Samenvatting Beleid &
Politiek
Public Policy Hoofdstuk 1 Introduction
Dit boek bevat een introductie over public policy who gets what, when, how waarbij wordt
gefocust op hoe politiek (influence and the influential) publiek beleid bepaald. Studenten van
beleid zijn geïnteresseerd in het proces en de keuzes die zorgen voor een bepaalde
output van het politieke systeem zoals sociale service, klimaatregelgeving of de
organisatie van een politie-eenheid. En er wordt gekeken naar in hoeverre dit bijdraagt aan
een probleem in hoeverre helpen klimaatregelgevingen om de uitstoot te verminderen?
We bekijken vaak 2 dingen
- Policy variation kijkt naar de verschillen in beleid tussen sectoren of landen en
hoe kunnen we dit verklaren (zie tabel 1.1 op blz 2)
- Policy change kijkt naar stabiliteit en verandering van beleid en hoe kunnen we
dit verklaren
Deze 2 kunnen ook worden gecombineerd, waarbij er dus wordt gekeken in hoeverre cross-
nationale variaties in beleid stabiel blijven of niet over de jaren.
Wat is publiek beleid?
We onderscheiden 3 concepten:
- Polity – structuren die een politiek systeem karakteriseren
- Politics – focust op politieke processen zoals splitsingen van politieke partijen en
stemgedrag
- Policy – stelt de inhoud van het beleid centraal de focus ligt op de output van een
politiek systeem; de keuzes, metingen, programma’s, strategieën en verloop van
acties die de overheid maakt
Het betekent niet dat we polity en politics negeren, want deze dimensies spelen ook een rol
in het verkaren van policy. Het besluitvormingsproces in een land (politics) is belangrijk voor
de keuze van beleid.
Elementen van beleid
Beleid kan worden gedefinieerd als de gang van zaken (of juist geen gang van zaken)
door de overheid of wetgevende macht m.b.t. een probleem. Het gaat dus om 2 dingen:
1. Beleid verwijst naar een actie van een publieke actor (overheid)
2. Er is focus op specifieke problemen, dit betekent dat de reikwijdte van de
activiteiten is beperkt tot het aanpakken van een bepaald aspect of probleem
Sommige onderzoekers stellen dat beleid elke alleenstaande actie van een overheid is. In dit
boek stellen we dat de mate waarin de aanwezigheid van beleid slechts één type actie of
een systeem van acties vereist, dit noemen we policy bundles of policy mixes, afhangt
van het probleem.
,Verschillen in reikwijdte: sectoren, doelen en maatregelen
Er zijn verschillende activiteiten die bijdragen aan beleid. De term policy, wordt gebruikt voor
activiteiten met een zeer verschillende reikwijdte:
Ten eerste wordt het vaak gebruikt om een hele reeks verschillende maatregelen in een
bepaalde sector te dekken, zoals milieu beleid, sociaal beleid, economisch beleid of fysiek
beleid. Op deze manier omvat de term meer dan één rechtshandeling en gaat het om de
hele reeks aan juridische en administratieve activiteiten gerelateerd aan een bepaald politiek
veld.
Als tweede wordt een vergelijkbare benadering wordt gebruikt om publieke activiteiten op
beleid-subgebieden te beschrijven. In de meeste gevallen is het mogelijk om de openbare
activiteiten in een veld in te delen volgens bepaalde subthema's die betrekking hebben op
functioneel gerelateerde maatregelen. Sociaal beleid bestaat bijvoorbeeld uit
pensioensbeleid, kindertoeslag en werkloosheidsbeleid.
Als derde zijn er zelfs binnen beleidssubvelden onderscheidende politieke problemen of
doelen te vinden. Bijvoorbeeld schone lucht beleid kent doelen zoals industriële
vermindering van uitstoot of de kwaliteit van schone lucht in steden.
Een vierde gebruik van de term verwijst naar het verband met regelgevende
instrumenten. Beleidsdoelen verwijzen naar wat een rechtshandeling regelt en een
beleidsinstrument verwijst naar hoe deze doelen zijn gereguleerd. Een voorbeeld van
immigratie beleid is het reguleren welke individuen legaal het land mogen betreden. Een
instrument hiervoor is de vaststelling van een preferentiesysteem op basis van quota,
hoogtegrens of doel, dat een aantal visa aan bepaalde groepen immigranten toekent
Om samen te vatten kan beleid worden verstaan op de volgende manieren:
1. Sectorspecifieke maatregelen (energie beleid)
2. Subveld specifieke maatregelen (opwekbare energie beleid)
3. Specifieke problemen in een subveld (terugleververgoeding)
4. Regulerende instrumenten die samenhangen met het probleem (mate van
terugleververgoeding)
Analytische perspectieven op het beleidsvormingsproces
We gaan nu kijken naar specifieke fenomenen die het beleidsvormingsproces
karakteriseren. Eerst kijken we naar verschillende theoretische perspectieven op
beleidsvorming en vervolgens onderscheiden we verschillende stadia van het
beleidsvormingsproces.
