Vroege middeleeuwen 500-1000 (H1 tot H6)
Het ontstaan van Europa
Romeinse Rijk na val opgedeeld in drie beschavingen; West Europese, Byzantijnse en Islamitische.
West Europa tussen 500 en 1000,
- Zesde en zevende eeuw → Invasies, toename macht grootgrondbezitters, verval steden,
hongersnood en plagen op het platteland, verspreiding christendom, vergroting macht
kloosters, uitbreiding onder Karolingen.
- Vanaf 800 → Val Karolingische rijk onder Karloman, invasies Vininken/Moslims/Hongaren,
ontstaan sterke koninkrijken (Engeland en Duitsland).
- Rond 1000 → Einde invasies, groei steden, bloei handel, kerkelijke vernieuwingen, groei
literatuur, betere oogsten, verdere uitbreiding macht landheren.
H1 Rome wordt christelijk (31 v.Chr.-430 n.Chr.)
Romeinse Rijk tussen 31 v.Chr en 180 n.Chr.
- Grote culturele diversiteit (taal, ras en religie)
- Leger van 300.000 tot 500.000 soldaten
- Groot wegennetwerk
- Meer dan 50 miljoen inwoners
- Relatieve vrede
- Elite (3%)dominant in bestuur, romanisering en profiteren rijkdom
- Rijkdom geconcentreerd in steden
- Productie (economie) vanuit platteland
- Bestuur vanuit steden
- Graan, druiven en olijven belangrijkste grondstoffen
- Productie op basis van commerciële boerderijen in handen van grootgrondbezitters
- Arbeid in de landbouw door slaven, arme arbeiders en pachters
- Merendeel inwoners arm en ondervoed
Verval in de derde eeuw en herstel in de vijfde eeuw.
- Aanvallen van vijandige stammen
- Anarchie en militaire staatsgrepen
- Levenskosten en belastingen stijgen 1000% Derde eeuw
- Bevolkingsafname
- Verval steden
Diocletianus(r. 284-305) en Constantijn de Grote(r. 306-337) zorgde voor een oplossing van de crisis
door hervormingen door te voeren. Ze vergrote de militaire inzet, verhoogde belasting, stelde prijzen
vast en regels op, reorganiseerde de overheid, vergrote de bureaucratie en deelde het rijk
administratief op. In 395 werd het rijk permanent verdeeld in Oost en West.
Mysterie godsdiensten → Godsdiensten die vereniging tussen aanbidders en goden beloven. Boden
verlossing van zonden en hoop op een eeuwig leven. Gericht op het individu i.p.v. op gemeenschap.
Vanaf derde eeuw groei populariteit van mysterie godsdiensten, astrologie, magie en het
bovennatuurlijke. Eerst alleen armen maar vanaf vierde eeuw ook rijken en elite.
Neoplatonisme → Een oneindige god die alleen te benaderen was via geloven. Menselijke ziel moet
proberen terug te keren naar deze ene god.
Christendom onderscheid zich van andere religies op twee vlakken,
1) Oprichter en bevrijder had werkelijk bestaan. Dit dat het geloof dicht bij de mensen staat en
geloofwaardig is.
2) Christelijke god de enige ware en god voor iedereen.
,Controversie over de vraag of Christus menselijk, goddelijk of beide is. Uiteindelijk aangenomen dat
god geheel goddelijk en menselijk is of de heilige drie-eenheid. Controversie leidde tot scheiding
tussen orthodoxe christenen en onorthodoxe christenen/ketters.
Vroege christendom onder invloed van Grieks-Romeinse cultuur. Geen strikte leer en naleving van
geloofsvoorschriften (zoals Joden). Groei aanhangers onder alle lagen van de bevolking, wel
voornamelijk afkomstig uit de steden. Vanaf de eerste eeuw werden sacramenten uitgevoerd. Ook
werd in de eerste eeuw het Nieuwe Testament opgesteld door evangelisten. Aanbidden van heiligen
in het begin niet gebonden aan regels. Vanaf de vierde en vijfde eeuw betere organisatie,
scheidingen tussen gelovigen en geestelijken.
1) Bisschoppen van de grootste steden als Rome (latere Paus toen deze alle macht kreeg)
Alexandrië, Antioch, Jeruzalem en Constantinopel.
2) Aartsbisschoppen van steden die toezicht hielden op bisschoppen van districten onder hen.
3) Normale bisschop die toezicht hield op de priesters en bijeenkomsten leidden.
4) Priester leidde diensten en eucharistie.
Philo van Alexandrië (13 v.Chr-50 n.Chr.) → Combineerde verbeelding van abstracte religieuze
begrippen met een filosofie. Concrete verhalen uit het Oude Testament kregen een abstracte,
symbolische betekenis. Dit is een intellectuele uitleg van het geloof. Deze theologie stond tegenover
de theologie dat het geloof uitgelegd en verklaard kon worden.
Christendom stond open voor ideeën vanuit de heidense wereld waar weigerde zich hieraan te
onderwerpen. Dit zorgde voor een gesloten imago en vervolgingen. Vervolgingen roeide nooit hele
gemeenschappen uit en het geloof in martelaarschap herstelde de aangetaste gemeenschap snel.
Onder Diocletianus, in de vierde eeuw, vonden de grootste en laatste vervolgingen plaats.
