Samenvatting boek e-coaching
Anne Ribbers en Alexander Waringa
Hoofdstuk 4: De kracht van e-coaching
De vijftien ingrediënten van e-coaching
1. Plaats- en tijdonafhankelijkheid
Er is geen reistijd. Asynchrone communicatie, waarbij de cliënt (en coach) zelf bepaald wanneer
hij contact heeft met de coach. Dit zorgt voor maximale tijdsefficiëntie. Geen reiskosten.
2. Een aaneenschakeling van contacten
Contactfrequentie is belangrijk voor succes traject. Bij e-coaching meer contactmomenten
mogelijk met minder grote tussenpozen. Gemiddeld 2-3x per week. Zorgt voor levendige
interactie, met veel feedbackmomenten. Proces kan versneld of vertraagd worden naar keuze.
3. Kleine actiestappen
Vanwege frequente contactmomenten, kleinere stappen mogelijk in het veranderingsproces. Dit
verminderd de kans dat het traject faalt omdat er te grote stappen zijn genomen. Cliënt doet
meer succeservaringen op. Snelle terugkoppeling waardoor motivatie hoog blijft.
4. Op basis van ervaringsleren
Cliënt oefent in de voor hem relevante praktijk, bv op werk op in de thuissituatie en niet op
kantoor bij de coach.
5. Hoge mate van betrokkenheid
Bij F2F-coaching cyclus waarbij er een piek van betrokkenheid is wanneer afspraak dichterbij
komt en neemt af naarmate de tijd verstrijkt. Bij e-coaching wordt dit doorbroken door de
frequente contactmomenten. Cliënt is intensiever bezig in het proces en verbintenis met coach is
groter.
6. Snel tot de kern
Cliënt bevind zich al in een veilige omgeving en dit hoeft dus niet (langdurig) gecreëerd te
worden in het eerste gesprek. Hierdoor kom je eerder tot de kern. Anonimiteitsprincipe
waardoor cliënt meer open praat, minder behoefte aan sociaal wenselijk gedrag.
7. Beter bij de les
Bij coaching achter de computer kan je alles nog na lezen, je kan langer nadenken, gedachten
formuleren, herlezen, reflectie etc. Dit verhoogd het concentratieniveau aandacht voor leren
8. Ruggespraak mogelijkheden
Mogelijkheid om gesprek te onderbreken om te kunnen overleggen met derden, dit draagt bij
aan reflectieproces. (zowel voor coach als cliënt)
de volgende ingrediënten zijn van toepassing op chat- of e-mailcoaching.
9. Het staat zwart op wit
Heldere structurering van coachingstraject. Hoeft geen aantekeningen te maken of BHP’s uit te
werken. Je kan op willekeurig moment alles terug lezen meer procesinzicht.
10. Structureren en motiveren
Schrijven leidt tot structureren en motiveren, het ordent onze gedachten. Bij nalezen is er direct
reflectie (recursieve proces). Er wordt afstand genomen en er komt ruimte voor bewustwording.
11. Spiegelende functie
Distantiëring van het probleem (op scherm zetten) zorgt voor reflectie, vanuit verschillende
perspectieven kunnen kijken. Probleem in andere context.
12. Snel toegang tot emoties
Door schrijven (in tegenwoordige tijd en eerste persoonsvorm) worden cognitieve processen
geactiveerd die bijdragen aan emotionele verwerking. Jongeren vinden moeilijk om over
emoties te praten maar kunnen ze wel opschrijven.
13. Individuele controle over het proces
Grote mate van autonomie in zelf het proces bewaken en controleren. Cliënt bepaald zelf hoe
vaak en veel hij wil schrijven. Zelfwerkzaamheid wordt gestimuleerd.
, 14. Blijvende positieve bekrachtiging
Positieve en aanmoedigende commentaren worden langer bewaard en vaker herlezen. Coach
kan hier gebruik van maken. Cliënt kan ze dan opnieuw lezen bij moeilijke momenten.
15. Terugvalpreventie
Het bewaren van het verhaal/coachingstraject biedt de mogelijkheid het later, na afsluiting, het
succes nog een keer te herlezen. Dit zorgt dat verandering beter kan worden vastgehouden.
Coping technieken en hulpinstrumenten kunnen opnieuw worden ingezet in de toekomst.
De drie basispijlers van e-coaching
De voorgaande ingrediënten zijn gebaseerd op de volgende drie pijlers:
1. Asynchroniciteit
Ongelijktijdigheid in communicatie. Synchrone communicatie is gelijktijdig, bv bij F2F-coaching
Hoe meer tijd er tussen berichten zit, hoe meer sprake van asynchroniciteit. Dienstverlening is
placeless, maakt niet uit waar coach of cliënt zich bevinden.
Bv. Voicemail, chat (meer synchroon), videoboodschap, audio-opname, sms etc. Je kan het ook
mengen, bv F2F en tussendoor e-mailcontact.
2. Sociale anonimiteit
Belangrijk motivatie om te kiezen voor e-coaching. Aanwezigheid van soortgenoot bij uitvoeren
van een moeilijke taak zorgt dat het moeilijker wordt door stress en beoordeling. Minder kans
op overdracht en sociaal wenselijk gedrag. Cliënt voelt zich niet bekeken. Ook geen last van
vooroordelen op uiterlijk etc.
Drie functies van sociale anonimiteit:
- Herstel (recovery): verminderen van het onderdrukken van emoties en gedachten
(disinhibitie). Herstelfunctie zorgt dat als iemand dit heeft moeten onderdrukken hij zich
ook even kan ontladen. Dit doen we in een vertrouwde omgeving.
