1) Theorieën ten grondslag aan het auteursrecht: incentive/reward
2) Territorialiteit: bevoegde rechter/recht
3) Is er sprake van een beschermd werk?
4) Wie is maker?
5) Verveelvoudiging
6) Openbaarmaking
7) Persoonlijkheidsrechten
8) Driestappentoets
9) Auteurscontractenrecht
10) Naburig recht
11) Rechtshandhaving
Theorieën ten grondslag aan het Auteursrecht
Incentive theorie
Het auteursrecht moedigt de creatie en verspreiding van culturele informatie aan (incentivetheorie)
Het stelt de auteur in staat de investering die hij heeft gedaan, terug te verdienen middels de
verlengde periode van marktexclusiviteit. In ruil voor een exclusief recht wordt een auteur
aangemoedigd om te investeren in de creatie en verspreiding van culturele informatie. Hierdoor
komt er meer culturele informatie in omloop, hetgeen toegang tot informatie bevordert.
Er staat een garantie tegenover het uiten van een mening , te weten het exclusieve recht, daarom
wordt men aangemoedigd om mening te uiten. Daarnaast is er dan geen risico tot censuur.
De bescherming die wordt geboden dienst als stimulans om investeringen in informatieproducten te
doen en beoogt niet enkel het aanmoedigen om te creëren maar ook het verspreiden ervan. De
gedachte is dat het auteursrecht de creatie en verspreiding van cultureel materiaal bevordert, omdat
het dus een bepaalde periode van markt exclusiviteit in het leven roept zodat je de investeringen die
je hebt gedaan kan terugverdienen. De incentive theorie ziet uitsluitend op het bereiken van een
doel. Het auteursrecht is in die zin een middel waarmee de toegang tot informatieproducten voor de
samenleving als geheel wordt bevorderd zodat zij daarvan kunnen profiteren. Als deze bescherming
er niet zou zijn, zouden de investeringen namelijk niet of in mindere mate gedaan worden. Als de
bescherming er niet was kan namelijk iemand het zo na maken zonder die investering te doen dus
loont het niet om te investeren zelf, je zou dan eerder kiezen een ander te kopiëren.
De beschermingsomvang en duur van het exclusieve recht is wel beperkt. We hebben wettelijke
beperkingen die de vrijheid van meningsuiting bevorderen. Maar bescherming is niet eeuwig, het
betreft de leeftijd van de auteur + 70 jaar. Daarna kan er wel op worden voortgeborduurd worden.
Zonder incentive, zou de culturele mening veel minder geuit worden, na afloop kan men het vrij
gebruiken.
Auteursrechtelijke bescherming belemmert culturele vervolginnovatie. Auteurs baseren zich
namelijk doorgaans op eerder gemaakte werken. Indien die werken beschermd zijn kunnen ze in
mindere mate vrij gebruikt worden. Er zal dan minder op worden voortgeborduurd, want datgene
wat beschermd is, kan minder vrij gebruikt worden, hetgeen de vrijheid van meningsuiting juist
belemmert.
Het auteursrecht biedt met het verlenen van exclusieve rechten weliswaar een stimulans om
nieuwe culturele werken te creëren, maar vormt tegelijkertijd een obstakel voor de creatie van
nieuwe culturele expressie die op bestaande expressie gebaseerd is of daarmee overlapt (creatief
hergebruik). Bestaande expressie is beschermd en kan doorgaans niet vrij gebruikt worden, hetgeen
de creatie van culturele expressie juist belemmert. Tegelijkertijd zijn de wettelijke beperkingen die
,beogen de vrijheid van meningsuiting te bevorderen limitatief en onderworpen aan de strikte
driestappentoets: de vrije toegang tot informatie wordt op deze manier niet bevorderd.
Reward theorie
Het auteursrecht biedt met het verlenen van exclusieve rechten enerzijds een stimulans om nieuwe
culturele werken te creëren. Het auteursrecht creëert een bron van inkomsten (door de verlening
van exclusieve exploitatierechten) die onafhankelijk is van sponsoren etc. die invloed zouden kunnen
nemen op de individuele expressie van de maker. Verder stellen de inkomsten die voortvloeien uit de
exploitatie van het auteursrecht de maker in staat om meer tijd te investeren in de creatie van
werken en de industrie in staat om meer geld te investeren in de disseminatie van werken (want
langere periode van marktexclusiviteit om gedane investeringen terug te verdienen). Tegelijkertijd
bieden de wettelijke beperkingen van het auteursrecht genoeg ruimte om de vrijheid van
meningsuiting te garanderen.
-Of er een creatieve en intellectuele prestatie is die we moeten belonen
-En of de persoonlijkheid van de auteur in het werk besloten ligt
Culturele identiteit
Het auteursrecht is ingevoerd ter bevordering van culturele identiteit. Dit vloeit voort uit de
incentive-theorie. De gedachte is namelijk dat een land meer status krijgt naarmate er meer culturele
werken van afkomstig zijn.
Wat verder nog van belang is, is dat het auteursrecht ook functioneert als een soort inspiratie
systeem. Wanneer iemand een werk maakt is het namelijk bijna altijd zo dat hij een eerder
gecreëerd werk als inspiratiebron gebruikt. Dat betekent niet dat hij het werk in zodanige mate
overneemt dat hij daarmee inbreuk maakt op het auteursrecht, want dat hij door het werk bepaalde
ideeën krijgt en op basis van die ideeën dan geheel verstandig een nieuw werk gaat maken.
