The European economy since 1945
Coordinated capitalism and beyond
(De Europese economie sinds 1945)
Barry Eichengreen
Princeton University Press, 2007
ISBN-13: 9780691138480.
Samenvatting
1
,H1. Intro
e e
In de 2 helft van de 20 eeuw veranderde het leven van de Europeanen. Kolen werd vervangen dor gas, er
kwam overal elektriciteit en elektrische apparaten. Kwaliteit van leven ging omhoog, aantal gewerkte uren
daalde, men kreeg meer vrije tijd, levensverwachting steeg.
Minder leuk: werkloosheid steeg, stijgende belastingen, milieuvervuiling, en ook politieke onderdrukking en
beperking van macht van consument in regimes van Oost-Europa.
Niet alle delen van Europese continent deelden gelijk in groeiende welvaart en niet overal was groei even snel:
zuid groeide sneller dan noord en west sneller dan oost.
De eerste 25 jaar na WO2 was een periode van zeer snelle veranderingen en een gouden tijd van economische
groei.
Groei werd mogelijk gemaakt door het herstel van de oorlogsschade, de heropbouw en het inzetten van de
mannen (arbeid) die terug kwamen uit de oorlog. Het was eerst dus vnl. een inhaalgroei, daarna hield de groei
aan door het implementeren van nieuwe technologieën die ontwikkeld waren in het interbellum maar die nu
pas een commerciële toepassing kregen. De meeste van die vernieuwingen kwamen uit de VS maar door de
depressie van de jaren 20/30 en de WO was Europa niet in staat geweest om met de VS te wedijveren. Na WO2
liepen de VS ver op Europa voor. Betekende ook dat er (Amerikaanse) kennis + technologie klaar lag die
Europa kon gebruiken. Met licenties kon Amerikaanse technologie gebruikt worden, massaproductie kon
toegepast worden, management ideeën konden gebruikt worden. Gat met Amerika kon zo gesloten worden.
Convergence (convergentie): tendens dat het nivo van het hoofdelijk inkomen en de productiviteit van
Europa en VS naar elkaar toe groeiden. ( def: het fenomeen bedoeld dat verschillende technologieën en
marktpartijen naar elkaar toe groeien).
De in de VS ontwikkelde technologieën en organisatorische kennis moesten aangepast worden naar de
Europese situatie. Dit was niet gemakkelijk en er had veel verkeerd kunnen gaan. Dat dit niet gebeurde kwam
door het feit dat Europa een aantal instellingen bezat die bijzonder geschikt waren voor deze taak: solidaire
vakbonden, meewerkende werkgeversorganisaties, groei georiënteerde overheden. Ze werkten allemaal
samen om spaargelden te activeren, te investeren en de lonen te stabiliseren op niveaus van complete
werkgelegenheid. Verschillende soorten industrie moesten tegelijkertijd opgezet worden.
In het kort: de kansen voor het inlopen op en convergentie werden gerealiseerd door de ‘fit’ tussen de
structuur van de Europese economie en de economische en technologische vereisten die er nodig waren.
Gevolg: periode van buitengewoon snelle groei van 1945 tot in de jaren 60.
Belangrijk waren de zekerheid van eigendomsrechten en afhankelijkheid van het prijsmechanisme, het vrije
spel van marktkrachten , maar er waren ook normen en waarden nodig (informeel en wettelijk vastgelegd ),
vandaar de term gecoördineerd kapitalisme.
Een deel van deze instellingen waren een erfenis uit het verleden, die aangepast konden worden op de situatie
van na de oorlog. Er was voor het opzetten van de capitaal intensieve technologische industrie veel geld nodig.
