1. Wat is de psychopathologie?
Grietens
Gedragsproblemen
= kinderen die zich zichtbaar ongewoon gedragen, afgezien van de ernst, oorzaak of context van het
ongewone gedrag. Hieronder vallen ook kinderen met emotionele problemen, omdat ook dit afwijkt
van normaal.
Lichte, tijdelijke gedragsproblemen:
- Bij een nieuwe situatie (verandering thuissituatie bv.)
- In een specifieke context (bv. alleen in de klas)
- Leeftijdsgebonden (bv. opstandig zijn tijdens puberteit)
Ernstige problemen: = gedragsstoornissen
- Stoornissen, ernstig gedrag
- Ernstig door de langdurigheid & voorkomen van meerdere problemen
Gedragsproblemen of gedragsstoornissen zijn geen ontwikkelingsstoornissen. Bij een
ontwikkelingsstoornis verloopt de ontwikkeling namelijk op 1 of meerdere domeinen vertraagd. Deze
kinderen vertonen vaak gedragsproblemen.
De term ‘’stoornis’’ of ‘’probleem’’ wekt de illusie dat er iets mis is met deze kinderen, terwijl het
vaak uitgelokt of versterkt is door de omgeving, het pedagogische klimaat en de rol van ouders. Bv
antisociaal gedrag bij een kind dat gewent is altijd zijn/haar zin te krijgen. Daarom is het – zonder
ouders of leerkrachten de schuld te geven – mogelijk beter het te zien als opvoedingsproblemen,
omdat het verstoorde interactieproces vaak leidt tot de gedragsproblemen bij het kind.
Voordat je gedrag problematisch noemt, moet je eerst rekening houden met 4 elementen:
1) Ontwikkelingsperspectief
Gedrag wat bij de ene leeftijd adequaat kan zijn, is dat daarna niet meer. (bv.
woedeaanvallen bij een 2 jarige i.v.m. een 7 jarige). Voordat je gedrag problematisch noemt
moet je dus kennis hebben van de normale ontwikkeling voor die leeftijd.
2) Continuümgedachte
Storend gedrag komt bij alle kinderen voor, ook als ze een normale ontwikkeling hebben.
Kinderen met gedragsproblemen vertonen dit alleen vaker, intenser, langduriger en in
meerdere situaties. Er is echter geen precieze grens tussen normaal en probleem.
3) Context
Een kind kan op school, waar het goed gestructureerd is, goed functioneren, terwijl het thuis
veel problemen vertoont of juist andersom. Er moet dus gekeken worden in welke context
het gedrag voorkomt en of er andere verklaringen kunnen zijn.
4) Informant
Misschien vinden ouders het kind onhandelbaar, maar zien deskundigen geen rare dingen.
Dit kan soms voorkomen doordat ouders weinig zicht hebben op wat normaal is voor die
leeftijd, waardoor ze het gedrag sneller problematisch vinden.
Prevalentie gedragsproblemen
- Ernstige gedragsproblemen komen meer voor bij jongens daarom ook meer jongens in de
hulpverlening.
- Bij meisjes meer internaliserende problemen, maar kunnen soms ook externaliserend zijn!
- Leeftijdsafhankelijk: Jongere kinderen laten andere gedragsproblemen zien dan oudere
kinderen (bv. eerst woedebuien nu meer buikpijn of schelden)
, - Kinderen uit slechtere milieus (slechte wijk, weinig inkomen) hebben vaker ernstige
gedragsproblemen.
- Kinderen met een gedragsstoornis worden steeds grensoverschrijdender en dit vergroot de
kans op delinquent gedrag, middelengebruik of geweld.
- Het is belangrijk om probleemgedrag vroeg te signaleren.
Verklaringsmodellen
Biologische verklaringsmodel
- Gaat ervanuit dat gedrag intern wordt gestuurd door biologische processen. Als hierin iets
fout gaat, ontstaan problemen.
- Er zijn verschillende visies:
Neuroanatomisch: het idee dat het kan liggen aan de structuur van de hersenen.
Neurochemisch: het komt door de relatie tussen chemische processen in de
hersenen & gedrag
Gedragsgenetica: erfelijk
Psychoanalyse
- Kijkt niet naar het gedrag van het kind op zich, maar naar de betekenis van dit gedrag. Dit
gedrag zou te herleiden zijn naar de vroege levensperiode van een kind en de interne
conflicten tussen wensen van het kind en de eisen van de omgeving.
- Deze denkwijze staat recent steeds meer ter discussie, omdat de gedachte onvoldoende
empirisch bevestigd kunnen worden.
