Aantekeningen Endocrinologie
Week 1 Basis Endocrinologie
Casus, Mw E. 25 jaar
De mevrouw heeft last van het syndroom van Cushing, oftewel ze maakt een teveel aan
cortisol aan. Ze heeft een opgezwollen gezicht, dit wordt ook wel een ‘moon face’ genoemd.
- Ze heeft ook toegenomen haargroei op de kaakrand en de bovenlip.
- Mevrouw heeft ook last van verse, rode striae op de borst.
Hormonen – verschillende typen gebaseerd op chemische groepen
Peptiden worden gemaakt uit ketens van aminozuren. Er zijn heel veel hormonen die in deze
categorie vallen (denk aan insuline, glucagon, etc.)
Steroïdhormonen worden geproduceerd worden in de gonaden en de bijnier.
- De bijnier is een klein orgaan dat gelegen is bij de nier en bestaat uit verschillende lagen.
De buitenkant heet de cortex (bestaat op zichzelf ook weer uit lagen, zie de dia aan de
linkerkant) en de binnenste laag bestaat uit een medulla.
Synthese steroïdhormonen – bijnier
Deze dia hoef je niet uit je hoofd te leren.
De bijnier heeft een buitenste laag genaamd de cortex en een binnenste laag genaamd de
medulla.
- De buitenste laag bestaat op zichzelf ook weer uit verschillende lagen. Deze lagen betreft
de zona glomerulosa, zona fasiculata en de zona reticularis (zie figuur). Elke laag kan
een apart steroïdhormoon vormen.
- In elke laag zijn er dus specifieke enzymen die vanuit cholesterol steroïdhormonen
kunnen maken.
Synthese steroïdhormonen (bijnier)
Deze dia geeft aan welke enzymatische stappen er allemaal nodig zijn om vanuit cholesterol
aldosteron, cortisol, en testosteron te maken.
- Deze stappen hoef je niet uit je hoofd te kennen, aangezien de boodschap van deze dia is
hoeveel stappen er nodig zijn om tot bepaalde steroïdhormonen te komen.
Steroïdhormonen – receptoren
Steroïdhormonen zijn lipofiel en hydrofoob en kunnen het celmembraan dus goed penetreren.
Ze zijn in het plasma gebonden aan transporteiwitten (om transport door het bloed mogelijk te
maken) en binden aan een receptor in het cytoplasma of de nucleus (binden aan specifiek
fragment van het DNA dat de nucleaire receptor herkent).
- Een voorbeeld van zo’n transporteiwit is Cortisol Binding Globulin (CBG; in het
hoorcollege ook cortisol genoemd), dat bindt aan eiwitten om de transport van het
desbetreffende eiwit mogelijk te maken. Wanneer CBG gebonden is, is het niet actief.
CBG is namelijk voornamelijk actief als het vrij in het bloedplasma zit.
- Vanwege het werkingsproces van steroïdhormonen kan je je wel voorstellen dat dit een
vrij langzaam proces is.
Synthese peptidehormonen + Peptidehormonen – receptoren
Deze hormonen worden geproduceerd in het endoplasmatisch reticulum (ER) uit
aminozuren en worden via het Golgi-apparaat uitgescheden (exocytose) in het cytoplama.
1
, Omdat peptidehormonen hydrofiel zijn, kunnen ze het celmembraan niet zomaar passeren. Ze
zijn in het plasma vaak ook niet gebonden aan transporteiwitten en binden aan een
celmembraanreceptor als ze hun functie moeten uitvoeren.
Zodra het peptidehormoon gebonden is aan een desbetreffende receptor in het celmembraan,
wordt er een keten van reacties in gang gezet dat uiteindelijk resulteert in het ontstaan van een
geactiveerd eiwit.
Synthese aminehormonen
Het belangrijkste hormoon in deze cursus omtrent de aminehormonen is tyrosine. Hieruit
kunnen tevens thyroïdhormonen en catecholamines (groep van hormonen waarin adrenaline
en noradrenaline vallen) gemaakt.
- Er wordt uit tyrosine ook schildklierhormonen geproduceerd. Deze ontstaan doordat er
jodium aan wordt gebonden.
Regulatie hormoonsecretie (1) en (2)
De processen waarover we het gaan hebben in deze cursus beginnen allemaal met een input.
Voorbeelden van een input zijn bijvoorbeeld zonlicht, temperatuur, etc. Als gevolg van de
initiatie van een proces, zal er altijd een output ontstaan die een feedbackmechanisme heeft
op de input.
Dia (2) is een voorbeeld van de schematische weergave in dia (1).
- Dit voorbeeld gaat over de regulatie van de bloedsuikerwaarde. Op het moment dat je wat
gaat eten zal de bloedsuikerwaarde gaan stijgen waarna er insuline in het lichaam zal
worden afgegeven. Het insuline zorgt ervoor dat glucose wordt opgenomen in de cellen en
dat glucose wordt opgeslagen in glycogeen in de lever. Deze processen resulteren
natuurlijk in de daling van de bloedsuikerwaarde.
- Zodra je een tijdje niet hebt gegeten of als je gaat sporten, zal de bloedsuikerwaarde ook
gaan dalen. Dit zorgt voor de afgifte van glucagon dat op zijn beurt de omzetting van
glycogeen naar glucose in de lever stimuleert. Het resultaat hiervan is dat de
bloedsuikerwaarde weer op peil wordt gebracht.
Neuro-endocrinologie
In de neuro-endocrinologie staat de hypothalamus centraal. De hypothalamus wordt
gestimuleerd door een sensorische of hormonale input. Voorbeelden van deze inputs zijn
weergegeven op de dia.
De externe stimuli zijn afkomstig uit bijvoorbeeld zonlicht of temperatuur, terwijl de interne
stimuli bijvoorbeeld bloeddruk en bloedglucosegehalte zijn. Deze stimuli zullen vervolgens
naar de hypothalamus gaan om verwerkt te worden en dit resulteert vervolgens in een
output, waardoor er een bepaalde actie optreedt.
- De output zal richting verschillende delen van het lichaam gaan zoals de cerebrale cortex
en de hersenstam (meer voorbeelden zijn weergegeven op de dia).
Hypothalamus-hypofyse as
In deze schematische weergave staat de communicatie tussen de hypothalamus, de hypofyse
en een endocrien orgaan. Het komt het erop neer dat de hypothalamus onder invloed staat van
allerlei stimuli (zoals eerder genoemd) en uiteindelijk de afgifte van een bepaald hormoon
stimuleert. Dit hormoon wordt in algemene lijnen de releasing hormoon genoemd. Dit
releasing hormoon beïnvloedt de hypofyse en zal dan op zichzelf ook weer een bepaald
hormoon (tropic hormone) afgeven. De endocriene organen (zoals de bijnier, pancreas,
schildklier, et cetera) reageren op de tropische hormonen en zullen dan een hormoon afgeven.
2
, - Belangrijk is om ook op de feedbackmechanismen te letten die optreden bij het ontstaan
van een hormoon.
- Cortisol – regulatie: deze slide is een voorbeeld van de algemene weergave van de
hypothalamus-hypofyse af. In geval van de casus die eerder is weergegeven, is de algehele
cortisolregulatie verstoord.
Multipele stimuli van invloed
De boodschap van deze dia is dat de eerder weergegeven schematische illustratie erg
versimpeld is. In realiteit zijn er veel meer processen die van invloed zijn op de hypothalamus
en de hypofyse.
Circadiaans ritme
Cortisol volgt een circadiaans ritme. Dit houdt in dat er een dagelijkse fluctuatie in de
hormoonsecretie van cortisol is. Aan het begin van de dag zal het cortisolgehalte het hoogst
zijn, terwijl dit het laagst zal zijn later op de avond/nacht.
Adenohypofyse
De hypofyse bestaat uit de adenohypofyse en de neurohypofyse.
- De adenohypofyse is de voorkwab, terwijl de neurohypofyse de achterkwab is.
- De adenohypofyse kan verschillende tropische hormonen aanmaken die op zichzelf ook
weer een andere functie hebben in het lichaam (voorbeelden hiervan worden weergegeven
op het rechterplaatje).
Neurohypofyse
Deze hypofyse maakt de hormonen niet zelf, maar de hypothalamus doet dit juist. Deze
hormonen (twee soorten voor de neurohypofyse, namelijk oxytocine en ADH) worden, indien
nodig, afgegeven door de neurhypofyse. Op alle andere momenten wordt het aangemaakte
hormoon simpelweg opgeslagen in de neurohypofyse.
- Oxytocine wordt in de volksmond ook wel het ‘knuffelhormoon’ genoemd. Het
antidiuretisch hormoon (ADH) is verantwoordelijk voor de vochthuishouding.
