MMB
Introductie 11-11-13
- Inleiding: Instituties en dynamiek
- Sociologie (van de cultuur)
- Filosofie (van de cultuur)
Culturele Instituties:
- Cultuurnota 2009-2012 (staatssecretaris Medy van der Laan)
- Grote herziening subsidiestelsel:
- Invoering culturele basisinfrastructuur (BIS)
- Motief voor BIS
- Oude stelsel loopt van in de aantallen: teveel instelling vragen subsidie aan
Oude subsidiestelsel
- 1 x in de 4 jaar is er de mogelijkheid bij het Rijk (ministerie van cultuur) subsidie aan te vragen.
- Minister vraagt altijd advies aan de Raad voor Cultuur. Dat advies betreft de vraag of de instelling die subsidie
aanvraagt voldoend artistieke kwaliteit heeft.
- Wie geen subsidie krijgt kon nog wel altijd subsidie voor projecten krijgen via de Fondsen.
- Voor de periode 2005-2008 hadden 833 culturele instellingen gemeld.
- De raad voor cultuur had drie maanden de tijd om een advies te formuleren.
- Dat was te kort voor een grondige advisering.
- Bovendien was er voor zoveel instellingen geen geld.
- De besluitvorming werd een rommeltje.
BIS ! we zeggen als regering welke instellingen we willen hebben waarvoor we subsidie gaan geven… instellingen
kunnen zich daar voor melden… b.v.: 10 symfonieorkest verspreid over het land, 10 theatergezelschappen verspreid door
het land
Gevestigde organisaties hadden eigenlijk alleen nog maar kans.
In de basisinfrastructuur horen thuis de culturele instelling waarvan je zegt: ‘als die er niet zouden zijn, dan zouden
we ze oprichten.’ (CULTURELE INSTITUTIES)
Alle overige instelling moeten hun subsidieaanvraag richten aan een van de Fondsen.
Institutie ! instelling waarvan je zegt: als die er niet is ! oprichten! Basispunten van een samenleving.
Raad van Cultuur ! kijkt naar artistieke kwaliteit… tegenwoordig ook naar ondernemerschap e.d.…
Instituties:
- Instituties zijn duurzame instellingen
- Ze hebben vaak een lange geschiedenis
- En een hoge status
- We willen ze ze voor de toekomst behouden
- Maar ze zijn nooit geheel onomstreden, zeker niet in de cultuur
- Het culturele veld is dynamisch, er zijn veel meer spelers dan alleen de instituties
- Sommige van die andere willen ook instituties worden
- En verliezen instituties ook hun bestaansrecht: ze raken ‘uit de tijd’
Instituties zijn gevestigd
Sociologie van de cultuur
- Instituties zijn een onderwerp van de sociologe
- Sociologie bestudeert de samenleving
- Zij onderscheidt binnen die samenleving:
- Structuren: staten, steden, dorpen, gezinnen, families, bedrijen, ministeries, bestuderen enz.
- Culturen: normen, waarden, gebruiken, geloven enz.
- Culturen zijn er b.v. op het gebied van eten, politiek bedrijven, recht spreken, communicatie, kunst maken.
1
, MMB
- Sommige structuren hebben te maken met cultuur: dat zijn de culturele instellingen, die als ze duurzaam zijn
culturele instituties heten.
Culturele instituties die instelling die de volgend maatschappelijke functies vervullen:
- Cultuur bewaren ERFGOED/archieven
- Cultuur doorgeven MEDIA(communicatie)(Onderwijs)
- Cultuur ontwikkelen KUNST(ontwikkelen vanuit tradities, tradities vernieuwen)
Het ministerie van cultuur kent ook deze drie afdelingen (in ministerie-termen heten ze directoraten)
Cultuur is ook de manier waarop mannen en vrouwen met elkaar omgaan.
Cultuur moet in stand gehouden worden… anders verdwijnt het en komt er iets anders voor in de plaats.
Veel verschillend instellingen ! daarbinnen een strijd wie er zich een institutie mag noemen.
