Hoofdstuk 7 Luteijn & Barelds: Neuropsychologische vragen en
methoden
Neuropsychologie draait om hersendysfuncties en is niet beperkt tot cognitieve functiestoornissen
en intellectuele achteruitgang, maar ook op emotionele en persoonlijkheidsfactoren, op de beleving
en verwerking van de patiënt, op beperkingen in het dagelijks leven en op de gevolgen van sociale
rollen en relaties.
Soorten vraagstellingen
Anders dan de 5 basisvraagstelling (onderkenning, verklarend, indicatie, predictie en evaluatie), heeft
de neuropsychologie drie eigen vraagstellingen. In de volgorde dat ik ze bespreek, geven ze de ruwe
mate van zekerheid weer waarmee de neuropsycholoog in staat is antwoord te geven op de vragen
(zie boek voor voorbeeldvragen):
1. Wat is het cognitieve profiel van de cliënt? Hierbij wordt gevraagd om stoornissen in gedrag,
cognitie en emotie, waarbij zowel stoornissen als mogelijkheden, de intacte en relatief sterke
functies worden meegenomen. Interpretatie en classificatie van de sterkten en zwakten
wordt hier nog niet gedaan. Wel worden verklarende, predicerende, indicerende en
evaluerende factoren uitgezocht: psychologische en situationele factoren die een rol spelen,
welke consequenties voor het dagelijks leven van de patiënt verwacht wordt, of er
behandelingsmogelijkheden en competente behandelaars zijn en of er na verloop van tijd of
na een behandeling subjectieve en/of objectieve verbeteringen dan wel verslechteringen zijn
opgetreden.
a. De expliciete relatie tussen gedrag en hersenen komt hier aan de orde. Bij vraag
twee wordt er gekeken naar aangetoonde hersenbeschadiging en/of afwijkingen.
b. Bij vraag drie wordt er gekeken of er wellicht sprake is van hersenafwijkingen en zo
ja, welke. Voor beide vragen vormen de sterkten en zwakten en het cognitieve
profiel de basis.
2. In neurologische, neurochirurgische, revalidatiegeneeskunde of medisch-gerechtelijke
context zijn in het algemeen de soort en de locatie van het hersenletsel als verondersteld of
vastgesteld. De taak van de neuropsycholoog is dan om de gedragsgevolgen te constateren
of welke restverschijnselen er nog van een eerder neurologische ongeval zijn.
3. In dit geval is er geen sprake van ene aangetoond hersenletsel. De aanvrager wil nu weten of
het NPO daarvoor misschien aanwijzingen oplevert. Dan zit je bij een neuropsycholoog niet
altijd aan het juiste adres en is het beter om naar een medische specialist te gaan.
a. De oorzaak van gedragsveranderingen is niet altijd zinvol om te weten, omdat de
focus in sommige gevallen beter kan liggen op hoe de patiënt verder moet met zijn
beperkingen.
Soorten vragenlijsten
Het huidige arsenaal aan neuropsychologische testen kunnen worden ingedeeld in vier algemene
groepen: 1) algemene niveau- en screeningtest, 2) specifieke tests voor het cognitieve functioneren
opgedeeld in functiedomeinen, 3) tests voor emotioneel functioneren, persoonlijkheid en attitudes
en 4) klinimetrische methoden.
Niveau- screeningtests
In de NPO kan men behoefte hebben aan de algemene schatting van het niveau van intellectueel
functioneren, zowel als achtergrond waartegen met meer specifieke cognitieve scores kan
interpreteren als voor praktische implicaties voor advisering, begeleiding en behandeling.