Cultuur Allemaal andersdenkenden
Deel 1
„Cultuur 1‟:
- In de meeste westerse talen „beschaving‟, zich uitend in onderwijs, kunst en
literatuur
- Ook wel „cultuur in engere zin‟
„Cultuur 2‟:
- Als „mentale programmering‟ (in de sociologie en antropologie)
- Omvat alle patronen van denken, voelen en handelen
- Niet alleen „geestelijke verfijning‟, maar ook alledaagse zaken als groeten, eten,
gevoelens tonen, fysieke afstand tot anderen etc.
- Collectief verschijnsel
- „Ongeschreven regels voor het sociale spel‟
- Aangeleerd, en niet aangeboren
Voorbeelden taal/dialect, eten/tijdstip, drinken, kleding, geldgebruik, omgang met de
fiscus/zwart geld, huis(inrichting ), „opsmuk‟, omgang met „leiders‟.
Verschillende definities:
Is de collectieve programmering van de menselijke geest in een bepaalde
omgeving (Hofstede 1991).
het geheel van gemeenschappelijke verworvenheden en waarden, kennis en inzicht op
het vlak van het geestelijk en zedelijk leven, de wetenschap, de kunsten, de mens- en
wereldbeschouwing.
Al die dingen die mensen denken, doen en hebben: gewoonten en gebruiken,
godsdienst, normen en waarden, bestaanswijze, muziek en voorwerpen, bouwwerken.
Cultuur …
- Cultuur is aangeleerd, niet overgeërfd.
- Veel van de programmering gebeurt via de opvoeding en scholing.
- Sommige zaken lopen via socialisatie/omgaan met anderen.
- Cultuur beïnvloedt de manier waarop we denken, voelen en ons gedragen.
- Cultuur vormt zelfs onze waarneming en vervormt ons oordeel over anderen.
- We zijn ons er vaak niet van bewust hoe zeer cultuur onze manier van communiceren
beïnvloedt.
Zichtbaar en onzichtbaar
Als een ui met enkele lagen:
1. Tastbare zaken (buitenste laag/„artefacten‟): fietspaden,
gordijnen open, gebruiken (brood/melk bij lunch),
merken.
Met :
- Symbolen – woorden/gebaren/objecten (tulp)
, - Helden – Mandela, Michael Jordan, Lance Armstrong
- Rituelen – wijze van groeten, respect tonen, sport
2. Normen en waarden
Norm: wat is normaal/abnormaal?
Waarde: wat is goed/juist?
(Ook levensovertuiging/godsdienst)
3. Basiswaarden (diepste laag)
Abstract en onzichtbaar, geleerd voordat je 7 jaar bent, niet ervan bewust,
basiswaarden van de eigen cultuur.
Elementen
Instituties: tamelijk duurzame organisatievorm in de samenleving – huwelijk, kerk,
politieke partijen, koningshuis, vakbonden, maatschappelijke verenigingen, leger
- Huwelijk (wie kiest huwelijkskandidaat?; betekenis huwelijk?
Waarden: maatstaven om gedrag te beoordelen goed - fout
- Veel “-heid”-woorden, vrijheid van meningsuiting, gelijkheid , maar ook trouw, eer,
plicht enz.
- „Politieke waarden‟: individuele vrijheid, meer gelijkheid, gezin centraal.
Levensovertuigingen: opvattingen over mens + zijn omgeving
- Religies, filosofische systemen (zonder een god: Shintoïsme)
Normen: gedragsvoorschriften geboden en verboden!
- Etiquette: eten, kleding, eetvoorschriften, voedselbereiding, ed.
- Jodendom, Christendom, Islam: vele voorschriften.
- Taboes: iets dat je niet mag doen.
Gebruiken: terugkerende gewoontes (zonder dwingend te zijn)
- Cadeaus geven, hand geven, vieringen, besnijdenis, nieuwjaar, halal of koosjer
voedsel, ed.
Rituelen: gestandaardiseerde gebruiken –precies volgens de regels (i.t.t. „gebruiken‟)
- Erediensten, huwelijksvoltrekking.
- Cultus: gebruik/ritueel met bijzondere waarde (verering god, persoon ed.).
Symbolen: tekens die een bepaalde waarde vertegenwoordigen
- Christelijk kruis, Inhang teken, nationale vlag, auto/chauffeur directeur
Helden: personen met een voorbeeldfunctie
- Lance Armstrong, Mandela , enz.
- Ook antihelden: Lance Armstrong
, Taal: manieren om te communiceren
- Engelsen zeggen bijv.: „Interesting‟ als ze het eigenlijk maar niets vinden.
- Ook gezegden („eerlijk duurt het langst‟), humor.
Kunsten en wetenschappen: subjectieve en objectieve beschrijvingen van de wereld.
Context, tijd en ruimte (Edward en Mildred Hall (1990))
Hoge context- of Lage contextcommunicatie: Hoe expliciet of impliciet communiceert
men.
Monochrone of polychrone tijdsbeleving: Hoe strikt volgens de tijdsplanning doet men
dingen.
Ruimtebeleving: openbaar/privé: Hoe ervaart men bij persoonlijke communicatie
„afstand‟ tot elkaar.
Hoogcontext-communicatie
- Veruit de meeste informatie van een bericht vervat in de context. In De woorden die er
gesproken worden , zijn totaal ondergeschikt aan datgene wat er niet gezegd wordt.
- De bedoelingen van de gesprekspartner moeten afgeleid worden uit de relatie met die
gesprekspartner, referenties aan gebeurtenissen uit het verleden of algemene zaken, en
uit gebaren, blikken, en pauzes.
- Vooral Aziatische en Arabische culturen zijn meesters in het overbrengen van
informatie zonder (veel en/of relevante) woorden te gebruiken.
Laagcontext-communicatie
- Alle informatie die nodig is om een bericht te kunnen begrijpen is opgenomen in het
bericht zelf.
- Je zou dit „recht voor zijn raap‟ communicatie kunnen noemen, en het zal je niet
verbazen te horen dat de Nederlandse cultuur laag-context is.
- In Ned. Is het de norm om vanuit weinig context te communiceren; de meesten doen
dat zo.
- Direct/letterlijk/non-verbaal= minder belangrijk/begin bij de kern en later de
„bijzaken‟.