H1 Basis scheikunde
P1 Basis scheikunde uit de derde klas
Mengsels en zuivere stoffen
Mengsels zijn stoffen die uit verschillende zuivere stoffen bestaan, er zijn
verschillende soorten vloeibare mengsels. Een oplossing is een helder vloeibaar
mengsel. Een suspensie is een troebel vloeibaar mengsel, dat bestaat uit een
fijn verdeelde vaste stof door een vloeistof. Een emulsie is een troebel vloeibaar
mengsel, dat bestaat uit twee vloeistoffen die onderling niet mengen. Een
suspensie en een emulsie ontmengt vaak. Een emulgator voorkomt dat een
emulsie ontmengt.
Een zuivere stof heeft een smeltpunt en een kookpunt. Een mengsel heeft een
smelttraject en een kooktraject.
Met een scheidingsmethode kun je mengsels scheiden in zuivere stoffen.
Sommige zuivere stoffen kun je met een reagens aantonen.
Moleculen en atomen
Veel zuivere stoffen bestaan uit moleculen. Iedere stof heeft zijn eigen
molecuulsoort. Moleculen van een stof zijn onderling gelijk. Moleculen zijn
voortdurend in beweging. Hoe hoger de temperatuur des te sneller de moleculen
bewegen.
Bij een vaste stof zitten de deeltjes in een regelmatig structuur op elkaar
gestapeld. Ze trillen een beetje op hun plaats. Bij een vloeistof raken de deeltjes
elkaar en bewegen ze vrij langs elkaar. Bij een gas zijn de deeltjes heel ver van
elkaar verwijderd. Ze bewegen door de ruimte zonder elkaar te storen.
Moleculen zijn opgebouwd uit atomen. Iedere atoomsoort staat voor een
bepaald element. Je geeft dat aan met een elementsymbool. De
molecuulformule geeft aan welke soort atomen en hoeveel van elke soort in
een molecuul van die stof aanwezig zijn. Met faseaanduidingen s, l, g of aq
achter een formule geef je de fase aan. In de systematische naam geef je de
,samenstelling van een molecuul weer. Voor het aantal atomen in een molecuul
gebruik je Griekse telwoorden.
Chemische reacties
Bij een chemische reactie verdwijnen beginproducten en ontstaan
reactieproducten. Er is sprake van massabehoud. De totale massa van de
beginstoffen is gelijk aan de totale massa van de reactieproducten.
Bij een ontledingsreactie verdwijnt één beginstof en ontstaan er meerdere
reactieproducten: A -> B + C. Bij een vormingsreactie verdwijnen meerdere
beginstoffen en ontstaat één reactieproduct: P + Q -> R. Bij een
verbrandingsreactie reageert een beginstof met zuurstof. Als reactieproducten
ontstaan de oxiden van de elementen van de beginstof: beginstof + zuurstof ->
verbrandingsproducten. Bij de volledige verbranding van een koolwaterstof,
ontstaan als reactieproducten koolstofdioxide en water.
Bij een chemische reactie heb je een energie-effect. Bij een exotherme reactie
komt energie vrij, als de reactie op gang is gebracht gaat die vanzelf door. Voor
een endotherme reactie is er energie nodig om de reactie op gang te houden.
De toevoerende energie kan warmte zijn, dit is een thermolyse. Is de energie
elektriciteit, dan is het een elektrolyse.
In een reactieschema noteer je voor de pijl de beginstoffen met namen of
formules. De reactieproducten staan achter de pijl. Bij een reactievergelijking
zorg je ervoor dat het reactieschema in de formules klopt. Je zorgt dat de
coëfficiënt klopt. De coëfficiënt voor de formule geeft aan hoeveel van die
moleculen nodig zijn om de reactievergelijken te laten kloppen.
, H2 De aarde: onze hofleverancier
P1 De aarde
Het ontstaan van de aarde
Het heelal is 13,7 Ga (miljard jaar) geleden ontstaan. De zon is 4,6 Ga geleden
ontstaan. De aarde is later ontstaan, onder invloed van de zwaartekracht
klonterden kleine vaste deeltjes samen. Door hun dichtheid en de hoge
temperatuur zonken de gesmolten metalen naar het massamiddelpunt, de
metallische kern. Hier zit een mantel omheen. 10 Ma (miljoen jaar) later was er
een botsing met een planeet ter grootte van Mars, de maan splitste zich af en
door de vrijgekomen energie steeg de temperatuur op aarde.
De opbouw van de aarde
De aarde bestaat uit: de kern, de mantel en de aardkorst. De binnenste kern
bestaat uit ijzer en nikkel, de buitenste kern is vloeibaar. Daarom zit de mantel,
die heeft overal chemisch gezien dezelfde samenstelling. De aardkorst is op land
35 km dik en onder de oceanen 7 km dik. De kern is 7000 °C. De mantel bestaat
uit gesteente en stroperige massa. Bij vulkaanuitbarsting komt er massa uit de
mantel buiten.
De samenstelling van de aarde
Op aarde komen meer dan 80 elementen voor. Stoffen die van nature in de
aardkost voorkomen zijn mineralen. Dat kan als ontleedbare en niet-
ontleedbare stoffen. De gesteentes op aarde zijn vaak mengsels van ontleedbare
stoffen. De aarde is voor 70% bedekt met zeeën en oceanen, hierin komen
opgeloste stoffen voor.
In de aardkorst vormen de elementen zuurstof, silicium, aluminium en ijzer
samen 87,4% van de massa. Calcium, magnesium, natrium, kalium en titaan
vormen samen 11,5%.
Fossiele brandstoffen
In de aardbodem komen ook fossiele brandstoffen (aardgas, aardolie en
steenkool) voor. Planten gebruiken zonne-energie om te groeien, de energie
wordt opgeslagen in het plantenmateriaal. Dit is fotosynthese. Als planten
sterven komt dit energierijke plantenmateriaal op de bodem te liggen en wordt
daar vermengd met klei en zand. Zo ontstaat veen, als je dit afgraaft en droogt
krijg je turf. Als de veen langer ligt krijg je bruinkool en later steenkool, aardolie
en aardgas. Zo ontstaat uit plankton aardgas en aardolie. Dit bestaat
voornamelijk uit koolwaterstoffen, stoffen die bestaan uit koolstof en waterstof.