Samenvatting per les
Blok Intramurale zorg – zorginstellingen
Inhoud
Hoorcollege 1: Hartactiviteit ................................................................................................................... 2
Hoorcollege 2: Hart pathofysiologie........................................................................................................ 7
Hoorcollege 3: Cortex ............................................................................................................................ 13
Hoorcollege 4: Samenstelling en dynamiek van bloed ......................................................................... 19
Hoorcollege 5: Longpatiënt in beeld ..................................................................................................... 23
Hoorcollege 6: Ernstige dyspnoe ........................................................................................................... 25
Hoorcollege 7: Dyspnoe en mucusretentie ........................................................................................... 27
Hoorcollege 8: Klinische inspanningsfysiologie ..................................................................................... 33
Hoorcollege 9: Cognitieve functies........................................................................................................ 37
Hoorcollege 10: Hartfalen en klepafwijkingen ...................................................................................... 41
Hoorcollege 11: Hartrevalidatie polikliniek ........................................................................................... 47
Hoorcollege 12: Technologie in revalidatiezorg .................................................................................... 52
Hoorcollege 13: Dementie .................................................................................................................... 53
,Hoorcollege 1: Hartactiviteit
Er zijn verschillende soorten fasen tijdens een hartslag:
• Systole / contractiefase
o Isovolumetrische contractiefase
Alle kleppen zijn gesloten en de druk bouwt zicht op
o Ejectiefase
De uitstroming van het bloed door samentrekking van de ventrikels, via de a.
pulmonalis en aorta richting lichaam- en longcirculatie. Zodra de semi lunaire
kleppen openen, start de ejectiefase. De AV-kleppen blijven gesloten door de druk,
zodat het bloed niet terug kan stromen. Na de ejectiefase blijft er altijd nog wat bloed
achter in het hart.
• Diastole / ontspanningsfase
o Isovolumetrische relaxatie
Gaat nog geen bloed naar de ventrikels, de AV-kleppen zijn gesloten
o Vullingsfase
Bloed stroomt de ventrikels in. De AV-kleppen zijn open en de semi lunaire kleppen
zijn gesloten
o Atriumcontractie
Het overige bloed wordt uit de atria naar de ventrikels gepompt en de ventrikels
vullen zich nog verder.
• Linkerharthelft (boven de gele lijn)
o P-top; druk neemt toe in het atrium en deze
contraheert
o QRS; druk in het ventrikel bouwt op tot de kleppen
zich openen en de ejectiefase begint. Als de kleppen zich
geopend hebben bouwt de druk nog even op, omdat het
hart nog bezig is te contraheren; ruimte wordt nog steeds
kleiner. Ook de druk in de aorta is in deze fase hoog, omdat
het bloed met veel kracht hierin wordt gepompt.
o T-top; ventrikeldruk neemt af. Aortadruk heeft een
klein piekje, omdat hij door zijn grote elasticiteit na de sterke
uitrekking weer terugveert; kleine drukverhoging.
Vervolgens neemt ook de aortadruk af, omdat het bloed
wegstroomt naar de kleinere arteriën.
• Rechterharthelft
o De druk in de longcirculatie mag niet te groot
worden, omdat er anders longoedeem kan ontstaan.
o Eigenlijk hetzelfde als bij de linkerharthelft, maar dan
met minder hoge druk
Coronaire circulatie
De arteriën die oppervlakkig over het hart liggen zijn de coronair arteriën. Deze kan je goed splitsen
in een rechter en een linker coronair arterie. Deze komen vanuit de aorta en zitten vlak achter de
kleppen. Tijdens de diastole dan kan de coronaire circulatie goed doorbloed woorden, op het
moment dat er een contractie plaatsvindt, zitten de kleppen in de weg en kan het bloed niet goed
deze circulatie instromen. De linker arterie heeft een groot gebied waar hij zijn zuurstof en voedsel
,naartoe brengt. Ook gaat er een groot deel naar het septum, dit is het tussenschot die de linker en
rechter hartkamers (ventrikels) scheidt.
Sinus coronarius = Groot verzamelbloedvat waar al het bloed verzameld wordt wat dan in het
rechter atrium (boezem) weer terug kan komen. Zorgt ervoor dat de bloedvaten weer
teruggekoppeld worden naar het hart zelf. Dus het bloed wat langs de hartspiercellen gegaan is,
heeft vervolgens minder zuurstof. Dit gaat vervolgens terug naar de rechterkant van het hart, zodat
er nieuw zuurstof door de longen opgenomen kan worden.
De coronair circulatie haalt heel veel zuurstof uit het bloed, dit is zo’n 70% van al het zuurstof wat
eruit gehaald wordt.
Hartactiviteit
Bij inspanning gaat hetzelfde percentage, in verhouding, van het HMV naar het hart, als in rust
(ongeveer 4-5%). Maar er gaat meer bloed naartoe omdat het HMV toegenomen wordt. Wordt het
HMV 4x zo groot, dan zal de bloedtoevoer ook 4x zo groot moeten worden.
Hartminuutvolume = slagvolume x hartfrequentie.
In rust is het HMV 5 liter per minuut. Bij dynamische inspanning kan het toenemen tot 25 liter per
minuut of zelfs meer (onder invloed van sympathische zenuwstelsel). Het slagvolume is nooit het
totaal aantal bloed, er blijft altijd een deel achter na de einddiastolische fase.
Ejectiefractie = hoeveel procent van het bloed wordt weggepompt per hartslag.
Stel het einddiastolisch volume is 120 ml en het slagvolume is 80 ml. Dan is de ejectiefractie 80/120 =
67%. Als het hart minder goed werkt, is de ejectiefractie lager, omdat het hart niet krachtig genoeg is
om veel bloed weg te pompen.