Daarnaast is het ook zo dat de auteursrechtelijke bescherming niet voor eeuwig duurt. Na afloop van
de beschermingsperiode is een ieder vrij om met dat werk te doen wat diegene wilt en het werk
komt dan in publieke domein. Op dat moment kun je dus wel in grote mate delen overnemen en
daar eventueel nog eigen creativiteit aan toevoegen. De gedachte is dat hiermee het aanbod aan
culturele werken in de maatschappij groter wordt. Een verzameling van al het culturele materiaal dat
op heden gemaakt is, wordt cultureel erfgoed genoemd. Uit het voortborduren op bestaand
materiaal bestaat een zogenaamde innovatiecyclus. De gedachte is dat wanneer iemand een werk
creëert een ander weer voortborduurt op dat werk en dat gaat dan de hele tijd zo door. Zodoende
levert het auteursrecht dus niet alleen een stimulerend middel op voor gehele nieuwe creatie maar
ook voor nieuwe creatie die is gebaseerd op reeds bestaande werken. De maker die een werk creëert
en het werk gaat exporteren is dus niet alleen exploitant van zijn eigen werk maar ook een gebruiker
van eerder door anderen gemaakte werken
Territorialiteit
Berner Conventie
De BC garandeert aan de onderdanen van de aangesloten landen een minimumniveau van
bescherming welke gebaseerd is op het gelijkstellings- of assimilatiebeginsel. Dit beginsel houdt in
dat auteursrechthebbenden dezelfde bescherming genieten als de landen aan hun eigen onderdanen
verlenen, onafhankelijk van de vraag of in het land van oorsprong bescherming wordt verleend. Dit
beginsel kan doorbroken worden door het reciprociteitsbeginsel: voor auteurs die geen onderdaan
zijn van een verdragsland en die op het moment van eerste publicatie van een werk in een
verdragsland ook niet hun gewone verblijfplaats in dat land hadden, kan het verdragsland de
, bescherming van het werk beperken indien het land waarvan de auteur onderdaan is, onvoldoende
bescherming biedt voor werken van auteurs uit een verdragsland (artikel 6 BC). Een ander belangrijk
beginsel van de BC is het verbod van formaliteiten, wat inhoudt dat BC-landen de
auteursrechtbescherming niet afhankelijk mogen stellen van het verrichten van bepaalde formele
handelingen, zoals het deponeren en registreren van het werk.
In de volgende gevallen is de Auteurswet via de BC van toepassing (artikel 3 t/m 6 BC):
- Alle auteurs die onderdaan zijn van een verdragsland.
- Auteurs die geen onderdaan zijn van een verdragsland, maar wel in een dergelijk
land hun gewone verblijfplaats hebben.
- Auteurs van filmwerken indien de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats in
een verdragsland heeft.
- Scheppers van bouwwerken of van grafische of plastische werken die met die
gebouwen één geheel vormen indien het bouwwerk in een verdragsland staat.
Het land van oorsprong van het werk is voor niet openbaar gemaakte werken het land waartoe de
auteur volgens zijn nationaliteit behoort, voor openbaar gemaakte werken het land waar het voor
het eerst openbaar is gemaakt, voor filmwerken het land waar de producent zijn zetel of gewone
verblijfplaats heeft en voor bouwwerken en grafische of plastische werken die met die gebouwen
één geheel vormen het land waarin het bouwwerk staat.
Werken van auteurs-niet-onderdanen en niet-inwoners van de verdragslanden zijn bij eerste
publicatie in Nederland rechtstreeks door de Auteurswet beschermd (artikel 47 Aw). Bij eerste
publicatie buiten Nederland, maar binnen het gebied van de BC, zijn alleen de rechten uit de BC op
hen toepasselijk. Bij eerste publicatie buiten het gebied van de BC ontstaat geen enkele vorm van
auteursrechtelijke bescherming, tenzij binnen dertig dagen publicatie in een verdragsland volgt.
Bevoegdheid rechter
Football Dataco/Sportradar: gerichtheid was het criterium om bevoegdheid vast te stellen.
Hierbij zijn de volgende criteria van belang: karakter activiteit, verwijzing naar internationale
clientèle, gebruik (land)topleveldomeinnamen, uitgaven zoekmachines, internationale
routebeschrijvingen, internationaal kengetal/telefoonnummer, vreemde taal, munteenheid.
Dit is gerelativeerd in het Pinckney arrest, toegankelijkheid is voldoende. Gerichtheid is geen
criterium meer om de bevoegdheid van de rechter te bepalen. Dit criterium speelt alleen een rol bij
de materiële inbreukvraag. Bevoegdheid bestaat ‘zodra de lidstaat op het grondgebied waarvan die
rechter zich bevindt de door de eiser ingeroepen vermogensrechten beschermt en de beweerde
schade kan intreden in het rechtsgebied van de aangezochte rechter.’ Zoals de Auteurswet laat zien,
biedt Nederland bescherming voor auteursrechtelijk beschermde films, zoals Aquaman. Het
relevante vermogensrecht bestaat dus in Nederland (zelfde overweging inzake naburige rechten op
basis van WNR). De beweerde schade kan dus in beginsel intreden omdat het filmpje toegankelijk is
vanuit Nederland.
Toepasselijk recht
Het lex loci protectionis beginsel geldt. Het auteursrecht van het land waar de bescherming wordt
ingeroepen, dient te worden toegepast (HvJEU Football Dataco/Sportradar)
Beschermd werk?
Wat is een werk van letterkunde, wetenschap of kunst? Art. 10 lid 1 Aw bevat een niet-limitatieve
opsomming van categorieën van werken waarop mogelijk auteursrecht kan ontstaan. Daar hoort ook
bij het slot van lid 1: ‘en in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde,