Samenvatting vreemdelingenrecht
Hoofdstuk 1
1.2 bronnen
Staten die partij zijn bij een verdrag zijn ten opzichte van elkaar gehouden zich aan de bepalingen van dat
verdrag te houden. In beginsel kunnen daarom alleen staten rechten aan verdragen ontlenen.
De lidstaten van de Europese Unie hebben bij verdrag op het gebied van vrij verkeer van goederen, diensten en
personen bevoegdheden overgedragen aan de Unie om regels op te stellen. Burgers met de nationaliteit van een
lidstaat en hun familieleden kunnen rechtstreeks, zonder tussenkomst van het nationale recht, rechten ontlenen
aan het unierecht dat met voorrang boven het nationale recht moet worden toegepast.
Een vreemdeling is volgens de vreemdelingenwet ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op
grond van een wettelijke bepaling als Nederlander moet worden behandeld.
Mensen die de nationaliteit van een derde land bezitten worden in het spraakgebruik vaak derdelanders
genoemd.
De Europese unie bestaat uit zevenentwintig lidstaten. Iedereen met de nationaliteit van een van de lidstaten is
op grond van artikel 20 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) burger van de
Unie. Artikel 20 van het VWEU bepaalt dat burgers van de Unie recht hebben vrij te reizen en te verblijven op
het grondgebied van de lidstaten onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden neergelegd in de
verdragen en de bepalingen die ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld.
In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt tussen 1. Verblijfsrecht voor maximaal drie maanden waarvoor
alleen het bezit van een geldig identiteitsbewijs wordt verlangd (art. 6 RI) 2. Verblijfsrecht voor meer dan drie
maanden, als werknemer, zelfstandige, niet economisch actieve of verblijf voor studie of beroepsopleiding (art. 7
RI) 3. Een duurzaam verblijfsrecht (art. 16 RI). Omdat ook de gezinsleden van burgers van de lidstaten van dat
recht op beweging en vestiging meeprofiteren, ongeacht hun nationaliteit, wordt in de Nederlandse
vreemdelingenwet het; ruimere begrip ‘gemeenschapsonderdanen’ gebruikt. Dit begrip is in artikel 1 sub e VW
te vinden.
Naast de verdragen die zijn gesloten tussen de EU-lidstaten zijn er ook associatieverdragen en
samenwerkingsovereenkomsten gesloten tussen de Europese Unie en derde staten, zoals het Associatieverdrag
EEG-Turkije en de samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Marokko, Algerije en Tunesië.
In Nederland kan een individu voor de nationale rechter een beroep doen op internationale regels als deze zich in
bewoording doel en strekking lenen voor directe toepassing. Het is aan de rechter om te bepalen of dit zo is. Op
basis van art. 94 Grondwet moet de rechter een wettelijk voorschrift buiten toepassing laten als dit strijdig is met
een direct werkende verdragsbepaling.
Kenmerkend voor mensenrechtenverdragen is dat zij rechten formuleren ten gunste van individuen ongeacht hun
nationaliteit. Mensenrechten gelden voor een ieder die zich binnen de rechtsmacht of in elk geval op het
grondgebied van een verdragsstaat bevindt.
Mensen die bescherming inroepen tegen refoulement(terugsturen) vragen asiel. In de Nederlandse
vreemdelingenwet wordt een scherp onderscheid gemaakt tussen vreemdelingen die asiel vragen en
vreemdelingen die om andere redenen in Nederland willen verblijven. De regels die niet over asiel gaan worden
ook wel het reguliere vreemdelingenrecht genoemd.
1.2.2. Bronnen, nationaal
Het vreemdelingenrecht in Nederland kan worden onderverdeeld in het Materiële of inhoudelijke
vreemdelingenrecht, waarin wordt geregeld welke verblijfsrechten er zijn en onder welke voorwaarden men
daarvoor in aanmerking komt. En het formele of procedurele vreemdelingenrecht, dit is een specifiek onderdeel
van het Nederlandse Bestuursrecht waar in het gaat om de juridische relatie tussen individuen en
bestuursorganen. Het Nederlandse vreemdelingenrecht is neergelegd in de vreemdelingenwet, het
vreemdelingenbesluit en het voorschrift vreemdelingen.
1.3 procedure
Zo zal ook de vreemdeling die een vergunning voor een verblijf in Nederland wil een aanvraag moeten indienen.
Op een aanvraag dient het bevoegde bestuursorgaan een besluit in een individueel geval wordt een beschikking
genoemd. Een beschikking kan 1 of meer rechtsgevolgen hebben. Als een aanvraag van een vreemdeling wordt
ingewilligd, is het rechtsgevolg dat hij rechtmatig in Nederland mag verblijven. Als de aanvraag wordt
afgewezen, zijn de rechtsgevolgen onder meer dat hij Nederland binnen een bepaalde tijd moet verlaten, dat hij
geen recht heeft op bepaalde voorzieningen en dat hij zo nodig met dwang kan worden uitgezet.
,Tegen een afwijzende beschikking kan in de meeste gevallen bezwaar worden gemaakt. Een bezwaarschrift moet
worden ingediend bij het bestuursorgaan dat het gewraakte besluit heeft genomen. Na gehele of gedeeltelijke
afwijzing van het bezwaar of administratief beroep kan de betrokkene zich wenden tot een onafhankelijke
rechter door een beroepschrift in te dienen. De beroepsrechter die in vreemdelingenzaken bevoegd is, is de
afdeling bestuursrechtspraak van de raad van state (ABRvS). Als de rechtsgevolgen van de beschikking worden
opgeschort in afwachting van de beslissing op het bezwaar of beroep, dan heeft het rechtsmiddel schorsende
werking. Als er geen schorsende werking is, kan hij om een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter
vragen. Hij vraagt dan aan de rechter de uitzetting te verbieden zolang bezwaar-of beroepsprocedure loopt.