- MONOCAUSAAL
Leertheorie
- Stelt dat gedragsproblemen aangeleerde gedragsvormen zijn. Het gedrag dat het kind
vertoond wordt beloond of bestraft.
- Voornamelijk bij agressie blijkt bewezen de oorzaak te liggen binnen de leertheorie, door het
leerproces tussen ouder en kind. Als ouders hun kind altijd hun zin geven, worden kinderen
sneller boos of agressief als het niet gaat zoals ze willen. Als de ouder zich vervolgens steeds
meer gaat aanpassen krijgt het kind steeds meer ruimte, gaat steeds meer bepalen en
vertoond meer agressief gedrag.
Theorie van Patterson
Agressief gedrag van kinderen is in veel gevallen het resultaat van een leerproces tussen ouders
en kinderen, die een vast patroon gaat vormen: inzetten om doel te begrijpen, als ouder hieraan
toegeeft. Als ouders continu eisen van het kind inwilligen of het kind telkens ontkomt aan
situaties die hij niet leuk vind is er een dwingende omgang. Het kind domineert de interactie en
behaalt dit door agressieve gedragingen. Zoals schreeuwen, op tafel slaan, zich verzetten etc.
Cognitief-behavioristische theorie
Inadequate of vertekende cognities, attitudes en overtuigingen hebben een belangrijke impact
op het ontstaan of in stand houden van gedragsproblemen. Omgeving heeft hier ook grote
invloed op.
Systeemtheorie benadering
- Gedragsproblemen komen niet alleen door het kind, maar voor een groot deel ook door het
gezin waar ze deel van uitmaken.
, Orthopedagogiek
- ‘’Gedragsproblemen zijn betekenisvolle gedragingen die laten zijn dat het pedagogische
aanbod (de aanpak van ouders en leerkrachten) niet helemaal aansluit bij het kind. Op de
een of andere manier lukt het niet om het kind voldoende te steunen, structuur te bieden en
sociale begeleiding te geven.’’
!Let op! De aanwezigheid van risicofactoren leiden niet automatisch tot gedragsproblemen. Het
geheel aan risico- en beschermende factoren moet in acht worden genomen. Verder zijn sommige
factoren veranderbaar (groter of kleiner wordend sociaal netwerk) en andere factoren niet (moeder
als kind mishandelt). Richt je daarom op de factoren die nog te veranderen zijn.
Carter
Jonge kinderen, zoals baby’s en peuters, kunnen al mentale gezondheidsklachten hebben, maar er is
weerstand vanuit mensen om dit toe te geven. Er wordt veel nadruk gelegd op het belang van
bijvoorbeeld taalontwikkeling, maar minder op de mentale of sociaal-emotionele ontwikkeling.
Ouders zijn bang dat ze de schuld krijgen voor het slechte gedrag van een kind & er ligt een sociaal
stigma op psychische problemen bij kinderen. Verder heerst er het beeld dat de (vroege) kindertijd
heilig is, je ervan moet genieten en het een goede tijd moet zijn. Als ouders zorgen uiten over het
sociaal-emotionele gedrag van het kind wordt er vaak gezegd dat het een fase is, hulpverleners
willen het lang aankijken.
Het is lastig om sociaal-emotionele problemen of psychopathologie vast te stellen bij zeer jonge
kinderen, omdat:
1) Het snelle tempo in ontwikkelingsveranderingen en groei bij jonge kinderen
Probleemgedrag zoals driftbuien wordt bij peuters bijvoorbeeld gezien als ‘’een fase’’, terwijl het bij
oudere kinderen sneller tot zorgen zou leiden. Dit gedrag moet vaak en intens voorkomen willen
mensen het gaan zien als probleem.
Het gedrag moet vergeleken worden met kinderen van dezelfde leeftijd en voor het vaststellen van
psychopathologie moet er gekeken worden naar de frequentie, intensiteit en context van het gedrag.
Er is echter vaak weinig data over normaal ontwikkelende kinderen, wat kan bijdragen aan een
onder-identificatie van psychopathologie bij jonge kinderen.
2) Gebrek aan richtlijnen voor het integreren van data van verschillende bronnen
Bestaande methodes verschillen in manier (vragenlijst, gesprek), de informant (docent, ouder) en
tijdsframe (laatste paar weken, gehele leven). Vragenlijsten over het gedrag en de ontwikkeling
brengen problemen vaak aan het licht, maar gesprekken zijn nodig om de ernst, frequentie en
context van het gedrag in beeld te krijgen.