KENNISTOETS SAMENVATTING
PARTNERS IN PREVENTIE - OWE 6
,Inhoudsopgave
Week 1...................................................................................................................................................4
De student kan de oögenese (eicelontwikkeling) en spermatogenese (zaadcelontwikkeling)
beschrijven.........................................................................................................................................5
De student kan de menstruele cyclus en ovariële cyclus beschrijven en hierin de verschillende
fasen onderscheiden..........................................................................................................................6
De student kan de invloed van gonadotrope hormonen bij de man/vrouw beschrijven...................8
Weet in grote lijnen op welke manier de erfelijke informatie van ouders wordt doorgegeven aan
het kind en welke overervingsprincipes een rol kunnen spelen bij het overdragen van genetische
aandoeningen.....................................................................................................................................8
Week 2.................................................................................................................................................11
De student kan beschrijven hoe de conceptie tot stand komt.........................................................11
De student kent globaal de ontwikkeling die de embryo/ foetus doormaakt van het moment van
conceptie tot het moment van geboorte.........................................................................................12
De student kent de belangrijkste invloeden vanuit het interne en het externe milieu (omgeving,
moeder) op de zwangerschap en de ontwikkeling van de embryo/ foetus......................................19
De student kent de basisprincipes van het begrip “erfelijkheid” en kent een aantal veelgebruikte
vormen van prenatale diagnostiek...................................................................................................20
Week 3.................................................................................................................................................21
De student kan beschrijven hoe de bevalling plaatsvindt en daarbij onderscheid maken tussen de
fasen “ontsluiting”, “uitdrijving” en “nageboorte”...........................................................................21
De student kan beschrijven hoe na de bevalling de ademhaling op gang komt en welke
veranderingen er plaats vinden in de bloedcirculatie van de baby..................................................23
De student kent de betekenis en de inhoud van de Apgarscore......................................................23
De student kent de begrippen “neonatale fase” en “zuigelingfase” en kan in grote lijnen
beschrijven welke ontwikkelingen een kind doormaakt in het eerste jaren van het leven, zowel
lichamelijk als ook op cognitief gebied.............................................................................................24
Week 4.................................................................................................................................................25
- De student kent een aantal ziektebeelden die met enige regelmaat voorkomen op de basisschool
..........................................................................................................................................................25
- De student kent van deze ziektebeelden de etiologie, “signs and symptoms” (inclusief
alarmsymptomen) en de behandeling..............................................................................................25
- De student kan m.b.t. deze ziektebeelden adviezen geven aan ouders en school over hoe te
handelen in het kader van preventie, voorkomen van verdere besmetting, wanneer een dokter/ de
GGD te raadplegen, etc....................................................................................................................25
- De student weet wat een gedragsstoornis/ -probleem is en kent, ter illustratie hiervan, de
diagnostische criteria, de symptomen, belangrijkste epidemiologische gegeven en overwegingen
bij de behandeling van ADHD...........................................................................................................25
1
, - De student heeft inzicht in een aantal opvattingen die leven in de maatschappij rondom de
diagnostiek en behandeling van ADHD.............................................................................................25
Week 5.................................................................................................................................................28
De student kan meetgegevens m.b.t. lengte en gewicht verwerken en interpreteren....................28
De student kent oorzaken van een afwijkende lengte, een afwijkend gewicht en een afwijkende
visus..................................................................................................................................................28
De student weet welk beleid wordt ingezet als er sprake is van een afwijkende lengte, afwijkend
gewicht of afwijkende visus..............................................................................................................28
Week 6.................................................................................................................................................32
De student weet wat primaire en secundaire geslachtskenmerken zijn, zowel bij de vrouw als bij de
man...................................................................................................................................................32
De student kent in hoofdlijnen de (seksuele) ontwikkeling die plaatsvindt tijdens de puberteit en
adolescentie en kent in het kader hiervan de zogenaamde “Tanner-stadia”...................................32
De student kent verschillende vormen van anticonceptie en kan kort de werking ervan beschrijven,
evenals de belangrijkste voor- en nadelen. Tevens kan de student een inschatting maken van de
betrouwbaarheid van verschillende vormen van anticonceptie.......................................................35
Week 7.................................................................................................................................................39
De student kent de etiologie, signs and symptoms, diagnostiek en behandeling van een aantal veel
voorkomende Soa’s..........................................................................................................................39
De student kent de risico’s van het Humaan Papilloma Virus (HPV) en weet wat er landelijk gedaan
wordt aan preventie en screening (Bevolkingsonderzoek) op dit gebied.........................................40
Week 10...............................................................................................................................................41
Kent de verschillende aanleiding (‘oorzaak’) voor een amputatie....................................................41
Kent de incidentie van amputatie van de onderste extremiteiten...................................................41
Kan het verband leggen met doorbloedingsstoornissen, in het bijzonder claudicatio intermittens.41
Kan het klinisch beeld, het onderzoek en de behandeling bij claudicatio intermittens beschrijven.42
Kent de betekenis van een instrument als de Predict Salvage Scale................................................43
Kan beïnvloedende factoren voor stompgenezing aangeven en toelichten.....................................43
Weet wat fantoompijn is en wat de behandelingsmogelijkheden daarbij zijn.................................43
Weet wat stomppijn is......................................................................................................................46
Week 11...............................................................................................................................................46
Weet wat diabetes mellitus type 2 is en kent m.b.t. dit ziektebeeld de verschillende vormen, de
verschijnselen, de diagnostiek, de therapeutische mogelijkheden, de controlemogelijkheden,
mogelijke ontsporingen en de lange termijn complicaties...............................................................46
Heeft kennis van diabetes mellitus type 1 en kent hiervan ook de oorzaken, symptomen,
diagnostiek en behandeling..............................................................................................................46
Week 12...............................................................................................................................................59
Kent de anatomie en fysiologie van de nieren..................................................................................59
2
, Kent de basisprincipes van acute en chronische nierinsufficiëntie en de onderliggende etiologie en
het beleid daarbij..............................................................................................................................62
Heeft kennis en begrip van de relatie tussen DM en nierinsufficiëntie............................................65
Week 13...............................................................................................................................................66
MBG darmcarcinoom.......................................................................................................................66
De relatie van darmcarcinoom met familiaire polyposis coli aangeven;...........................................72
Beschrijven wat een stoma is, in het bijzonder een colostoma;.......................................................72
De verschillende vormen van colostoma benoemen;.......................................................................73
De postoperatieve complicaties van een colostoma benoemen zijn en aangeven wat de gevolgen
van het colostoma zijn voor het voedingspatroon...........................................................................73
Week 14...............................................................................................................................................74
Etiologie, symptomatologie, beleid en prognostische factoren van m. crohn en colitis ulcerosa
kunnen benoemen en toepassen op de casus..................................................................................74
Week 15...............................................................................................................................................75
Etiologie, symptomatologie, beleid en prognostische factoren van reumatische ziektebeelden
(artrose, reumatoïde artritis, osteoporose) benoemen en toepassen op de casus..........................75
Uitleggen wanneer er gesproken wordt van een reumatische aandoening en kent de termen
inflammatoire reumatische aandoening en degeneratieve reumatische aandoening.....................78
Bij een drietal ziektebeelden, reumatoïde artritis, artrosis deformans en osteoporose, uitleg geven
over de ontstaanswijze, de verschijnselen (incl. de gevolgen voor houding en beweging en voor de
functie van andere orgaanstelsels), de diagnostiek en de therapie..................................................79
3