Citroenzuurgehalte van limoenen
02-06-2021
, Inleiding
Het doel van het practicum is om het citroenzuurgehalte van limoenen te bepalen.
De onderzoeksvraag bij dit practicum is dan ook: Wat is de molariteit van citroenzuur
in limoensap?
Er zit zo’n 8% citroenzuur, C₆H₈O₇, in limoenen. Een limoen is zo’n 67 gram, dus
67 ⋅ 8
dan zit er ongeveer gram = 5,36 gram citroenzuur in een limoen.
100
Citroenzuur is (6⋅12,01 + 8 · 1,008 + 7 · 16,00) g/mol = 192,124 g/mol
5,36
Er zit dus ongeveer 192,124= 0,027... mol citroenzuur in 1 limoen.
1000
1 limoen bevat ongeveer 28 mL limoensap, dus het citroenzuurgehalte is ·
28
0,9963....
0,027... = 0,9963 ... M. In 10,00 mL verdund citroensap zou dan dus = 9,963
100 ⋅ 10
... · 10−4mol C₆H₈O₇ zitten.
Om het citroenzuurgehalte van limoenen te kunnen bepalen hebben we als
oplossing een sterke base nodig. (Met een zwakke base krijg je immers een
evenwichtsreactie en dit willen we niet.) Om te voorkomen dat er een
neerslagreactie ontstaat, kiezen we voor natronloog , 𝑁𝑎𝑂𝐻 − , als oplossing, omdat
𝑁𝑎 + goed oplosbaar is.
Citroenzuur is een driewaardig zwak zuur. Er zullen dus drie deelreacties
plaatsvinden:
𝐻3 𝐶6 𝐻5 𝑂7 + 𝑂𝐻 − → 𝐻2 𝐶6 𝐻5 𝑂7− + 𝐻2 𝑂
𝐻2 𝐶6 𝐻5 𝑂7− + 𝑂𝐻 − → 𝐻𝐶6 𝐻5 𝑂72− + 𝐻2 𝑂
𝐻𝐶6 𝐻5 𝑂72− + 𝑂𝐻 − → 𝐶6 𝐻5 𝑂73− + 𝐻2 𝑂
Omdat we als base 𝑁𝑎𝑂𝐻 − gebruiken en de reactie dus in een sterk basisch milieu
zal plaatsvinden, zal de reactie volledig aflopend zijn en zullen er dus 3 𝐻 + - atomen
afsplitsen;
𝐻3 𝐶6 𝐻5 𝑂7 + 𝑂𝐻 − → 𝐶6 𝐻5 𝑂73− + 3𝐻2 𝑂
De verhouding tussen 𝐻3 𝐶6 𝐻5 𝑂7en 𝑂𝐻 − is 1:1 dus voor het oplossen van 9,963 ... ·
10−4mol citroenzuur is ook 9,963 ... · 10−4 mol natronloog nodig.
Ideaal zou zijn om ongeveer 10 mL 𝑁𝑎𝑂𝐻 − te moeten toedruppelen bij de titratie,
dus dan zouden we 𝑁𝑎𝑂𝐻 − van 9,963 ... · 10−4mol/10 mL = 9,963 ... ·10−4· 100
mol/L ≈ 9,96 ·10−2 ≈ 0,1M moeten gebruiken.