Kwalitatieve methoden en
technieken
5 – Mijnwerkers of ontdekkingsreizigers? Het
kwalitatieve interview
5.1 Verschillende visies of kwalitatief interviewen
Omdat interviewen een integraal onderdeel van de samenleving is geworden wordt ook wel
gesproken over een interview society. Interviewen is naast observeren de dominante
dataverzamelingstechniek in kwalitatief onderzoek. Taal en tekst worden beschouwd als belangrijke
manieren om de sociale wereld te leren kennen en begrijpen.
Een eenvoudige definitie van een interview is als volgt: ‘Het doel van een interview is het verzamelen
van informatie uit mededelingen van ondervraagde personen, ter beantwoording van een vooraf
geformuleerde vraag’. De visie over een goed kwalitatief interview kan echter niet los worden gezien
van een bredere wetenschapsopvatting. Er zijn verschillende stromingen binnen het kwalitatief
onderzoek die zich situeren tussen modernistische en postmodernistische opvattingen.
Over het algemeen worden twee paradigma’s onderscheiden, namelijk het positivisme versus het
constructionisme of de interpretatieve benadering.
1. Positivisten vertrekken van een dualisme of een strikte scheiden tussen onderzoeker en
onderzoeksobject. Dit is een typisch natuurwetenschappelijke onderzoeksopvatting, die
objectiviteit, onafhankelijkheid en waardevrijheid van de onderzoeker vooropstelt. De
onderzoeker kan gezien worden als een mijnwerker die graaft naar informatie. Deze
benadering is gebaseerd op een simplistische ontologische visie op de werkelijkheid.
2. De onderzoeksobjecten van de sociale wetenschapper zijn de sociale werkelijkheid en
mensen. Ze zijn complex, veranderlijk en responsief en kunnen op verschillende manieren
reageren afhankelijk van een bepaalde onderzoekssituatie. Een constructionistische
onderzoeksbenadering houdt rekening met deze responsiviteit en vertrekt van de
ontologische premisse dat één objectieve realiteit niet bestaat, maar dat iedere actor zijn
eigen visie op de realiteit heeft en zijn eigen realiteit construeert. Onderzoeker en
onderzochte zijn verbonden met elkaar in dat constructieproces en beïnvloeden elkaar.
De visie op kennisproductie die wordt aangehangen heeft een belangrijke invloed op opvattingen
over het interview en de manier waarop we omgaan met de kennis die verworven wordt. Een
kwalitatief interview zal volgens de constructionistische visie peilen naar motivaties om criminaliteit
te plegen, zal trachten de context van keuzes in kaart te brengen en wijzen op de voorgeschiedenis
en het situationele aspect van gebeurtenissen. Aan de hand van narratieven over andere aspecten
van het leven zal men proberen verklaringen te vinden. Er wordt naar de respondent geluisterd en de
onderzoeker tracht hem/haar te begrijpen. Het interactieve, situationele aspect van het interview
wordt benadrukt. De constructionistische benadering vindt haar wortels in de theoretische en
epistemologische tradities die het verhaal van de sociale actoren privilegiëren als databron. Mason
(2002) omschrijft het interview als een conversatie met een bepaald doel, in een flexibele, vloeibare
stijl. Holstein en Gubrium (2004) spreken in het verlengde hiervan van een active interview. De
realiteit wordt benaderd als een dynamisch, gedecontextualiseerd en te ontdekken bestaan.
Tegenover het metafoor van de mijnwerker kan het metafoor van de ontdekkingsreiziger worden
geplaatst. De ontdekkingsreiziger wil nieuwe dingen ontdekken. Het interview is een manier van
,kennisconstructie, waarbij de interviewer en de respondent samen deelnemen aan het proces. Deze
benadering van het interview is gebaseerd op een meer gesofisticeerde ontologie.
5.2 Wanneer of waarom kiezen voor een kwalitatieve bevragingsmethode?
Vanuit een interpretatieve wetenschapsopvatting wordt de respondent beschouwt als een
knowledgeable agent (een handelende kundige actor), die in staat is om te spreken over het waarom
van zijn handelingen. Bij de conceptualisering van de knowledgeability kan onderscheid gemaakt
worden tussen drie vormen van kennis: het discursieve en praktisch bewustzijn en het onbewuste.
1. Op het niveau van het discursieve bewustzijn is iedereen in staat om bepaalde redenen te
geven, om verantwoording af te leggen over zijn handelingen of beslissingen. Deze redenen
hoeven niet noodzakelijkerwijs ‘waar’ te zijn. Een enge definitie van het discours beperkt zich
meestal tot een analyse van dit discursief bewustzijn.
2. Het handelen op basis van het praktische bewustzijn verwijst naar al hetgeen de actoren
weten en gebruiken om zicht te kunnen bewegen in het sociale leven. Het zijn factoren die
het handelen feitelijk bepalen, zonder dat de actoren zich daarvan bewust hoeven te zijn,
maar vaak niet geformuleerd kunnen worden op het discursieve niveau.
3. Ook zullen er onbewuste factoren zijn die een motief vormen voor iemands handelingen.
Hier hebben we geen zicht op. Via interviews krijgen we zicht op het discursieve bewustzijn
en via observaties op de effecten van het praktisch bewustzijn. De kennis die we kunnen
vergaren is dus steeds begrensd.
Kwalitatieve interviews (voorbeeld p. 193) zijn in het bijzonder aangewezen bij de analyse van
beslissingsprocessen. Interviews worden dan ook vaak gebruikt om motieven van misdrijfplegers te
proberen te achterhalen. Daarnaast kunnen ze ook gebruikt worden om strategieën te achterhalen
of levensverhalen vast te leggen. Kwalitatieve interviews zijn erg aangewezen bij de waarom- en de
hoe-vragen. Ze focussen ook vaak op belevings- en ervaringsaspecten van de betrokkenen. Het gaat
om de insider’s view. Het kwalitatieve interview probeert hierbij zoveel mogelijk het referentiekader
van de geïnterviewde te respecteren (role taking).
