Samenvatting Ziekteleer Oncologie
1. Algemene principes van celdeling en celontregeling
Welke structuren spelen in een cel een rol in groei en replicatie van de
cel?
DNA (verstrekt de informatie) en RNA (voorziet de eiwitten).
Aminozuren/eiwitten als bouwstenen.
Celkern: hier ligt het genetische patroon vast en als daar iets fout gaat, komt het door een
verandering in de kern. Elke cel moet een functie vervullen en deze functie is afhankelijk van
de locatie. De functie ligt vast in de celkern.
Celcyclus
De celcyclus loopt van intermitotisch naar
deling. De cyclus bestaat uit de volgende
fases:
G0: intermitotisch/rustfase
G1: actieve fase, groter, organellen,
moleculen
S fase: DNA verdubbeling, centrosoom
G2 fase: groter, eiwitten, organellen,
controle en repair
M fase: mitose (waar de cel zich opdeelt in twee identieke cellen waar het DNA precies gelijk is).
G1-S-G2 is de interfase
G0 eindfase of dormant
De S en G2 fase zijn constant in duur, maar de G0 en G1 fase kunnen variëren per weefsel. Zo duurt
het in de colon 12 uur (snellere slijting door poep, dus meer cel vernieuwing nodig), in het epitheel
21 dagen en in de lever 160 dagen. In een tumor in de darmen wordt met chemo alle fasen van de
tumorcellen stopgezet, maar ook de goede cellen en hierdoor hebben patiënt vaak diarree.
Als er iets misgaat in een fase van de celdeling, zoals in een enzym, gaat de celdeling niet meer door.
Dit betekent echter niet dat het meteen een kankercel wordt. De cel kan namelijk ook gewoon
doodgaan (apoptose).
De meeste cellen zitten in een intermitotische fase. Stamcellen zijn nog pluripotent. Spiercellen zijn
altijd postmitotisch.
Meiose
,Tumor
Bij een tumor gaat het om de disbalans tussen de aanmaak en
afbraak van cellen. De oorzaak hiervan is verminderde apoptose
en differentiatie van de stamcellen. Een kankercel kan zich net als
een normale cel splitsen in verschillende soortenkanker. Variatie in
de kankercellen maakt het moeilijker te bestrijden. Met
behandeling pak je namelijk vaak alleen een subgroep van kanker
aan en de andere subgroepen niet, waardoor iemand
uitbehandeld raakt.
Ontregeling
Benoem factoren, zowel intra- als extracellulair, die ontregelt
werken op de cel en geef aan waardoor: virussen, asbest, voeding, chronische ontsteking, roken,
alcohol, luchtvervuiling, Uv-straling, etc.
Verdubbeling
Bij verdubbeling zegt het mitose aantal en mitose index (aantal delende cellen vs. de totale cellen
populatie) iets over of er iets mis is. Verhoogde verdubbeling kan nodig ingezet worden bij schade,
maar soms groeit het weefsel ook zonde reden te snel (niet schade gestuurd, maar kanker gestuurd).
De fabriekjes en stoffen die we nodig hebben voor verdubbeling van cellen halen we uit voeding. Bij
de aanwezigheid van een kankercel wordt hier dus veel meer van gevraagd. De voedselvoorziening
voor de kankercel komt uit de omgeving waar hij
zit, omdat er geen direct bloedvat loopt die de
tumor voorziet. Op een gegeven moment komt er
niet meer genoeg voeding uit de omgeving voor de
tumor om te groeien. Als gevolg kunnen er nieuwe
bloedvaatjes gemaakt worden vanuit de tumor
(neo-angiogenese) met stofjes die in de
kankercellen zitten. Als dit niet gebeurd, sterft de
tumor van binnen uit af (oorzaak: hypoxie).
Door de langzame groeisnelheid van kankercellen in sommige gevallen kan een nieuwe kankercel
zich verstoppen en niet-gediagnosticeerd door delen. Er
zijn 30 verdubbelingen nodig voor een tumor van 1
centimeter. Een verdubbeling kan maanden duren, dus
een zichtbare tumor kan jaren duren. Bij tumoren aan de
buitenkant (huid) is het sneller zichtbaar. Door het feit
dat het lang duurt voor kanker gediagnosticeerd kan
worden, is er meer tijd ook voor metastasen.
