Samenvatting Methode & Technieken II
Deel 1: Beschrijvende statistiek
Een onderzoeksopzet ziet er als volgt uit (5 stappen):
1. Probleemanalyse
2. Onderzoeksplan
3. Gegevens verzameling
4. Analyse van gegevens
5. Conclusie
Er zijn twee soorten gegevens:
- Kwalitatieve gegevens; Deze gegevens zijn minder gestructureerd en het aantal
onderzoeksobjecten is beperkt
- Kwantitatieve gegevens; Deze gegevens zijn zeer gestructureerd en het aantal
onderzoeksobjecten is groot
Een statistische analyse bevat de volgende ingrediënten:
- Cases (onderzoekselementen)
- Variabelen; twee soorten variabelen te onderscheiden:
1. Discrete variabele, deze 0en zijn niet onder te verdelen (aantal personen p. huishouding)
2. Continu variabele, als de variabele wel is onder te verdelen.
- Waarden
- Meetniveau; er zijn drie verschillende meetniveaus in de statistiek:
1. Nominaal (geslacht, religie, huwelijkse staat), waarbij de ene categorie de andere uitsluit
2. Ordinaal (sociale klasse), waarbij de scores gerangschikt kunnen worden
3. Interval-ratio (leeftijd, inkomen, inwonersaantal), waarbij de scores echte nummers
voorstellen, er een vast nulpunt is en de scores gerangschikt kunnen worden.
In deze cursus komen twee verschillende soorten statistiek aan bod:
- Descriptieve statistiek; waaronder de univariate, de bivariate en de multivariate analyse vallen
- Inferentiele statistiek; waarbij men generaliseert van streekproef naar populatie
Er zijn verschillende soorten descriptieve statistiek:
- Grafiek; een visuele representatie (cirkeldiagram, histogram, staafdiagram, spreidingsdiagram,
polygoon)
- Tabel; geeft een frequentie verdeling (Frequentietabel, kruistabel)
- Numerieke maat; rekenkundige maat, waarbij door middel van een getal de verdeling wordt
weergegeven (centrummaten, spreidingsmaten, associatiematen, correlatiematen en
regressiecoëfficiënten)
Inferentiele statiek is de statistiek waarbij men door middel van steekproefgegevens generaliseert naar
de populatie. Een steekproef omvat zorgvuldig geselecteerd deel van de populatie (EPSEM).
Descriptieve statistieken
Percentage (Basis 100%, Frequentie (f)/ N x 100), Percentage change ((f2-f1)/f1)x 100)
Proportie (Basis 1, Frequentie (f)/N). niet vermenigvuldigen met 100. Deze statistiek is niet te
gebruiken bij kleine steekproeven. Zodoende dient de steekproefgrootte altijd vermeld te worden.
Guidelines voor proporties en percentages:
1. Gebruik echte frequentie als steekproef klein is.
2. Noem altijd de grootte van de steekproef.
3. Ze kunnen gebruikt worden voor variabelen in nominal measures als percentage is er geen violation.
Ratio (f1/f2). De ratio vergelijkt categorieën in termen van relatieve frequentie. Vaak worden ratios
vermenigvuldigd met tientallen om decimalen weg te werken.
Rate ((aantal gevallen/totale populatie) x 1000)
De frequentieverdeling geeft per categorie het aantal weer dat voorkomt. Soms worden variabelen
compacter gemaakt, hierdoor verlies aan gegevens blz. 33-34.