Basis perspectieven op overheidsbeleid: rationeel procesontwerp of gewoon toeval?
Rationalist approach – beschrijven hoe beleid idealiter zal veranderen
Incrementalist perspective – geeft een verklaring voor het feit dat in de werkelijkheid dit
ideaal nooit kan worden behaald
Radical view – ‘the garbage can model’, dat overheidsbeleid vaak het tegenovergestelde
patroon laat zien dat wordt voorgesteld door rationalistische modellen
De rationalisatische benadering kijkt naar hoe beleid moet worden georganiseerd en worden
aangepast om de problemen zo optimaal mogelijk aan te pakken. Het heeft een normatieve
,benadering – hoe moet beleid veranderen – en geen positief perspectief – hoe kan beleid
worden verklaard.
Deze manier van denken komt overeen met de gedachten van Lasswell. Hij beschreef een
proces waardoor beleid op een ideale manier tot stand komt: intelligence (verzameling aan
informatie) promotion (identificatie van selecte alternatieven) prescription (oplegging
van een bindende keuze) invocation (beleidshandhaving) termination (afschaffing van
beleid) appraisal (evaluatie van de effecten)
Maar deze manier van denken kreeg kritiek en de incrementalists beschreven dat beleid
geen rationele besluitvorming is. Beleid is het politieke resulaat van de interactie van
verschillende actoren met verschillende soorten informatie. Deze actoren maken
concessies en daarom focussen beleidsmakers zich niet op problemen die controversieel
zijn. Dit proces van partijdige wederzijdse aanpassing zorgt voor een incremental policy
change.
Incrementalism beschrijft hoe beleidsmakers tot hun keuzes komen. Dit houdt in dat
beleidsmakers opereren in een context met een limiet aan informatie, cognitieve
restricties van hun gedachten in de beperkte tijd die ze hebben bounded rationality
Hierdoor vallen een hoop keuzes af en wordt de best gekozen oplossing toegepast in plaats
van de meest optimale optie.
Stormenmodel=
Een bepaalde keuze volgt niet uit het proces van probleem tot oplossing maar is de uitkomst
van verschillende onafhankelijke stromen zoals problemen, oplossingen,
keuzemogelijkheden en participanten.
De garbage can model gaat ervan uit dat de betrokken actoren in een organisatie door de
‘garbage’ gaan als eerste en met een passende oplossing komen. Vaak wordt er niet goed
gekeken naar een probleem, terwijl er wel oplossingen worden bedacht. Het kan voorkomen
dat 2 stromingen niet goed met elkaar matchen: zoals diegene het probleem onderzoeken
en diegene die de oplossingen bedenken.
Stadia van het beleidsproces
De policy cycle beschouwt beleidsvorming als een proces dat bestaat uit politieke
activiteiten, die bestaat uit de volgende fasen
1. Vaststellen probleem en agendering
2. Beleid formuleren en aannemen
3. Implementatie
4. Evaluatie (beëindiging of herformulering)
Allereerst wordt het probleem vastgesteld, vervolgens wordt gekeken welke plek dit krijgt op
de politieke agenda. Vervolgens worden er voorstellen voor beleid gedaan en wordt bepaald
beleid aangenomen. Vervolgens wordt het beleid uitgevoerd, waarna het kan worden
geëvalueerd. Na de evaluatie gaan we terug naar stap 1. Het is doorlopend proces. Soms
overlappen fases met elkaar en soms worden bepaalde fases overgeslagen.
In dit boek kijken we niet naar de policy cycle, maar wij achten het nuttiger om de
verschillende beleidsfasen te zien als potentiële analytische lenzen voor het
,beleidsvormingsproces. Wij beschouwen de verschillende fases als tool om beleid te
onderzoeken. Zie tabel 1.2 op blz 8 voor de fases uit de cyclus met bijbehorende vragen.
Kansen en uitdagingen voor beleidsmaking
We focussen op 3 ontwikkelingen die beleidsmaking heeft beïnvloed
1. Budgettaire beperkingen. Door de crisis in 2008 heeft de overheid te maken met
budgettaire beperkingen. Als gevolg hiervan moesten overheden vergelijkbare sets
van bezuinigingsbeleid opstellen. Het gevolg daarvan was dat mensen die gingen
stemmen weinig verschil zagen in politieke partijen. Maar de crisis heeft ook gezorgd
voor soorten beleid die we anders nooit gehad hadden.
2. Het voortdurende proces van economische globalisatie, waardoor er limieten
ontstaan wat de overheid kan doen aan problemen. Denk bijvoorbeeld aan
globalisatie.
3. Digitalisering, het groeiende belang aan internet en sociale media over politieke
voorstellen en de effecten. Door de media wordt beleid erg openbaar en mensen
nemen de informatie op een andere manier tot zich. Dit kan leiden tot een gat tussen
wat beleidsmakers denken en wat de burgers denken. Daarnaast kan het ook
beleidsmakers helpen de gedachten van de burgers tot zich te nemen
Een ander voorbeeld kunnen populistische partijen, zoals de PVV in Nederland, zijn.