313 → Constantijn de Grote tolereert en beschermd christenen voortaan.
Christelijke keizers vanaf vierde eeuw,
- Organiseren concilies die leer vastleggen
- Einde aan gladiatoren gevechten
- Einde aan kruisigingen
In ruil hiervoor ontving de heerser de steun van de kerk. Rond 400 was het christendom de
dominante religie in de gehele wereld. Theodosius verhief het christendom tot staatsgodsdienst in
het Romeinse Rijk. Debatten over geloofsinterpretatie en regels werden beëindigd door concilies
waarin het geloof aan regels werd gebonden.
Scheiding tussen katholiek christendom in het westen en orthodox christendom in het oosten, die in
1054 definitief werd. Christelijke kerk sterk gebonden aan Romeinse tradities, zoals de politieke
organisatie en het Romeinse recht.
Joden kwamen tussen 70 en 135 in opstand en werden verbannen uit Jeruzalem. Als gevolg hiervan
ontstonden Joodse gemeenschappen in het gehele Romeinse Rijk. Zij werden hier geaccepteerd door
hun voorouderlijke aspect. Nadat christenen steun hadden gekregen van heersers bleven ook Joden
geaccepteerd. Wel werd het beeld van hen onder theologen negatiever, andersom gold dit ook.
Christelijke geleerden als St. Ambrose, St. Jerome en St. Augustine zette de versmelting van het
christendom met de Grieks-Romeinse cultuur voort. Zij werden later de ‘Doctors of the Latin Church’
genoemd.
- Ambrose → Heersers verantwoordelijk verschuldigd aan christelijk priesterschap. Suprematie
bij de kerk wat betreft zaken over moraliteit en geloof.
, - Jerome → Preservatie van Klassieke literaire werken. Vertaalde de bijbel in het Latijns.
Hierdoor werd de bijbel voor het gehele westen beschikbaar en vormde de basis voor latere
vertalingen.
- Augustine → Deed veer onderzoek naar geloofstegenstellingen binnen het christendom.
Legde de basis voor de middeleeuwse theologie en filosofie. Het bereiken van de verlossing
die god mogelijk heeft gemaakt is het doel in het leven. Verlossing kan alleen met hulp van
god worden bereikt. Werken van Augustine hebben westers christelijk denken gevormd.
City of God →Werk van Augustine waarin de christelijke geschiedenis uiteen wordt gezet. Gaat in
tegen het Grieks-Romeinse denken van eindeloze cirkels. Geschiedenis is een bewust proces van
Gods interactie met de mens. Opdeling menselijkheid is degene met de gratie van god en degene
zonder gratie. Menselijke geschiedenis had als doel groep die onder de gratie van God vielen, en zich
bevonden in de ‘city of god’, te vergroten. Degene die niet van deze gratie genoten bevonden zich in
‘earthly city’.
H2 Vestiging van barbaren in het Westen (400-500)
Vroege vijfde eeuw
West Europa bestaat uit vruchtbare grond en samen met het sterk variabele maar gunstige weer
zorgde dit voor een optimaal landbouwklimaat. De regen die het hele jaar door viel werd
opgevangen door de vele rivieren. Deze rivieren verbonden geheel West Europa en maakte handel
en vervoer mogelijk. Langs deze rivieren lagen belangrijke steden. De kusten waren goed voor handel
met Sicilië, Sardinië, Engeland en Scandinavië. Ver voor het Romeinse Rijk hebben mensen zich al
overal in West Europa gevestigd. Ze leefde in goed georganiseerde en beschermde gemeenschappen.
De Romeinen brachten hier veel Grieks-Romeinse invloeden.
Kelten
- Leefde vanaf het eerste millennium voor christus in West Europa.
- Vormde een groep op basis van taal en cultuur.
- De Kelten een grote diversiteit mensen, stammen en gewoontes.
- De verschillende stammen verenigde zich maar zeer zelden.
- Kelten stonden bekend om hun muziek, poëzie, metaalbewerking en hun kleermakerij.
- Tijdens Romeinse Rijk onder Romeins gezag. Keltisch-Romeins elitebestuur.
- Vrij boeren werden tijdens het Romeinse Rijk horige en slaven.
Val West-Romeinse Rijk een gevolg van het christendom en vestiging en het optrekken van barbaren.
Christelijke waarden gingen in tegen de klassieke Romeinse. Sommige barbaarse stammen zoals de
Berbers en de Suevi leefde al lang voor 500 in het West-Romeinse Rijk
Barbaars (volgens Grieken en Romeinen) → Vreemden, buitenstaanders die ze niet konden verstaan.
Oorzaken volksverhuizingen
1) Welvaartsverschillen tussen het Romeinse Rijk en de barbaarse wereld. Grote
tegenstellingen bij grenzen. In grenssteden was veel welvaart maar de steden stonden onder
grote druk van nomaden.
2) Interacties ‘agrariërs’ en ‘nomaden’. Vanaf 4de en 5de eeuw neemt de agressie van de
nomaden toe. Ook interacties door handel vanaf begin Romeinse Rijk.
3) Behoefte mankracht Romeins leger vanaf einde derde eeuw. Vooral rond de grenzen. Er
worden verdragen (foedra) gesloten met Barbaren. Wanneer soldijbetaling achter blijft
trekken de barbaren verder het rijk in.