Economie
Klas 4
Hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5
Keuzes maken, arbeidsdeling en ruil
De onzichtbare hand en de consument
,Hoofdstuk 1 Keuzes maken
- Samenleving: gezin, bedrijf en overheden
- Behoeften:
o Primair: voedsel, kleding, onderdak
o Secundair: noodzakelijk (mobiel), luxegoederen
- Welvaart in ruime zin: behoeft
- Welvaart in enge zin: cijfertjes
- Tastbare producten: goederen als voedingsmiddelen, boeken en vliegtuigen
- Niet-tastbare goederen: diensten
- Alternatief aanwendbaar: ze kunnen op verschillende manieren worden gebruikt (tijd
bijvoorbeeld)
- Vrije goederen: je hoeft er niks voor op te offeren
- Schaarste: de inspanning tussen menselijke behoeften en de beschikbare middelen
om in die behoeften te voorzien
- Er is sprake van schaarste (niet te verwarren met zeldzaam) als:
o Er in vergelijking tot onze behoeften niet genoeg middelen zijn
o De middelen voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt
- Welvaart neemt toe naarmate schaarste wordt teruggedrongen
- Let op:
o Je kunt wel meer goederen en diensten produceren, maar als je steeds meer
behoeften ontwikkelt neemt je welvaart niet in dezelfde mate toe
o Het produceren van goederen en diensten gaat vaak gepaard met
neveneffecten die de welvaart kunnen verlagen (snelweg naast huis maakt
geluid)
o Welvaart is subjectief begrip: iedereen ervaart het op zijn of haar eigen wijze
- Budget: maximumbedrag ter beschikking
- Opofferingskosten of alternatieve kosten: waarde van het beste niet
gekozen/opgeofferde alternatief
- Het keuzeproces wordt niet alleen bepaald door in euro’s uit te drukken kosten, maar
ook door allerlei niet-monetaire factoren
, Hoofdstuk 2 Arbeidsdeling en ruil
- Arbeidsdeling of specialisatie: verdelen van arbeid. Ieder maakt een uiterst beperkt
deel van de totale productie en is dus gedwongen het resultaat van zijn arbeid te
ruilen voor andere producten
- Gevolg arbeidsdeling: scheiding tussen productie en consumptie
- Eigendomsrechten goed vastleggen is belangrijk, koper wil zeker weten dat hij het
koopt van de rechtvaardige eigenaar
- Comparatieve voordelen: de een kan vergeleken met een ander een voordeel
hebben bij het vervaardigen van een bepaald product
- Absoluut voordeel: iemand is in beide activiteiten efficiënter dan de ander
- Persoon die het minst hoeft op te offeren als hij/zij zich volledig gaat focussen op een
product, maakt dat product. De ander maakt het andere product.
- Mensen kunnen hun tijd aan 3 dingen besteden: betaald werk, huishoudelijke
goederen produceren, genieten van vrije tijd of goede nachtrust
- Mensen zijn meer gaan werken, doen minder huishoudelijk werk en nemen meer
vrije tijd
- Loonverschillen tussen en man komt doordat: vrouwen tijdens de zwangerschap niet
kunnen werken, ze voor de kinderen willen zorgen, mannen zijn gemiddeld ouder en
verdienen dus meer, er werken 3x zoveel mannen in hoge functies als vrouwen,
vrouwen werken vaak in de verzorging (verdiend minder goed), vrouwen werken
vaak in deeltijd en maken daardoor minder snel promotie
- De wet van comparatieve kostenverschillen: een land gaat het artikel maken waarin
zij een relatief kostenvoordeel heeft
Hoofdstuk 3 Geld
- Transactie: ruil
- Transactiekosten: extra kosten die gemaakt
moeten worden om een ruiltransactie tot stand te
brengen
- Kapitaal:
o Geld kapitaal
o Human capital: menselijk kapitaal, verworven door onderwijs en ervaring
o Sociaal kapitaal: vertrouwen, low-trustsocieties: VS of Zuid-Italië, high-
trustsocieties: Nederland of Duitsland