Bestuderen van beleid – de benadering in dit boek
De studie van beleid verwijst naar de analyse van onderwerpen, oorzaken en condities en
daarnaast de uitkomsten en impact van overheidsingrepen. We bekijken continu 3 vragen:
1. Hoe komt beleid tot stand?
2. Wanneer wordt er beleid aangenomen?
3. Wat zijn de effecten van beleid?
Public Policy Hoofdstuk 4 Theoretische perspectieven op beleid (p 56)
Allerlei landen krijgen vaak te maken met dezelfde soort problemen. Denk bijvoorbeeld aan
de steeds ouder wordende bevolking. Maar als we kijken naar deze landen, hebben zij niet
allemaal hetzelfde soort beleid en sommige landen hebben nog helemaal geen beleid
hiervoor opgesteld. Waarom zijn er verschillen tussen landen? Daar gaan we in dit
hoofdstuk naar kijken. Dit doen we aan de hand van een aantal basis theoretische
perspectieven:
1. Structure-based models
2. Institution-based models
3. Interest-based models
Structure-based models (p 56)
Structure-based models vestigen hun aandacht op de basis sociaal-economische problemen
in een maatschappij. Deze modellen hebben meer betrekking op de structuur van de
samenleving dan op de structuur van problemen. Er zijn 2 soorten:
- Cleavage approach – neemt een bredere benadering van sociale problemen aan
die verband houden met beleidsvorming door middel van politieke partijen die hun
beleidsstandpunten in overeenstemming daarmee bepalen. Dit verklaart waarom er
verschillende politieke partijen zijn, namelijk omdat ze een blijvende verdeeldheid
tussen maatschappelijke groepen over beleidsproblemen aanpakken
- Varieties of Capitalism – verbindt de rol van economie aan beleidsvorming
, Cleavage approach (p 57)
De cleavage approach is gebaseerd op het idee dat bepaalde aanhoudende
sociaaleconomische problemen bestaan in samenlevingen en deze beïnvloeden
beleidskeuzes door middel van het creëren van scheidslijnen tussen sociale groepen (social
cleavages) die verschillende percepties hebben over deze problemen en de manier om ze
op te lossen. Deze social cleavages zijn belangrijk voor beleidsvorming in een land,
omdat deze worden opgepakt door politieke partijen die bepaalde voorstellen bieden
voor de problemen die zij het belangrijkst vinden.
Er zijn 4 traditionele social cleavages
1. Centre – periphy (binnen en buitenkant)
2. State – church
3. Rural – urban (landelijk en stedelijk)
4. Workers – employers
En 2 moderne sociale cleavages
1. Materialists – post-materialists
2. Open – closed societies
Door een nationale revolutie kwam de verdeling tussen centre en periphery tot stand.
Aanhangers van centre zijn voor meer macht voor de politiek en centralisatie. Aanhangers
van periphery zijn juist gewend aan hun traditionele autonomie en zijn tegen deze
centralisatie van de staat.
De staat-kerk scheiding gaat over groepen die een scheiding willen aanbrengen in seculier
van religieus en een groep die is voor behoud van de verbinding tussen deze twee.
De industriële revolutie zorgde voor de twee andere scheidingen. Eerst hebben we de
scheiding tussen landelijk en stedelijk, oftewel tussen groepen wiens overleving afhangt
van traditionele activiteiten en groepen die traditionele beperkingen willen verwijderen voor
meer economische activiteiten.
De tweede is die tussen capital en labour. We zien werkgevers die zo min mogelijk
staatsinterventie willen en werknemers die zekerheid en een sociaal vangnet willen.
De materialist – post-materialist scheiding beschrijft een scheiding tussen nieuwe
waarden. Materialistische waarden hebben vaak betrekking op economische onzekerheid en
er wordt voorkeur gegeven aan politieke stabiliteit en economische zekerheid.
Postmaterialistische waarden gaan juist voorbij aan deze stabiliteit en hebben andere dingen
nodig. Voorbeelden zijn dat ze meer staan voor gelijkheid van kansen, meer zeggenschap in
de politiek (direct democracy) en milieubescherming. Vaak zijn dit de groene partijen in een
land.
Landelijke grenzen worden steeds meer doordringbaar. In een open-closed maatschappij
zijn groepen voor of tegen het openen van de markt. Mensen die zich benadeeld voelen
door economische globalisatie zijn voor handelsbarrières om de lokale markt te beschermen
en zijn voor een ‘locals first’ policy. De economisch defensieve houding van deze groepen
wordt versterkt door anti-immigratie-standpunten, die de nadruk leggen op religieuze en
nationale waarden tegen een multi-etnische samenleving. Dit zijn vaak nationalistische of
extreem rechtse partijen.