Introductie psychobiologie Hoofdstuk 1: Kolb
Wat is psychobiologie?
- Je gaat op zoek naar de achtergrond van psychologische processen. Hieruit kan je menselijk
gedrag verklaren en hierdoor behandelingen voor psychische stoornissen creëren.
1.1 The brain theory:
- Neuropsychologie = De studie die de relatie tussen het brein en gedrag bestudeert
- Kern = Het brein is de oorsprong van het gedrag
- De hersenen
o 2 hemisferen
o Basis = een pijp met een zoute vloeistof genaamd: cerebrospinale vloeistof
(cerebrospinal fluid). Het zorgt als een soort kussen voor de hersenen en helpt bij het
verwijderen van verspilling van stofwisseling. De structuur van de hersenen komt
door het vouwen en naar voren komen van deze pijp. De buitenkant van de hersenen
wordt bedekt door rimpelig weefsel dat omgevouwt is vanuit die originele pijp
genaamd de hersenschors (cerebrale cortex).
o Gyri = de vouwen en hobbeltjes in de hersenschors (winding)
o Sulci = scheuren (groeve)
Grote scheuren worden ook wel kloven genoemd (fissures) zoals de
longitudinale kloof die de hemisferen verticaal deelt. De laterale kloof deelt
de hemisferen diagonaal in half.
o Commissures = Doorgangen in de hersenen
De grootste doorgang: corpus callosum (de balk) die de hersenhelften met
elkaar verbindt.
o Voorhersenen (forebrain): de hersenschors bestaat voor het meest uit dit en de naam
komt vandaan omdat het zich ontwikkelt uit het voorste gedeelte van de neurale buis in
een embryo. De rest van de buis wat overblijft is de hersenstam die vast zit aan de
ruggengraat.
3-delig systeem: evolutionair, anatomisch (structuren, functies en ontwikkeling) en functioneel
1. Evolutionair: Dieren met alleen het ruggenmerg gingen naar dieren met een
hersenstam en evolueerde toen naar inclusief voorhersenen.
2. Anatomisch: Het ruggenmerg ontwikkelt voor de hersenstam wat ook weer komt
voor de voorhersenen.
3. Functioneel: De voorhersenen reguleren cognitieve functies (verwerken, redeneren),
de hersenstam reguleert de regulerende functies zoals eten, drinken etc. Het
ruggenmerg brengt sensorische informatie naar het brein en stuurt opdrachten naar
de spieren om te bewegen.
Cerebrum = cognitieve functies
Cerebellum = motoriek
Hersenstam = regulatie functies
Ruggenmerg = communicatie
Communicatie hersenen en zenuwstelsel: tussen hersenen en lichaam
o Centrale zenuwstelsel (CNS) = Hersenen (grote, cerebrum en kleine, cerebellum) +
ruggenmerg + hersenstam
o Perifere zenuwstelsel (peripheral nervous system, PNS) = zenuwvezels verbonden met CNS
,-> Na schade groeit het PNS wel terug maar het CNS niet
Somatisch zenuwstelsel (somatic nervous system, SNS)
1. Sensorische paden (sensory pathways): Vezels die informatie naar het brein toe brengen zijn
verbonden met sensorische receptoren op de oppervlakte van het lichaam zodat de
hersenen kunnen voelen en reageren. Deze vezels zijn dus bedoeld voor gevoel, gehoor en
zicht. = afferent systeem (naar het CNS)
2. Motorische paden (motor pathways): Vezels die verbonden zijn met de hersenen en het
ruggenmerg aan de spieren van een lichaam. De informatie gaat altijd gekruist, dus linker
arm bewegen is aan de rechter kant van de hersenen. = efferente (van het CNS)
Autonoom zenuwstelsel (autonomic nervous system, ANS): De sensorische en
motorische paden samen die de spieren van je organen reguleren. Onbewuste
processen worden geregeld: hartslag, ademhaling etc.
1. Sympathische zenuwstelsel: actie ondernemen, vluchten
2. Parasympatische zenuwstelsel: ruststand
Cerebrum = Hersenschors (cerebrale cortex)
Vertaling:
Frontal lobe = Frontale kwab
Parietal lobe = Partiele kwab
Occipital lobe = Achterhoofd kwab
Temporal lobe = Temporale kwab
(Spinal cord = Ruggenmerg)
(Cerebellum = Kleine hersenen)
Functies:
- Frontale kwab = cognitieve processen. Spraak, taal, problemen oplossen, plannen,
redeneren.
- Parietaalkwab = verwerken van zintuigelijke prikkels. Denk hierbij aan tast, pijn, temperatuur
en houding. Ook het manipuleren van objecten (vasthouden van drinken om het naar je
mond te brengen).