5.3 Soorten interviews
In de literatuur worden verschillende typologieën voor de indeling van interviews gebruikt. Hoewel
het open karakter kenmerkend is voor kwalitatieve interviews kunnen de verschillende interviews
geplaatst worden op een glijdende schaal van meerdere of mindere mate van structurering vooraf.
1. Het halfgestructureerde, semigestructureerde of halfopen interview maakt gebruik van een
topiclijst (voorbeeld p. 195) ofwel een interviewerschema met een logisch opgebouwde lijst
met vragen of thema’s die aan bod moeten komen tijdens het gesprek. De interviewer is vrij
om af te wijken van deze structuur. Er is een gedetailleerde voorbereiding, maar ook ruimte
voor spontaniteit.
a. Minst voorgestructureerde vorm: halfopen interview op basis van een topiclijst of
checklist, waar alleen de onderwerpen vooraf worden bepaald door de onderzoeker.
b. Meer voorgestructureerde vorm: een interview met een guide of een uitgewerkt
vragenprotocol. De interviewer denkt eerst na over welke informatie en welk niveau
van detaillering gewenst is. Mogelijke vraagformuleringen worden reeds vooraf
doorgedacht. De interviewer moet ondanks deze kunstmatigheid proberen het
interview zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen.
2. In het volledig ongestructureerde of open interview is er sprake van een minimale sturing. Er
wordt een algemeen thema aangereikt door één brede beginvraag. Dit wordt in de literatuur
ook wel een diepte-interview of open ended interview genoemd. Doormiddel van
‘doorvragen’ of probing en door in te gaan op wat de respondent vertelt, kan de onderzoeker
enige richting aan het gesprek geven.
, a. Een bijzondere vorm van open interview is het narratieve interview. Kenmerkend
voor deze interviewvorm is dat men sterk focust op het verhaal zelf en op hoe de
respondent orde in het verhaal brengt. Narratieve analyse wil het gedrag van
mensen, al dan niet retrospectief begrijpen.
5.4 Vragen stellen
Het interview wordt wel eens vergeleken met een toneelstuk: het verloopt via een script en heeft
een of meerdere topics, onderscheiden rollen en een format voor conversatie. Maar het heeft ook
een plot die zich ontwikkelt. Qua soorten vragen wordt er steeds gebruikt gemaakt open vragen
waarop de respondenten in hun eigen taal antwoorden. Via uitdiepende vragen wordt de
geïnterviewde aangemoedigd om een uitgebreid antwoord/een toelichting te geven.
5.4.1 Concreet of algemeen?
Geïnterviewden hebben het vaak moeilijk met algemene, zeer open vragen. Het is belangrijk om te
weten welke elementen meespelen in een beslissing (beschrijvende onderzoeksvraag). In vele
gevallen is het aangewezen om respondenten in interviews te laten vertrekken van relevante
situaties, contexten, alledaagse of minder alledaagse gebeurtenissen, zodat men toegang krijgt tot
deze gesitueerde kennis. Dit is belangrijk om respondenten te begrijpen.
Evers wijst ook op de mogelijkheid om elicitatietechnieken te gebruiken waarbij men aan de hand
van specifieke stimuli respondenten bevraagt. Het hanteren van beeldmateriaal is een van deze
technieken. Het gebruik van zogenaamde vignetten (hypothetische scenario’s) is eveneens een
wijdverspreide techniek (voorbeeld p. 200). Het gebruik van reële of hypothetische situaties is vooral
interessant om redeneringen van respondenten te achterhalen bij ethische en morele gevoelige
situaties.
5.4.2 Wanneer vraag je door?
Als interviewer moet je de antwoorden van de respondent constant evalueren. De interviewer moet
peilen naar de bruikbaarheid van het antwoord voor het onderzoek. Indien een antwoord niet
toereikend is moet de interviewer proberen om wel voldoende valide informatie los te krijgen. Dit
kan door middel van doorvragen of probing. Wanneer kan je dit gebruiken?
Indien een antwoord onduidelijk of onvolledig is;
Indien het antwoord niet ingaat op de vraag;
Indien je een sociaalwenselijk antwoord vermoedt;
Indien de respondent het antwoord niet weet of geen mening heeft en je vermoedt dat dit
een antwoord uit beleefdheid is;
Wanneer je het gevoel hebt dat herinneringen uit het verleden vertekend zijn door het
heden.
Geef een voorkeur aan open, duidelijke en persoonlijke antwoorden en wees op je hoede voor vage
omschrijvingen in de ‘men’-vorm, ‘weet je wel’, ‘snap je’, ‘natuurlijk’, ‘en zo’.
5.4.3 Suggestieve vragen
Een belangrijke doelstelling van het kwalitatieve interview is om zo weinig mogelijk te sturen en in
het kader hiervan moet je vermijden om suggestieve vragen te stellen. Wees ook voorzichtig met het
verduidelijken van vragen door middel van voorbeelden.
5.4.4 De logica van het vragen stellen
Het interview dient te verlopen op een manier die zo goed mogelijk aansluit bij de logica van een
normaal gesprek. Je start met een korte voorstelling van de doelstelling van het onderzoek en
probeert het ijs te breken. Mortelmans (2013) onderscheidt verschillende soorten vragen:
1. Openingsvragen moeten ervoor zorgen dat de respondent went aan de interviewsituatie en
zich betrokken voelt. Vaak worden een aantal gegevens over de respondent gevraagd.