die beschikbaar is bij faillissement. Groter dan ten minste 30-35%.
Debt ratio = vreemd vermogen / totaal vermogen
geeft aan hoeveel van het totale vreemd vermogen gefinancierd is met eigen vermogen
Bij beginnende bedrijven vaak hoger. Kleiner dan ten minste 65-70%.
Rentedekkingsfactor = bedrijfsresultaat / rentelasten
Banken die geld uitlenen willen zeker weten dat bedrijf de rente kan betalen. De EBIT moet de
rentebetalingen kunnen dekken.
Rentedekkingsfactor geeft aan in welke mate het bedrijfsresultaat kan dalen zonder dat de
rentebetalingen in gevaar komen. Rentedekkingsfactor van 1 betekent dat je precies genoeg winst
hebt om je rentelasten te betalen. Het liefst wil een bedrijf een rentedekkingsfactor van minimaal 2
of 2,5 zodat de winst nog kan dalen en dat er dan nog geen probleem ontstaat.
Liquiditeit = de mate waarin een onderneming in staat is aan de korte termijn verplichtingen te
voldoen.
Dynamische liquiditeit: met behulp van een liquiditeitsbegroting. geeft aan of in een bepaalde
periode de binnenkomende geldstroom de uitgaande geldstroom overtreft. De kasstroom moet
positief zijn. Lastiger te berekenen als buitenstaander.
Statische liquiditeit: vergelijkt de vlottende activa met de korte termijn verplichtingen.
Nettowerkkapitaal: vlottende activa – kort vreemd vermogen
GETAL BOVEN 0. Geeft aan dat we voldoende vlottende activa hebben om alle korte termijn
schulden af te lossen.
Dus het bedrag in euro ’s dat je over hebt na het aflossen van het kort vreemd vermogen.
Current ratio: vlottende activa : kort vreemd vermogen
HOGER DAN 1, vaak 1,5 of 2. Geeft verhouding aan tussen vlottende activa en korte termijn
schulden. Om aan alle verplichtingen op kort termijn te voldoen moeten de korte termijn schulden
lager zijn dan de vlottende activa.
HOGER DAN 1. Geeft verhouding aan tussen vlottende activa en korte termijn schulden.
Voorraden worden niet meegeteld omdat er verschillende waarden aan voorraden zitten. Ze kunnen
bederfelijk zijn, de waarde kan zakken en er kan inflatie ontstaan.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper LotteBrouwer21. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.