Hiervoor zorgden grote banken. Omdat de industriële productie complexer werd, was het noodzakelijk dat een
serie industrieën tegelijkertijd opgezet en operabel werd. Daarbij speelde de overheid een belangrijke rol.,
2
, Bij economieën die laat industrialiseerden (zoals Europa, later dan UK en VS) waarbij de groeispurt afhankelijk
was van de assimilatie en toepassing van bestaande technologieën en de ontwikkeling van nieuwe,
ontwikkelden zich systemen waarbij het menselijk kapitaal (= arbeid) ontwikkeld werd door leertijd
(apprenticeship, leerlingwezen??), vakonderwijs en universitair onderwijs. Na WO2 had Europa dus een serie
instituties die bruikbaar waren voor het ontspannen van de beperkingen op de groei. Dit was belangrijk omdat
de instituten die er in Europa aanwezig waren zich doorgaans zeer langzaam ontwikkelen.
De erfenis van deze economische en sociale instellingen die de eerste 25 jaar voor succes zorgden, waren ook
de oorzaak van de mindere prestaties in de laatste 25 jaar. De eerste mogelijkheden voor het inhalen en
convergentie waren uitgeput en Europa moest toen andere manieren vinden om groei vol te houden. Er moest
geswitched worden van groei gebaseerd op kapitaal accumulatie en verwerving van bekende technologieën
naar groei gebaseerd op verhogen van efficiency en intern ontwikkelde innovaties (dus van extensieve naar
intensieve groei). Dit gebeurde vanaf de jaren 70. Probleem: instellingen die nuttig waren geweest bij de
periode van extensieve groei pasten niet bij periode van intensieve groei. Financieel systeem was effectief
geweest bij het vergaren van kapitaal voor opzetten van ondernemingen die bekende technologie gebruikten
maar het was moeilijk kapitaal bij elkaar te krijgen voor innovatieve industrie, dit was onzeker en men moest
nu wedden op met elkaar concurrerende technologieën
De maatregelen die genomen waren om werkgelegenheid te beschermen en kosten van de welvaartsstaat die
werkenden zekerheden hadden gegeven bij de instelling van methoden van massaproductie, werden nu een
obstakel bij groei .
In de eerste periode hadden vakbondsvertegenwoordigers in raden van toezicht gezeten bij ondernemingen
om zeker te zijn dat winsten, oa verkregen door loonbeheersing, weer geïnvesteerd werden. Nu werden
eigenaren door erdoor ontmoedigd om vervelende maatregelen te nemen die nodig waren om
herstructureringen, nodig voor de adoptie van nieuwe technologieën, door te voeren.
e
Dus : de instituties die in de eerste periode na WO2 zorgden voor succes, werden in de 2 periode obstakels
voor groei.
Boek legt uit:
Hoe de groei van GDP halveerde tussen 50/73 en 73/2000.
Meespelende factoren op mondiaal niveau.
Verschil Europa- VS
Rol van conflict VS- SU: gevolgen van keuze van Europa voor VS
Europese integratie, ontstaan van Europese markt, Europese munt
Belang integratie Duitsland in Europa
Instellingen van de Europese integratie waren ontworpen om een stel naoorlogse problemen op te lossen,
waren bedoeld om Duitsland in Europa in te sluiten en er zeker van te zijn dat de grootste producent van
kapitaalgoederen zijn industriële kracht zou gebruiken voor vredelievende doeleinden. Overheden konden zich
richten op het coördineren en stimuleren van groei van productiecapaciteit, hoefden zich niet meer bezig te
houden met destructieve elementen, waren ingedamd door transnationale structuren. Het VS-SU conflict vroeg
om internationale solidariteit, VS moedigde Europa aan tot aangaan van nauwere economische en politieke
banden
In jaren 70 en 80 probeerde men zich aan te passen aan veranderde omstandigheden, aan een meer
competitieve, op innovatie gerichte economie.
Toen het Bretton Woods systeem inklapte reageerde het EMS door de vaste wisselkoersen te vervangen door
verstelbare. In 1986 werden de Europese markten geïntegreerd waardoor er meer concurrentie kwam.
3