Aantekeningen colleges Moderne Letterkunde 2
Hoorcollege 1 – 13/4/2021
1921 Bezette stad – Paul van Ostaijen
- Typografie, laat conventies los, weinig poëziekenmerken, veel verwijzingen naar
andere kunsten (schilderkunst, film, reclames), tijdgebonden
- Totale ontremming van de poëzie
Martinus Nijhoff
- Volgens conventies, eindrijm, regelmatige versregellengte, stijlfiguren
o Klassieke poëzie, traditioneel, tijdloos
- Er is geen vooruitgang in de literatuur
Nieuwe gedichten
- Nijhoff poseert naast een auto (1934), modern beeld
- Het moderne beeld komt ook terug in de bundel
o Karavaan van auto’s, treinen, radio’s, viaducten, bioscoop
- Welgestelde dichter (kon auto permitteren), reed naar verre plekken
- Citaat Nijhoff waarin hij zichzelf presenteert (‘Over eigen werk’)
o Geen verbitterde dichter, wijst moderne dichter niet af, ben van deze tijd
o Moderne dichter moet in zijn tijd staan
o Poëzie moet voor de toekomst werken
o Kritiek op Willem Kloos (Tachtiger); keert zich tegen zijn eigen tijd
Kloos is een anti-moderne dichter
o Kloos (romanticus, ongelukkig) vs. Nijhoff (modern, eigen tijd)
Commerciële beeldcultuur
- Boekenweek 1934
- Typisch voor de literaire cultuur van de jaren ’30 en nu
o Beeldcultuur (foto, film), commercieel, persoon van de schrijver is belangrijk
o Manier om schrijvers in de markt te zetten (ansichtkaarten)
Het literaire bedrijf
- Tijdschriften, uitgeverijen (reeksen), gezelschappen, etc.
- Jaren ‘30: massale productie van goedkope boeken, binnen het bereik van gewone
mensen
Import: circulatie van literatuur
- Vertaalde en onvertaalde literatuur = ca. 60% van titelaanbod romans
- Populaire fictie en ingewikkelde romans
,Export
- Nederlandse boeken werden vertaald naar het Duits (en in mindere mate in het
Engels en Frans)
Verkoop: Bestsellers en canon
- Bestsellers voor een heel groot publiek (veelal vergeten) vs. literatuur van kleine
oplage met een klein select publiek (wordt nu meer gelezen)
Nijhoff in de literaire cultuur van de jaren ‘30
- Kloos: ‘Kunst moet zijn de aller-individueelste expressie van de aller-individueelste
emotie’
- Nijhoff: ‘Een dichter schreit niet’
Poëzie is gevolg van transformatie
- Kloos: inhoud (persoonlijke emoties) >> vorm (beeldspraak, taal)
- Nijhoff: inhoud (persoonlijk gevoel/gedachte) > vorm (taal, medium) > inhoud
(onpersoonlijk, mythe, traditie) > vorm (gedicht)
o Geen rechtstreekse vertaling gevoelens in gedicht, moeten eerst afkoelen en
in het hoofd van de dichter worden omgezet in een eerste vorm
o ‘Awater’: Gemis van een broer > indrukken, beelden, notities > Bijbelse
verwijzingen, sprookjes > Awater
o Reden: goed milieu beschermen, niet te veel van jezelf blootgeven,
verwerking van gevoelens, lezers kunnen hun eigen gevoelens projecteren op
de tekst (projectiescherm – oneindige duidingen/interpretaties)
- Nijhoff: De ware dichter levert zich over aan iets dat universeler is dan zijn eigen
particuliere emoties, namelijk de traditie. Daardoor is de ware poëzie onpersoonlijk
o Kalte persona: onpersoonlijke, afstandelijke dichter
Vraag: Hoe verhoudt Nieuwe gedichten zich tot de actualiteit van de jaren 1930?
- Moderne wereld van spullen: auto’s, treinen
- Economische recessie: beurskrach, armoede, fabrieken
o ‘De vogels’: moderne wereld in traditionele vorm, als reactie op de
onderdrukking van de werklozen, verandert slotregel
Nieuwe gedichten
- Aardse poëzie en het gewone woord
o Niet de koude hemel (dood) maar de warme aarde (levend)
- Vormvaste gedichten (kwatrijnen, sonnetten)
o Epische poëzie en mythologie
- Ambachtelijke visie op dichterschap (met bijbehorende metaforen)
o De dichter als ingenieur
- Auteursnaam – titel – uitgeversvignet – inhoud (Zes gedichten, Acht sonnetten,
Awater)
, M. Nijhoff, ‘Awater’: Signalement
- Genre: epische poëzie (Awater komt uit een kantoor, wordt achtervolgd door
hoofdpersoon door de stad, want ik-persoon is op zoek naar een reisgenoot (broer))
- Vorm: 273 versregels over 8 strofen
o Proloog (1)
o Verhaal (2-7): ik heeft een man gezien
o Epiloog (8): Oriënt Express maakt zich op voor vertrek
- Verteller en personage(s): gedramatiseerde ik-verteller
- Interpretatief commentaar: 1934-2021
o Niet het wat maar het hoe
o Aandacht voor de dieptestructuur, weinig aandacht voor oppervlaktestructuur
- Leesstrategie 1: referentieel (verwijzingen in het gedicht naar buiten het gedicht)
o Hij werkt op een kantoor, heet daar Awater (de Utrechter)
o Station Malibaan
o ‘Een schip begroet dat over zee verschijnt’: Poster ‘Rotterdamsche Lloyd
- Leesstrategie 2: intertekstueel
o Genesis 1 (Bijbelse verwijzingen – Bijbel als cultuurtekst)
o Petrarca, sprookjes van Andersen e.v.a.
o Nijhoff (‘Over eigen werk’)
- Strofe 6: Awater zingt een lied -> vertaling van sonnet van Petrarca (In vita di
Madonna Laura)
- De Oriënt Epress: hogere burgerij kon daar gebruik van maken
Vraag: Hoe manifesteert ‘de traditie’ zich in Nieuwe gedichten?