HOOFDSTUK 52 ECOLOGIE; ETHOLOGIE
DE GROTE LIJN:
Gedrag is een actie dat wordt uitgevoerd door spieren die onder controle staan van het
zenuwstelsel. Gedrag is een essentieel onderdeel voor het krijgen van voedsel en het vinden van
een geslachtspartner. Het gedrag van individuen beïnvloedt de fysiologie, maar ook de fysiologie
kan worden beïnvloed door gedrag. De studie in het gedrag van organismen wordt ethologie
genoemd.
Gedrag -> Alle waarneembare acties van een dier (alles wat een dier doet).
Bij het bestuderen en begrijpen van het gedrag van dieren moeten, volgens de Nederlandse
wetenschapper Niko Tinbergen, 4 vragen worden beantwoord. Deze vragen worden ook wel de
vragen van Tinbergen genoemd:
1) Eerste vraag, focust zich op de oorzaak (waardoor)
Welke situaties en stimuli (prikkels) roepen het gedrag op en welke fysiologische mechanismen
veroorzaken de respons?
2) Tweede vraag, focust zich op de ontwikkeling (waarlangs):
Hoe beïnvloeden de ervaringen tijdens de groei en ontwikkeling van het dier het gedrag? Zijn er
eerdere leerervaringen nodig om dit gedrag te vertonen?
3) Derde vraag, focust zich op de functie van het gedrag (waartoe):
Hoe draagt het gedrag bij aan de overleving en het voortplantingssucces (fitness) van het
dier?
4) Vierde vraag, focust zich op het evolutionair ontstaan van het gedrag (waaruit):
Hoe is het gedrag evolutionair gezien ontstaan?
Proximale vragen (1 & 2):
De ‘Waardoor’- en ‘waarlangs’-vraag: wat ging eraan gedrag vooraf, wat heeft de aanleiding
toegegeven, wat is de directe oorzaak ervan?
> Proximale verklaringen zijn o.a. de werking van de hersenen, de actie van een ander
persoon, cultuur, opvoeding etc.
> Proximale vragen zijn relatief makkelijk te beantwoorden.
Ultieme vragen (3 & 4):
De ‘waartoe’- en ‘waaruit’-vraag: wat is het biologische nut, waartoe dient deze eigenschap, hoe
kan ze de overlevingskans of fitness van een organisme vergroten?
> Ultieme verklaringen gaan over waarvoor een eigenschap goed is (of was).
> Beantwoorden van ultieme vragen is vaak lastiger (Vaak langdurig onderzoek nodig).
Onderzoeksgebied -> gedragsecologie.
§1: Waardoor wordt gedrag veroorzaakt?
Welke situaties en prikkels roepen het gedrag op en welke fysiologische mechanismen veroorzaken
de respons?
Wanneer er gedrag wordt vertoond dat niet is aangeleerd, maar van nature wordt vertoond, spreek
je over een instincthandeling (fixed action pattern)/aangeboren gedrag. Dit gedrag staat direct
gekoppeld aan een simpele prikkel.
Instincthandelingen zijn onveranderlijk en worden altijd van begin tot eind uitgevoerd. Ze worden
getriggerd door sleutelprikkels.
Sleutelprikkels/sign stimulus -> Prikkels die elke keer dezelfde reactie oproept, bij alle
individuen van datzelfde soort.
Als voorbeeld een mannelijk stekelbaars, deze vertonen zeer agressief gedrag wanneer er een rood
voorwerp langs komt. De rode kleur is dus hierbij de sleutelprikkel.
, Een signaal is een vorm van gedrag dat ervoor zorgt dat het gedrag van een ander dier verandert,
dit kan bijvoorbeeld visueel, d.m.v. geluid, chemische stoffen en door aanrakingen.
Het zenden en ontvangen van zulke ervaringen wordt communicatie genoemd.
Communicatie d.m.v. chemische stoffen kan gebeuren door feromonen. Hierbij wordt er gebruikt
gemaakt van hormoon dat de organismen onderling uitwisselen om een signaal te geven. Zo geven
Voorntjes (vissen) feromonen af als alarmstof wanneer ze gewond zijn, om andere te waarschuwen
dat er gevaar is.
Wanneer je het over een adequate prikkel hebt, gaat het om een prikkel die past bij een zintuig. Zo
is geluid een adequate prikkel voor je oren/gehoor.
Gedrag kan ook worden veroorzaakt door het milieu. Zo heb je bepaalde periodieke prikkels die
zorgen voor periodiciteit in gedrag (ritmisch gedrag).
Het dag- en nachtritme: door signalen van de epifyse (pijnappelklier).
Migratie en voortplanting: Gekoppeld aan seizoenen of jaarritme (geleidelijke verandering in licht of
donker, koud of warm, dit zijn gebruikelijke signalen om dit gedrag te veroorzaken).
Bij migratie veranderen dieren van locatie door externe omstandigheden die ergens bijv. gunstiger
zijn.
Gedrag is te onderzoeken met behulp van een ethogram en
een protocol.
Een ethogram is een lijst met allemaal werkwoorden die
mogelijk zijn voor dat organismen om uit te voeren. Hierbij
staat er in 1 kolom het hele werkwoord, in het tweede kolom
een afkorting van dat werkwoord en in de derde kolom een
omschrijving van het werkwoord. Deze afkortingen vul je
tijdens het observeren van een dier in, in een protocol. Hier
staat tijd in minuten en seconden aangegeven waarbij je kunt
opschrijven welk gedrag het dier wanneer vertoond. Vaak is
dit per 5 tot 10 seconden en dan voor 10 minuten lang.
§2: HET AANLEREN VAN BEPAALD GEDRAG :
Tinbergens tweede vraag: Ontwikkeling; hoe beïnvloeden de ervaringen tijdens de groei en de
ontwikkeling van het dier het gedrag?
Leren bestaat uit de verbindingen tussen ervaringen en gedrag. Aangeboren gedrag leer je niet, dit
staat bestaat uit instincten en reflexen. Bij het leren van bepaald gedrag, pas je gedrag aan door
een specifieke ervaring. Wanneer je van ervaringen leert, verandert je gedrag (hier sluit de tweede
vraag van Tinbergens dus op aan).
Bij leren zijn de factoren nature (genen) en nurture (omgeving) beide enorm van belang en
beïnvloeden erg sterk hoe een persoon zich ontwikkelt. Bij eeneiige tweelingen die op verschillende
gebieden zijn opgegroeid, is er ook onderscheid te vinden. Hun genotypen is hetzelfde, maar hun
fenotypen (uiterlijk) en gedrag kan erg verschillen.
Er zijn een aantal soorten manieren van leren:
Inprenting: Het tot stand brengen van een langdurige gedragsreactie op een bepaald individu of
object. Het inprenten kan alleen plaatsvinden tijdens een specifieke periode in ontwikkeling, de
gevoelige periode genaamd. Deze periode is vaak wanneer het dier nog erg jong is, hierbij leert het
dier wie het ouder dier is en wat basisgedrag en de ouder leert weer juist zijn nakomelingen
kennen.
Jonge vogels hebben geen aangeboren herkenning van een moederdier. Ze identificeren zich
eerder met het eerste object dat ze tegenkomen dat bepaalde sleuteleigenschappen heeft.