Samenvatting Ziekteleer Diabetes Mellitus
1. Etiologie
Leerdoelen
Bergrijpen en uitleggen van het aantal soorten diabetes.
Kennis over de risicofactoren voor diabetes.
De epidemiologie kunnen beschrijven.
Oorzaken van diabetes.
Diabetes soorten
Type 1 vs. type 2
Type 1 Type 2
Type diabetes Auto-immuun Niet auto-immuun
Onderliggend mechanisme Insuline producerende cellen Insuline resistentie en
beschadigd – verminderede insuline
pancreas/alvleesklier levert gevoeligheid
geen insuline meer aan
Behandeling Volledig insuline afhankelijk Dieet, medicatie, insuline
Diagnose periode Kinderleeftijd Volwassenleeftijd
Risicofactorprofiel Minder afwijkend – normaal Afwijkend profiel – obesitas
gewicht
Frequentie 5-10%, minder voorkomend – 95%, veel voorkomend -
incidentie stijgt gestaag epidemie
Prediabetes
Wereldwijd zijn er 374 miljoen mensen met prediabetes wat verwacht bijna verdubbeld is in 2045.
Het lichaam reageert minder goed op insuline en heeft dus moeite met de verwerking van
bloedsuikers. Mensen ervaren vaak nog geen klachten/symptomen. Er kan wel al een verhoogde
bloeddruk of verhoogd cholesterol worden gevonden in dit stadium en vaatschade aan het hart, de
ogen en de bloedvaten kan ook al optreden. Het hebben van prediabetes verhoogd de kans op
diabetes in de toekomst.
Prediabetes kent geen officiële classificatie, omdat het veel overlapt met diabetes type 2. Het is
echter een eerder stadium voor diabetes waarbij mensen al een verhoogd glucose in het bloed
hebben, maar nog niet hoog genoeg voor diabetes type 2. De WHO definieert prediabetes als een
fase van intermediate hyperglycemie met twee parameters: impaired fasting glucose (IFG) gebaseerd
op nuchter plasma glucose (FPG) tussen de 6.1 en 6.9 mmol/L en impaired glucose tolerance (IGT)
gebaseerd op de 2 uur plasma glucose waarden tussen de 7.8 en 11.0 mmol/L.
IFG = verhoogde glucose levels tijdens een nuchtere
periode, maar nog onder het cutt-of point voor echte
diabetes. Samen met IGT is het een teken van insuline
resistentie.
IGT = verhoogde bloedglucose levels (boven het
normaal), maar niet hoog genoeg voor een diabetes
diagnose.
Via het HBA1c kan ook gemeten worden of er sprake is van
prediabetes. Dan gaat het om een percentage tussen 6% en 6.5%.
,Zwangerschapsdiabetes
https://www.youtube.com/watch?v=T09oiyoy6ek&ab_channel=ArmandoHasudungan
Een verhoogde glucose intolerantie tijdens de zwangerschap
door hormonale factoren afkomstig van de placenta. Het
lichaam is minder gevoelig voor insuline en de
bloedsuikerspiegel stijgt.
Het komt bij 5% tot 20% van de zwangerschappen voor. In
welke mate zwangerschapsdiabetes zich voordoet, hangt af van de hoeveelheid bètacelreserves de
moeder heeft. De diabetes ontwikkelt zich meestal in het derde trimester (na 28 weken) en verdwijnt
over het algemeen als het kind geboren is. De diagnose wordt door middel van de Orale Glucose
Tolerantie test gesteld.
Risico’s om zwangerschapsdiabetes te krijgen is het al eerder gehad hebben, een grote baby dragen,
eerder een miskraam gehad hebben, een moeder met overgewicht of familie met overgewicht.
Vaak wordt er geen medicatie gegeven, maar wel snel begonnen met insuline spuiten.
Risico’s voor de baby
Over het algemeen zijn er geen ernstige verwikkelingen, omdat de bloedglucosewaarden pas te hoog
zijn na de 20e week van de zwangerschap en dan zijn de organen van de baby al goed ontwikkeld.