Klinische endocrinologie
Als er een diagnose moet worden gesteld, binnen de neuro-endocrinologie, waarbij er wordt
verdacht dat hormonen een rol spelen, zal er gepuzzeld moeten worden welk orgaan voor de
problemen zorgt.
Klinisch syndroom – hyperfunctie (te veel cortisol)
Voorbeelden van een klinisch syndroom (dit is niet de diagnose!) zijn hyper- en
hypofunctie (bijvoorbeeld het Syndroom van Cushing). Het is echter nog niet duidelijk welke
hormonen precies voor dit syndroom zorgen, vandaar dat er dus nog geen sprake is van een
diagnose.
- De daadwerkelijke oorzaak van een klinisch syndroom kunnen worden onderverdeeld in
een centrale oorzaak en een perifere oorzaak.
- Bij de centrale oorzaak is de hypofyse beschadigd, terwijl bij de perifere oorzaak de
bijnier beschadigd is.
Bij de centrale oorzaak van een klinisch syndroom zal het feedbackmechanisme dat een
inhiberende functie heeft op de hypofyse niet plaatsvinden, waardoor het cortisolgehalte niet
zal dalen wanneer dit eigenlijk wel moet. De bijnieren worden dus continu gestimuleerd om
cortisol af te geven.
- Ook wordt er aangegeven dat in de praktijk het CRH-gehalte niet wordt gemeten.
3
, Bij de perifere oorzaak werken de bijnieren niet goed. Beide feedbackmechanismen zijn dus
nog wel in tact, maar de bijnieren reageren niet op de prikkels van ACTH waarna het door zal
blijven gaan met de productie van cortisol.
Klinisch syndroom – hypofunctie (te weinig cortisol)
Bij de centrale oorzaak krijgen de hypofyse en de hypothalamus juist de prikkel om meer
CRH (hypothalamus) en ACTH (hypofyse) aan te maken. Omdat de hypofyse echter
dysfunctioneert, wordt de aanmaak van ACTH niet gestimuleerd waardoor het cortisolgehalte
continu laag blijft.
Bij de perifere oorzaak krijgen de hypofyse en hypothalamus ook de prikkel om meer
hormonen te produceren (stijging CRH- en ACTH-gehalte), maar de bijnieren zijn dan
beschadigd waardoor ze uiteindelijk niet meer cortisol gaan produceren en het cortisolgehalte
dus continu laag blijft.
Endocriene ziekten – Hormoondeficiëntie
Simpelweg leren.
Endocriene ziekten – Hormoon overproductie
Simpelweg leren.
Endocriene ziekten – Hormoonresistentie
Simpelweg leren.
Casus mw E. 27 jaar
Deze stappen moeten altijd worden genomen als er een patiënt in de kamer komt op de
afdeling endocrinologie. Het is dus handig om deze stappen uit je hoofd te leren.
- In deze casus moet je de cortisolbepaling op de avond bepalen (stap 2) omdat er onder
gezonde omstandigheden er dan een lage cortisolgehalte heerst. De patiënt wordt dan
verzocht om zijn/haar speeksel af te geven aan een laboratorium.
- Stap 3 wordt uitgevoerd door het ACTH-gehalte te meten om te kijken of er een probleem
zit bij de hypofyse. Hiermee kan je onderscheid maken of er een probleem zit bij de
hypofyse of bij de bijnieren.
- Er wordt nooit een CRH-gehalte gemeten omdat deze waarde meestal zo klein is,
waardoor het moeilijk wordt om een pathologische verandering te kunnen waarnemen.
Tevens komen de CRH-waarden in de hypofyse en hypothalamus niet overeen met de
CRH-waarde in het bloedplasma.
Casus – samenvatting tot nu toe
Er is bij deze patiënt vastgesteld dat er sprake is van een hypofyse-oorzaak waardoor er een
verhoogd ACTH-gehalte ontstaat. De oorzaak hiervan zou een adenoom in de hypofyse
kunnen zijn.
- Het kan voorkomen dat het adenoom niet zichtbaar kan worden gemaakt op de
beeldvorming omdat het erg klein is.
- De inferior sinus petrosus sampling hoef je niet te kennen voor het tentamen. Het zou
eventueel wel belangrijk kunnen zijn om te weten dat een ectopische oorzaak refereert
naar een verhoogd ACTH-gehalte dat bijvoorbeeld wordt veroorzaakt door de longen (en
dus niet de hypofyse).
Casus, mw F., 30 jaar/Stap 1 – Klinisch syndroom
4