Formeel is de minister van Immigratie en Asiel degene die bevoegd is om beslissingen te nemen op aanvragen in
het kader van de vreemdelingenwet. Minister van Immigratie en Asiel heeft geen eigen ministerie. Hij is
ondergebracht bij het ministerie van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties.
Als het gaat om visumverleningen is formeel de minister van Buitenlandse zaken bevoegd. In veel gevallen heeft
hij deze bevoegdheid gemandateerd aan de visadienst. De visadienst is een uitvoerende dienst die net als de IND
onder het ministerie van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties valt.
, Hoofdstuk 2 rechtmatig verblijf
In de vreemdelingenwet wordt gesproken van rechtmatig of niet-rechtmatige verblijf. In de wet zijn dertien
groenden van rechtmatig verblijf opgesomd. Dit is volgens de wetgever een limitatieve opsomming. Als een
vreemdeling zijn verblijf niet op een van deze gronden kan baseren, verblijft hij niet rechtmatig in Nederland. De
vreemdeling heeft op grond van art. 8 VW in Nederland het rechtmatig verblijf. De dertien gronden van artikel 8
VW kun je weer onderverdelen in vier categorieën:
1. Rechtmatig verblijf op grond van een vergunning
2. Rechtmatig verblijf op grond van het unierecht
3. Rechtmatig verblijf in afwachting van de beslissing op aanvraag of in afwachting van het indienen van
een asielaanvraag.
4. Rechtmatig verblijf op grond van de wet.
Rechtmatig verblijf op rond van een vergunning
Rechtmatig verblijf kan een vreemdeling hebben op basis van een van de vier verblijfsvergunningen die de
vreemdelingenwet 2000 kent. Dat zijn de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, de verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd, de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en de verblijfsvergunning asiel voor
onbepaalde tijd.
Rechtmatig verblijf op grond van het unierecht
Een gemeenschapsonderdaan ontleent zijn recht op verblijf in Nederland rechtstreeks aan het unierecht. Op
grond van de definitie in artikel 1 sub e VW moet onder gemeenschapsonderdaan worden verstaan: burgers van
de lidstaten van EU, EER en van Zwitserland derdelanders die als familieleden van EU-, EER-burger of Zwitser
hun verblijfsplaat aan het unierecht ontlenen. Het unierecht gaat boven het Nederlandse recht en heeft directe
werking in de Nederlandse rechtsorde.
Hetzelfde als hierboven opgemerkt over gemeenschapsonderdanen geldt ook voor een Turkse werknemer en zijn
gezinsleden die hun verblijfsrecht ontlenen aan het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije.
Turkse werknemers hebben na een bepaalde periode van legale arbeid het recht deze arbeid voort te zetten. Dat
impliceert dat betrokkene en zijn gezinsleden rechtmatig verblijf hebben (art. 8 sub 1 VW).
Rechtmatig verblijf in afwachting van de beslissing op aanvraag
Een vreemdeling die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend heeft in beginsel
rechtmatig verblijf tot het moment waarop een beslissing op zijn aanvraag wordt genomen. Dit geldt voor alle
vier de verblijfsvergunning die op grond van de vreemdelingenwet bestaan.
In beginsel krijgt elke asielzoeker die te kennen heeft gegeven een asielverzoek te willen indienen een
rustperiode van minimaal zes dagen voordat formeel de aanvraag wordt ingediend. Gedurende deze rustperiode
heeft hij rechtmatig verblijf op grond van art. 8 sub m VW.
Op de hoofdregel dat een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft in afwachting van de behandeling van een
aanvraag gelden twee uitzonderingen: in geval van het indienen van een herhaalde aanvraag en het indienen van
een aanvraag die kan worden afgewezen wegens gevaar voor de openbare orde of de nationale veiligheid.
Een herhaalde aanvraag is in de vreemdelingenwet gedefinieerd als een aanvraag op grond van art. 4:6 lid 2
AWB kan worden afgewezen, art. 1 sub f VW. De tweede uitzondering op de hoofdregel is vastgelegd in art. 3
lid 2 Vb.
Bij afwijzing van de aanvraag is een van de rechtsgevolgen dat betrokkene vreemdeling niet langer rechtmatig in
Nederland verblijft. Tegen een afwijzende beschikking kan bezwaar of beroep worden ingediend.
Rechtmatig verblijf op grond van de wet
Vreemdelingen die voldoen aan een aantal vereisten mogen in beginsel voor maximaal drie maanden in
Nederland verblijven. In zeer bijzondere omstandigheden kan deze termijn worden verlengd tot zes maanden.
Er worden in art. 8 VW nog twee gronden voor rechtmatig verblijf genoemd. Een vreemdeling die is
uitgeprocedeerd wordt niet uitgezet zolang gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of een van zijn
gezinsleden niet verantwoord is om te reizen art. 64 VW.
Een vreemdeling die op deze grond uitstel van vertrek krijgt heeft op grond van art. 8, onder j rechtmatig
verblijf.
Het tweede bijzondere geval betreft vreemdelingen die als slachtoffer aangifte willen doen van mensenhandel op
grond van artikel 273F Sr.
Gedurende de bedenktijd hebben zij rechtmatig verblijf op grond van art. 8 onder k VW.
Koppelingsbeginsel
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ingrid1991. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.