Rechtsstaat
SAMENVATTING HOOFDSTUK6&7 + BEGRIPPEN 1TM5
Parlementaire democratie
SAMENVATTING HOOFDSTUK2,3,4&5
reeljippahcstaaM
HET ERASMUS
EMMA KUIPHUIS KLAS 4VA
, PARLEMENTAIRE DEMOCRATIE
Politieke stromingen
2.1 WAT IS EEN IDEOLOGIE?
Ideologie: Een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste
inrichting van de samenleving.
3 belangrijkste politieke stromingen: het liberalisme, het confessionalisme en het
socialisme.
Bij ideologieën gaat het vooral om de volgende twee aspecten:
Normen en waarden die voor iedereen in de samenleving zouden moeten gelden.
De gewenste sociaaleconomische verhoudingen van de samenleving.
Links-> Overheid heeft sterke actieve rol op gebied van economie, uitkeringen,
onderwijs en gezondheidszorg en beschermt en helpt zwakkeren. Links wil de
ongelijkheid tussen mensen verminderen met goede uitkeringen en andere
voorzieningen want mensen hebben niet allemaal dezelfde kansen om goed voor
zichzelf te zorgen.
Rechts-> Weinig overheidsbemoeienis op sociaaleconomisch gebied. Mensen zelf
verantwoordelijk voor beter bestaan. Rechts ziet economische ongelijkheid in de
samenleving en dus ook inkomensverschillen als onvermijdelijk.
Politieke midden-> Ideologie zit tussen recht en links in.
2.2 DE DRIE HOOFDSTROMEN
Liberalen -> RECHTS. Vrijheid, Vrijemarkteconomie, Individuele
verantwoordelijkheid, tolerantie. VVD & progressieve liberalen D66.
Het liberalisme gaat uit van wat goed is voor het individu, is ook goed voor de
maatschappij. Mensen zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. Overheid beperkt zich
tot kerntaken als defensie, onderwijs en de bescherming van de rechtsstaat en de
klassieke grondrechten.
Het is ontstaan in 19e eeuw na de Franse Revolutie.
Socialisme -> LINKS. Mensen moeten solidair met elkaar zijn: de sterkste
schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Kennis, inkomen en macht moet
eerlijker verdeeld worden. Verzorgingsstaat moet dus blijven en het liefst
uitgebouwd worden. PvdA, SP & GroenLinks.
Het is ontstaan n.a.v. slechte werkomstandigheden van de arbeiders in 19e eeuw. De
socialisten verzetten zich tegen de wantoestanden die in hun ogen gevolg waren van
vrijemarkteconomie waar kapitalisten elkaar beconcurreerden door arbeidslonen te
verlagen. Doel van socialisten was om eind te maken aan armoede en ongelijkheid.
Hoe ze dit het beste konden doen waren de meningen over verschillend.
-Communisten wilden dat arbeiders door een revolutie macht over zouden nemen.
Rusland-> USSR de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken.
-Sociaaldemocraten wilden maatschappelijke verbeteringen bereiken langs
parlementaire weg.
Confessionalisme -> POLITIEKE MIDDEN. Maatschappij/harmonie. Politieke
opvattingen gebaseerd op geloofsovertuigingen. Organische staatsopvatting: de
samenleving is vergelijkbaar met een menselijk lichaam, alle onderdelen van
elkaar afhankelijk zijn en ook alleen in onderlinge samenhang kunnen
functioneren. CDA & ChristenUnie. SGP is een kleine, streng orthodoxe,
christelijke partij.
, Christendemocraten streven naar samenleving met:
-Rentmeesterschap: mens heeft de taak om goed voor de door God aan ons
toevertrouwde aarde en natuur te zorgen.
-Solidariteit: Bijbelse begrip 'naastenliefde'. Zorgen voor kwetsbaren in
samenleving.
-Harmonie: Dat organisaties, burgers en overheid moesten samenwerken.
-Gespreide verantwoordelijkheid: mensen verantwoordelijk voor elkaars
welzijn.
Overheid heeft aanvullende rol en moet zo veel mogelijk overlaten aan het
maatschappelijke middenveld, zoals welzijnsinstellingen en schoolbesturen.
2.3 ANDERE POLITIEKE RICHTINGEN
Vanaf 1960-1969, tijd van ontzuiling, is er ontideologisering: het verdwijnen van
ideologie als leidraad voor het politieke leven. Er ontstonden meer pragmatische en
populistische partijen die niet behoorden tot de traditionele ideologieën.
Pragmatisme: partijen hebben geen vaste uitgangspunten of principes. Afhankelijk
van het probleem, wordt een oplossing gekozen. De D66 is hier een voorbeeld van.
Ecologisme: benadrukt de wederzijdse afhankelijkheid van mensen en de natuurlijke
omgeving. De marktgerichte economie moet vervangen worden door een
milieuvriendelijke en duurzame productiewijze. GroenLinks & Partij voor de Dieren.
Populisme: er kan makkelijk een oplossing gevonden. Het populisme is niet links of
rechts, niet progressief of conservatief. In hun weerzin tegen veel
overheidsbemoeienis lijken ze liberaal, maar net als sociaaldemocratische partijen
zijn ze voor bescherming van zwakkeren zoals ouderen. Het populisme heeft veel
nationalistische standpunten-> ze zijn tegen immigratie en tegen inmenging van het
buitenland. De stroming zegt nadrukkelijk de 'vox populi' te willen laten horen: de
stem van het volk. PVV, Front National (Frankrijk), Alternative für Deutschland en
de Deense Volkspartij.
Progressief: Vooruitstrevend, veranderingsgezind en toekomstgericht. Vaak linkse
partijen.
Conservatief: Behoudend, gericht op heden en verleden: 'houden wat je hebt'.
reactionair: conservatieven willen dat situatie van vroeger terugkeert. Vaak rechtse
partijen.
Kosmopolitisme: globaliseren.
Nationalisme: tegen inmenging van het buitenland.
One-issuepartijen: partijen die zich op 1 doelgroep richten.
Antidemocratische partijen: partijen met standpunten in strijd met de rechtstaat.