Gedrag van tumor
Een tumor gedraagt zich als normaal weefsel, omdat het uit normale cellen is ontstaan. Maar hoe
meer delingen de tumorcellen doormaken, hoe meer ze afwijken van de normale cel. Men spreekt
daarom ook over goed en slecht gedifferentieerde kankercellen.
Het tumorstroma houdt de tumor als geheel op zijn plek. Verder voorziet het de kankercellen van
groeifactoren en zet aan tot neo-angiogenese en lymfangiogenese.
, Systematiek
De systematiek van de tumor wordt bepaald aan de hand van morfologie, architectuur en classificatie
(hoog of laag). De morfologie is echter nu verleden tijd en nu kijkt men naar fenotypering. De
fenotypering wordt bepaald met immuunhistochemie en moleculaire analyses.
Immuunhistochemie: door een bepaald stofje aan je weefsel toe te voegen zal een bepaald
subtype kanker oplichten. Gebeurt dit niet, dan is dat subtype niet aanwezig.
Door subtyperingen van kanker weten we beter of iemand baat heeft bij een bepaalde behandeling.
Bij een verkeerde chemo worden bijvoorbeeld niet de kankercellen aangepakt, maar wel de gezonde
cellen wat een groot nadeel is voor de patiënt: baat vs. kosten.
TNM-classificatie
De TNM-classificatie is voor de uitbreiding van tumoren. Na het nemen van een biopt wordt een
classificatie van de tumor bepaald (we praten altijd over kwaadaardige cellen, omdat dat kanker is).
De classificatie is op basis van differentiatiegraad, locatie, morfologie, architectuur (opbouw van het
weefsel, zoals buizen of velden) en een goede of slechte differentiatie.
*Beïnvloeding van de cel
De cel kan chemisch, fysisch en biologisch worden beïnvloed.
Chemische beïnvloeding
De cel wordt beïnvloed door direct contact tussen het DNA en de chemisch stof of indirect via het
cytostatica, aminen-blaas, koolwaterstoffen, asbest of schimmelproducten.
Fysische beïnvloeding
Straling en UV . Elk land kent een achtergrond straling. Dit is een enorm lage maat en kan
theoretische gezien kanker veroorzaken, maar die kans is zeer klein.
Biologische beïnvloeding
Parasieten, bacteriën, virussen (DNA, RNA, Hepatitis B en C, HPV, HIV, Epstein Barr, Herpes). De
werking van de biologische beïnvloeding is dat het DNA/RNA van een virus naar de celkern gaat en
zich inbouwt in de gastheer. Het RNA van het virus kan de functie van de gastheercel aanpassen,
waardoor het meer virussen kan gaan maken. Onze eigen cellen signaleren de foute boel in onze
andere cellen en reageren erop met apoptose, maar het virus kan dit dus tegen gaan waardoor de
deling verkeerd kan gaan kankercellen.
Genen en mutaties
Bepaalde genen zitten normaal in de cel, maar kennen mogelijk modificaties.
Proto-oncogenen: oncogenen zijn proto-oncogenen die mutaties zijn ondergaan. Ze zijn
onschuldig zolang ze niet geactiveerd worden. Worden ze wel geactiveerd, dan krijg je
kanker. Het zijn niet per definitie slechte genen, maar ze lijden wel aan overstimulatie als ze
kankercellen worden. Groeifactoren, hormoonreceptor, signaal transductie en transcriptie
kunnen het oncogen activeren. Oncogenen kunnen dominant zijn op een allel, waardoor je
een duidelijk effect ziet van een abnormale expressie van het gen. Deze abnormale expressie
leidt weer tot ontregeling van groei en differentiatie.
Oncogenen mechanismen kunnen een gen amplificatie zijn, dus meerdere kopieën van het
gen/duplicatie van een stuk chromosoom achter elkaar. Door de duplicatie van het gen
wordt de afschrijving van het gen geamplificeerd en worden er bijvoorbeeld 3 in plaats van 1
eiwit gemaakt: verhoogde gen expressie (meer eiwit van het gen in een cel). Meer gen
expressie = meer eiwit = meer groei. Puntmutaties zijn kleine veranderingen in het DNA door