- Disclosure: ongeremd gedachten en gevoelens uiten zonder angst of schaamte voor
beoordeling.
- Autonomie: in staat zijn zelf te bepalen wat je doet of laat. Basisbehoefte vd mens. Hoe
autonomer hoe meer ruimte om te experimenteren met nieuw gedrag.
Nadeel: Geen gebruik van non-verbale communicatie kan tot misinterpretaties leiden.
Succesfactor: cliënt durft sneller en meer van zichzelf te laten zien. Gevoel van
onschendbaarheid.
3. Schrijven
Cruciaal dat er zeer weloverwogen en bewust wordt omgegaan met taal. Antwoorden en
feedback zijn doelgericht en zorgvuldig geformuleerd.
Schrijven over een gebeurtenis draagt bij aan de cognitieve en emotionele verwerking ervan.
Op sociaal, cognitief en emotioneel gebied treden duurzame veranderingen op. Van je
afschrijven werkt therapeutisch, werkt ontlastend en bevrijdend. Stressniveau neemt af.
Hoofdstuk 5 en 8: Het ABC-model
Model dat aansluit op de manier waarop mensen leren en gedragsveranderingen realiseren.
ABC-model = Accelerated (versneld) Behavioral (gedrag) Change (voor verandering).
Drie proceselementen die altijd aanwezig zijn in een coachingstraject: awareness, feedback,
knowledge transfer.
Fase 1: Analyze - inputfase
Doel is om de huidige situatie van de cliënt in kaart te brengen, vast te stellen hoe de cliënt zelf
naar deze situatie kijkt, mogelijkheden inventariseren en doelen stellen.
De coachvraag wordt geanalyseerd aan de hand van 4 stappen:
1. Explore (onderzoeken)
Verkennende fase, coachvraag wordt vanuit verschillende perspectieven benaderd. Alle
belangrijke informatie wordt boven tafel gehaald en besproken.
Vb. Wat is feedback volgens jou? Hoe goed ben je in het geven van feedback?
, 2. Reality (realiteit)
Onderscheid maken tussen aannames, gevoelens en feiten. Hoe wordt de informatie
geïnterpreteerd. Verdieping op fase 1 en in relatie brengen met de context (voorbeelden).
Achterhalen van de vraag achter de vraag. Zodra kern van de coachvraag is bereikt, door naar
volgende stap.
Vb. Hoe vaak geef je feedback? Hoe geef je feedback? Wat gaat (niet) goed? Hoe ervaren
ontvangers de feedback?
3. Opportunities (mogelijkheden)
Stilstaan bij de gewenste situatie en hoe er bewogen kan worden van huidige naar nieuwe
situatie. Hoe kan omgeving bijdragen? Wat zijn mogelijkheden, opties, hulpbronnen etc. Gericht
op zelfontdekking. Stimuleren om out-of-the-box te denken.
Vb. Hoe zou je feedback willen geven? Wat heb je hier voor nodig? Wat heb je tot nu toe gedaan
om beter feedback te geven? Wat zijn mogelijke obstakels? Wanneer kan je er aan werken?
4. Objectives (einddoelen)
SMART doelen stellen
DIT STUK VERGELIJKBAAR MET HET KIPPENTRAPPETJE.
Fase 2: Internalize – de cliëntcirkel en de reinorcementcirkel.
Fase van de praktijk, cliënt gaat oefenen in praktijksituaties. Bevat twee procescirkels.
De cliëntcirkel:
Cliënt gaat proactief aan de slag met zijn ontwikkelingspunten. Internaliseren van gewenst
gedrag. Deze fase bestaat uit 4 stappen die circulair worden doorlopen en herhaald:
1. Goal (doel)
Doelen opdelen in subdoelen, specifieke opdrachten en oefeningen (gedragsexperimenten)
Gevolgen, hindernissen en resultaten bespreken.
Vb. Wanneer deze week oefenen met feedback geven?
2. Action (actie)
Cliënt gaat aan de slag met de oefeningen, in de praktijk. Hoe realistischer en kleiner het
gedragsexperiment, hoe groter de kans op succeservaringen.
3. Reflection (reflectie)
Ervaringen uit de vorige stap door de cliënt laten duiden en bestendigen. Ervaringen uit eigen
gedrag, gedrag van direct betrokkenen en het behaalde resultaat. Reflecteren op acties.
4. Review (beoordelen)
Is het doel bereikt? Wat heeft het opgeleverd? Moet het experiment worden herhaald of
aangepast. Na deze stap kan je het proces opnieuw herhalen.
Vb. Hoe gaat het nu met feedback geven? Hoe vaak pas je het geleerde gedrag toe? Hoe komt het
over? Ben je tevreden met hoe je nu feedback geeft?
De reinforcementcirkel:
De cliëntcirkel wordt omsloten door de reinforcement- of bekrachtigingscirkel. Wat de cliënt
leert wordt bekrachtigd. Het geeft weer hoe de voortgang van de cliënt kan worden
gestructureerd, ondersteund, gestimuleerd en bestendigd.
Operante conditionering gedrag belonen of straffen.
Reinforcement door de situatie
Reactie vanuit de omgeving die nieuwe gedrag van de cliënt bekrachtigd of ontmoedigd.
Reinforcement door de coach
Positieve feedback, complimenten, terugkoppeling, aanmoediging etc om cliënt te stimuleren.
Negatieve consequenties, inventariseren van misinterpretatie en onjuiste aannames.