Toch kunnen er zich alsnog risico’s voordoen:
Te sterke groei van de vrucht (macrosomie) met een grotere vetopstapeling, een grotere
moederkoek en meer vruchtwater.
Grotere kans op complicaties rond de geboorte, zoals vroeggeboorte, trauma bij de bevalling
(bijvoorbeeld: schouderontwrichting, geelzucht, moeite met ademhalen/drinken).
Zwaardere baby voor de zwangerschapsleeftijd die er ogenschijnlijk gezonder uitziet dan in
werkelijkheid is.
Verhoogde kans op het ontwikkelen van diabetes en overgewicht bij uw kind op latere
leeftijd.
Risico’s voor de moeder
Keizersnede en problemen bij de bevalling.
Kans op miskraam.
Te veel vruchtwater, waardoor de baby te vroeg geboren wordt.
Problemen met hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap.
Urineweginfecties.
Grote kans om opnieuw diabetes te ontwikkelen bij een volgende
zwangerschap.
50% meer kans om later type 2 diabetes te ontwikkelen.
Latent Autoimmune Diabetes in Adults (LADA)
LADA wordt ook weleens diabetes type 1.5 genoemd. Het is een auto-immuun
ziekte en ontwikkelt zich langzamer, waardoor de mensen redelijke tijd zonder
insuline spuiten door kunnen. LADA ontstaat als de alvleesklier stopt met het
produceren van voldoende insuline door langzame schade aan de insuline
producerende cellen in de pancreas (bètacellen). Het wordt vaak aangezien als
type 2 en is alleen aan te tonen via antibodies in het bloed.
,Kenmerken: 35-60 jaar, familiaire voorgeschiedenis van type 1 diabetes, BMI < 25 en acute
symptomen bij diagnose.
Maturity Onset Diabetes of the Young (MODY)
MODY begint tussen de 10 en 25 jaar, maar wordt soms pas later ontdekt. Het is een erfelijke vorm
van diabetes wat ook meteen de oorzaak ervan is. Als de hoeveelheid suiker in ons bloed stijg (na het
eten), moet de alvleesklier insuline afgeven. Bij MODY reageert de alvleesklier niet genoeg, waardoor
het te weinig insuline afgeeft.
Risico op MODY
Als meerdere personen in de familie diabetes hebben + meerdere generaties.
Minimaal 1 familielid waarbij de diagnose diabetes op jonge leeftijd (<25 jaar) is vastgesteld.
Als er geen auto-antistoffen zijn (stoffen die het lichaam maakt tegen de alvleesklier) die
passen bij diabetes type 1.
De diagnose van MODY wordt vaak verkeerd gesteld, omdat de symptomen lijken op die van type 1
en 2. Via DNA onderzoek kan het vastgesteld worden en het komt bij 1% tot 3% van alle diabeten
gevallen voor.
Kenmerken: BMI < 25, insuline afhankelijk, familiaire voorgeschiedenis diabetes (elk type), vaak geen
insuline resistentie en vaak afwezigheid van bèta cel auto-immuniteit.
Neonatale diabetes
Deze vorm van diabetes wordt ook wel congenitale diabetes genoemd en komt alleen bij kinderen
voor en is zeer zeldzaam (1/90.000-160.000 geboorten). Het gaat hier om een mutatie van een single
genen-monogenic. Er zijn meer dan 20 bekende genetische risicofactoren. Het verdwijnt bij peuters,
maar het kan later terugkomen.
Mensen die al in hun eerste 6 levensmaanden diabetes krijgen, kunnen een speciale genetische vorm
hebben van neonatale diabetes. Die moet anders worden behandeld dan diabetes type 1.