Kunst en cultuur
- Cultuur in brede zin (antropologische definitie van cultuur):
- Normen, waarden, gebruiken, kenmerkend gedragingen, ideeën, geloven…
(Software van de samenleving)
- Cultuur in engere zin (cultuurpolitiek definitie van cultuur)
- Kunsten, media, erfgoed / ook wel: ‘kunst en cultuur’
- Cultuur in beperkte (esthetische) betekenis
- Producten en productie van kunst
Relatie kunst en cultuur
- Onderwerp van veel discussie
- Is door eeuwen heen steeds veranderd
- Tegenwoordig zien we kunst vaak ;s op afstand van de cultuur: kritische reflectie
- “Kunst hangt boven de cultuur” (Johan Simons in zomergasten van dit jaar
- Alexander in Sociology of the arts: reflection <> shaping
Sociologische benadering
- Positivistisch: feiten verzamelen; tellen en meten ! wie bezoeken welke kunstinstelling, wat verdienen kunstenaars
- Interpretatief: zoeken naar betekenis van structuren en culturen ! wat betekent kunst voor de mensen in de
samenleving, wat oor de kunstenaars
- Kritisch: conflicten blootleggen, vooroordelen onthullen ! waarom zijn vooral de hogere klassen betrokken bij kunst
- Postmodern: de samenleving is dynamisch steeds in beweging ! bestaat er wel zoiets als kunst, is de scheiding met
populaire cultuur niet kunstmatig en tijdgebonden… geen definitie staat vast
Geschiedenis van de culturele instituties
- Elke samenleving kent cultuur, die moet worden bewaard, overgedragen en ontwikkeld
- Kunst in de oudste samenlevingen: medium voor overdracht
- Kunst na de boekdrukkunst
- Kunst in het moderne Europa vanaf 1800: de burgerlijke cultuur
Kunst en evolutie
- Kunst is voorzover we weten in elke menselijke samenleving op de een of andere manier aanwezig (geweest)
- Als we dit bekijken in het perspectief van de evolutieleer: wat is dan de conclusie?
Horatius
- Wat kunst doet is volgens de Romeinse dichter Horatius (65-8vC):
- Miscere utile dulci ! het nuttige met het aangename verbinden
2
, MMB
Kunst maakt het onthouden en doorgeven van informatie in een ongeletterde samenleving gemakkelijker.
(Kunst is een communicatiemedium)
Overdrachtsfunctie van de kunst
In het oude Europa (tot 1700) had kunst vrijwel altijd te maken met:
- De politieke machten
- De religieuze machten
Boekdrukkunst
- Een nieuw medium neemt oude functies van de kunsten over. Informatieoverdracht via boeken
Griekse samenleving ! Alfabet ! opschrijft wat je zegt… ander soort schrift dan spijkerschrift.
Revolutie ! opschrijven zoals je praat… geen nieuw systeem ernaast
Vanuit daar ontstond de boekdrukkunst
Gevolgen:
Bij de kunsten vallen het nuttige en het aangename uit elkaar:
- Nuttige kunsten zijn de ambachten
- Aangenaam zijn de ‘schone kunsten’
Het moderne kunstbegrip ontstaat:
- Aangename staat centraal
- Niet zozeer meer over informatie (het nuttige), maar meer schoonheid ! beleving… autonomie
In de politiek komt een nieuwe machtsfactor op: de derde stad, bestaande uit de burgers, inwoners van de steeds
belangrijker wordende steden. (Verbreding van lezen en schrijven en mogelijk tot zelfstandig onderzoek doen i.p.v. alles
aan te nemen van wat er gezegd werd)
2 dingen:
1) burgerijk wordt belangrijkere machtsfactor
2) kunst minder in dienst van de boodschap (dus ook minder met aristocratie en geestelijkheid)
Kunst in moderne samenleving:
- Na 1800 wordt de burgerij het centrum van de politiek
- Burger is de ‘selfmade man’ (<> aristocraat) identiteit is wat je zelf van je leven maakt
- Burgerlijke samenleving is sterk gericht op autonomie van de burger ! eigen baas… geen opdrachtgever perse…
maar je moest er wel van kunnen leven, geld opbrengen want het kost ook geld ! dus ! cultureel ondernemerschap
- Nationaal georiënteerd
- Burgerlijke politiek vereist grenzen… burger heeft macht binnen een bepaald grensgebied… natie-denken
komt in die tijd op ! landen gaan hun grenzen definiëren.
- En commercieel gericht. Marktdenken staat centraal.
Tot 1800 waren de meeste kunstenaars dienaars (meestal van een vorst)
Daarna ! autonomie ! eigen aanbod, maar vraag niet per se ! ondernemerschap, marktdenken.
Recap:
Burgerlijke cultuur:
- Is dus commercieel
- Nationalistisch
- En autonoom
Burgerlijke cultuur… nationalisme… vrijwel elke stad heeft:
- Nationaal museum
- Nationale bibliotheek
- Nationaal theater
- Nationale opera
Maar niet in Nederland (omdat de Nederlandse samenleving al veel langer burgerlijk was, al van de 17e eeuw!!)
gouden eeuw
3