Slagvolume
Grotere ventrikels vullen zich met meer bloed. Duursporters hebben grotere ventrikels en kunnen
zich dus meer vullen met bloed. Hierdoor kan er meer bloed per slag worden weggepompt en heb je
een lagere hartslag.
Sterkere hartspieren hebben een grotere contractiekracht (contractiliteit), waardoor er meer bloed
per slag wordt weggepompt.
Bij inspanning wordt je slagvolume groter en dat kan door de sympathicus bevorderd worden,
waardoor je meer wegpompt.
Om op een andere manier naar het slagvolume te
kijken is door de Frank-starlingcurve.
Als je naar het Einddiastolischvolume kijkt, vlak
voordat de kleppen open gaan, dat volume blijkt
samen te hangen met de arbeid die het hart kan
verrichten. Als er een grote vulling van het hart is,
wordt het slagvolume ook groter.
Dat het een autoregulatie is, heeft te maken met de
overlap van actine en myosine filamenten. Bij een
grotere vulling, is er meer rek van hartspierweefsel
waardoor er meer kracht uitgeoefend kan worden
waardoor het slagvolume is vergroot. Bij lijn B gaat
het om een sporter, dus het slagvolume is dan nog
groter. Bij iemand met een lagere contractiliteit, zal
de curve ook lager lopen. Bij hartfalen gaat het eind van de curve ook naar beneden. De mate van
meer vulling is niet dat het ook meer wordt weggepompt.
Hartfrequentie
Het signaal begint met de synusknoop, in het rechter atrium.
, Intrinsieke hartfrequentie = de hartfrequentie die men zou hebben als het hart niet geïnnerveerd
zou zijn door het autonome zenuwstelsel. Dit zou een frequentie van 100-110 per minuut zijn.
In rust licht de frequentie lager, omdat je invloed hebt van het zenuwstelsel. Ook bijvoorbeeld stofjes
in het bloed die invloed uit kunnen oefenen. In rust is het tussen de 50-80 slagen per minuut.
Inspanning en stress hebben invloed op de hartfrequentie en ontspanning zorgt voor verlaging van
de hartfrequentie. Sympathicus geeft een toename van de hartactiviteit bij onder andere inspanning,
vergroting van het slagvolume en verhoging van de hartfrequentie. Parasympathicus geeft een
afname van hartactiviteit, zodat er in rust een lagere hartfrequentie is dan tijdens activiteiten.
Dit heeft te maken met hoe snel er depolarisatie van het hart optreedt.
Depolarisatie = activatie / prikkeling van het
hart met elektrische prikkelingen om tot een
contractie te komen. Is dat cellen positief
geladen worden door een prikkel, dus
eigenlijk dat de prikkel over de cellen heen
gaat en ze activeert
Invloed vegetatieve zenuwstelsel op het
potentiaal
Hoe het hart beïnvloed wordt door het
zenuwstelsel, heeft te maken met
depolarisatie. Het hart heeft ook een soort
actiepotentiaal. Op het moment dat de drempelwaarde wordt gepasseerd, is er in de sinusknoop het
signaal geactiveerd (tijdens het potentiaal).
Situatie B is wanneer de sympathicus invloed uitoefent, dan wordt de drempelwaarde eerder bereikt.
Er is dus sprake van een snellere depolarisatie. Hierdoor wordt er eerder een signaal gemaakt en kan
dit signaal ook sneller doorgegeven worden aan de rest van het hart (eerdere ontlading sinusknoop).
De hartfrequentie gaat hierbij dus omhoog.
Situatie C is wanneer de parasympathicus invloed uitoefent, dan wordt de drempelwaarde later
bereikt. Er is dus sprake van een langzame depolarisatie. Hierdoor wordt er later een signaal gemaakt
en dit signaal ook later doorgegeven worden aan de rest van het hart (latere ontlading sinusknoop).
De hartfrequentie gaat hierbij dus omlaag. Deze situatie ligt ook al verder van de drempelwaarde
(stippellijn in de grafiek) af. Het duurt daarom dus ook langer totdat de volgende ontlading komt
(hartslag).
Hartwand en hartspierweefsel
Myocardweefsel = dwarsgestreept hartspierweefsel. Dit is anders dan dwarsgestreept
skeletspierweefsel, want er zitten verbindingen van de ene spiercel naar de andere zodat het signaal
doorgegeven kan worden.
Het signaal, wat via de verbindingen in het myocardweefsel doorgegeven kan worden, komt uit de
sinusknoop. Het wordt rechtstreeks doorgegeven van één hartspiercel naar de volgende hartspiercel.
Het voordeel hiervan is dat het hart als geheel kan werken (werken als een syncytium), want je hebt
er niks aan als een klein deel samenwerkt en contraheert en later een ander stukje.
Syncytium = eenheid. Werken als een syncytium is dat het als geheel werkt doordat het direct alle
hartspiercellen kan activeren via de directe verbindingen (prikkeloverdracht).
Het myocardweefsels is erg goed ontwikkeld. Er zijn actine en myosine filamenten weer op een
bepaalde manier gerangschikt, waardoor je dwarse strepen ziet. Ook zitten er veel mitochondriën in
de hartspier liggen. Hierdoor kan er veel ATP geproduceerd worden, wat nodig is voor de
energievoorziening van het hart.
Myofibrillen = contractiele elementen, zijn opgebouwd uit eiwitketens.
Mitochondriën = een celorganel dat als energieomzetter fungeert in de eukaryote cel.