Rotterdamse onderzoekers ontdekten een bepaald gen dat anders is dan bij de gewone diabetes. Het
heeft officieel Kir-6.2. Deze variatie zorgt ervoor dat een kanaaltje in de alvleesklier minder goed
werkt. Dat probleem kan worden behandeld met tabletten.
Diabetes Insipidus (niet echt diabetes)
• Zeldzame vorm (1 per 25,000 in algemene populatie) en heeft niets te maken met
bloedsuiker.
• Het regelmechanisme voor vochtopname en vochtuitscheiding van het lichaam werkt niet
goed. De nieren scheiden voortdurend water/vocht uit, waardoor je veel moet plassen.
• Je kan gedehydrateerd/uitgedroogd raken.
• Het kan leiden tot een hoge hartslag, lage bloeddruk en constipatie.
• Symptomen zijn: extreme dorst, veel plassen, ook ‘s nachts, voorkeur koude dranken.
Vormen
• Central diabetes insipidus: ontstaat door een hormonale verstoring in de hersenen.
Bijvoorbeeld door een tumor, hersenoperatie of hersenletsel.
• Nephrogenic diabetes insipidus: Een vorm die ontstaat doordat de nieren niet goed werken.
Deze vorm is meestal erfelijk, maar kan ook komen door medicijnen of door andere
aandoeningen.
• Gestational diabetes insipidus: Een vorm die alleen voorkomt tijdens de zwangerschap en
meestal zo’n 4 tot 6 weken na de bevalling weer verdwijnt.
, • Primary polydipsia: Een vorm door verstoring in het dorst-mechanisme dat vanuit de
hersenen wordt geregeld. Je krijgt dan meer dorst en drinkt en plast te veel.
Diagnose
Type 2 diabetes: 2 nuchtere bloedsuiker waarden ≥ 7,0 mmol/l op 2 verschillende dagen +
behandeling bij huisarts
• Vingerprik bloedsuiker ≥ 11.1 mmol/l + nuchter bloedsuiker ≥ 7,0 mmol/l
Type 1 diabetes: symptomen (ziek, misselijk, overgeven, vermoeid, minder aanspreekbaar,
frequent plassen, dorst):
• Urine check-ketonen aanwezig
• Spoedverwijzing naar kinderarts of behandeling internist
Bij LADA: huisarts/internist bloedprikken aantonen antibodies + behandeling internist
Bij MODY: aantonen antibodies + behandeling internist.
Bij zwangerschapsdiabetes: Orale glucose tolerantie test (diagnose verloskundige) +
behandeling internist.
Risicofactoren
De risicofactoren voor type 1 zijn: genetisch, virale of bacteriële infecties, chemische toxines in
voedsel, gebrek aan borstvoeding, keizersnede, vroeggeboorte, vitamine D gebrek, hygiëne
hypothese/microbioom onderzoek en een hoog geboortegewicht (>4000gr) en hoge BMI van de
moeder.
Kern risicofactoren voor type 2 diabetes zijn: leeftijd, glucose
intolerantie/prediabetes, zwangerschapsdiabetes, visceraal
vet/abdimonaal vet/ectopisch vet, slaap, laag geboortegewicht,
depressie, antipsychotica/anti-depressiva, anti-retrovirale
medicatie voor HIV, POPs, statine gebruik, portiegrootte, zuivel,
suikerhoudende dranken, alcohol en koffie/thee.
Risicofactoren voor zwangerschapsdiabetes zijn: leeftijd moeder, voorgeschiedenis GDM,
overgewicht, etniciteit (Aziatisch, afrikaans-Amerikaans en Spaans), zitten, voorafgaande
zwangerschappen, roken, PCOS, hypertensie en gebruik van glucocorticoiden.
Het is belangrijk voor het tentamen om te weten hoe in een
wetenschappelijke studie de risicofactoren van diabetes
onderzocht kunnen worden. Met
cohort/prospectief/longitudinaal onderzoek wordt er een
associatie gezocht die vervolgens met een RCT getoetst moet
worden.
Overeenkomsten tussen diabetes en HVZ