- Occipitaalkwab = Visie en object herkennen
- Temporaalkwab = Horen, leren, geheugen, taal en emotie
1.2 Perspectieven over het brein en gedrag
1. Mentalisme (Aristoteles)
o ‘de psyche’ (niet-materiaal) is verantwoordelijk voor het denken, waarnemingen en
emoties. Dit staat los van de rest van het lichaam.
o Afkomstig van de gedachten van de Christenen.
o Pysche in het Engels werd ‘mind’ vandaar mentalisme
o Je ‘mind’ is geen materiaal en heeft daarom ook geen echte werkende delen
2. Dualisme (Descartes)
o Hersenen/lichaam zijn wel materiaal en heeft dus een ruimtelijke omvang en
reageert mechanisch en reflexief op gebeurtenissen die voorkomen
, o De ‘mind’ was ook niet-materiaal en was verschillend van het lichaam, maar die
besloot wat het lichaam moest doen. Dit kwam omdat het pijnappelklier lichaam
(pineal body, klein stukje in de hersenstam) als enige niet verdeeld was in twee
gelijke stukken en dicht bij de ventrikels. Hij dacht dat de ‘mind’ via de pineal body
de kleppen reguleerde, hersenvocht kon dan van de ventrikel door de zenuwen naar
de spieren in het lichaam.
o Mind en lichaam zijn gescheiden en gedrag wordt door twee factoren bepaald
Mind-body problem: Mensen kunnen denken door hun geest maar hoe kan een
non-materiele geest een lichaam aansturen? -> probleem is dat voor een lichaam
aansturen wordt energie omgezet maar met een non-materiele geest ontstaat er
energie en dat gaat tegen natuurkundige wetten in.
-> Veel zeggen dat het lichaam wel de geest kan beïnvloeden maar de geest
niet het lichaam
o Dieren hebben geen hersenen, maar zijn een soort machine
3. Materialisme (Wallace, Darwin√)
o Rationeel gedrag kan volledig worden verklaard door het zenuwstelsel
Evolutie:
Species (soort) = Groep organismes die kunnen voortplanten onder elkaar
Fenotype = eigenschappen die we kunnen zijn aan de buitenkant
Dieren moesten dus hersenen en een zenuwstelsel hebben, want wij zijn er uit
voortgekomen
Epi genetica: De omgeving heeft invloed op de genenexpressie van verschillende
generaties. De omgeving bepaald dan of een bepaald gen aan of uit staat en heeft zo
invloed op het genotype
Neuroplasticiteit: hoe goed het zenuwstelsel zich kan aanpassen aan fysieke of
chemische veranderingen die zorgen voor een betere aanpassing aan de omgeving en
hoe goed het kan herstellen van letsel. (Mendel ▪) Na veel onderzoek is gebleken dat
als een stuk van de cortex weg is het stuk overgebleven hersenstam veel van de
functie kan overnemen. Dus de plasticiteit kan worden aangewend om verbeteringen
te produceren.
1.3 Brain function: insights from brain injury
Localization of function: Elk deel van het brein reguleert een specifiek soort gedrag
o The corticospinal (de cortex naar het ruggenmerg) gaat van elke kant van de hemisferen naar
de tegenovergestelde kan in het ruggenmerg. Dus de hersenschors stuurt instructies naar het
ruggenmerg die het door geeft aan de spieren. Ook kunnen de twee hersenhelften
communiceren door de corpus callosum.
o Frenologie: De cortex is het functionele gedeelte van het brein en dat je met behulp van
uitwendige kenmerken de functie kan bepalen. Dus bepaalde bobbels op bepaalde plekken
geeft een specifieke eigenschap aan.
o Cranioscopie: Methode om hobbels en depressies te meten op het schedel. Hiermee werd
gekeken naar de frenologie kaart en konden ze zien wat dit
betekende voor een persoon.
o Het was de ondergrond voor het begrip van hoe mensen met
taal omgingen en als er schade was dat mensen niet meer
konden praten.
Lateralization of function: lateralisatie = één van de hersenhelften
krijgt een specialisatie die alleen die helft kan.
, o Broca: Toen werd ontdekt dat spraak maar aan één kant van de helften zat, was lateralisatie
bewezen. Daarom heet het oude gedeelte waar spraak werd gevestigd het Broca’s gebied
Lateralisatie van taal (Wernicke):
o Broca’s afasie = Mensen kunnen niet praten maar begrijpen de taal wel.
o Wernicke’s aphasia: mensen kunnen wel praten maar het is onverstaanbaar en begrijpt zelf
geen taal.
- Afasie = taalstoornis
o Gehoor informatie gaat naar de temporale kwab en via de hoor receptoren het oor in.
o Als de temporale kwab is beschadigd worden spraak bewegingen opgeslagen in het Broca’s
gebied maar het praten lijkt op niks doordat de articulatie wegvalt. Schade aan Broca’s
gebied zorgt dus nog wel voor sound image maar het motorische aspect valt weg.
o Conductie afasie (conduction apahsia): Wanneer de verbinding tussen twee spraak gebieden
wordt geknipt zonder ze te beschadigen blijven de spraakgeluiden en bewegingen in tact
maar het spraakgeluid valt weg. Elk stukje brein heeft dus verschillende functies maar moet
samenwerken om het goed te laten verlopen (Geschwind).
+ Het voorspelt dat complex gedrag wordt opgebouwd uit meerdere stromen
+ Het knippen van connecties kan hetzelfde effect geven als werkelijke schade aan
een gebied
Broca’s gebied = motorische gebied van spraak (articuleren)
Wernicke’s gebied = sensorische gebied van spraak (hoort geluiden en begrijpen wat er gezegd
wordt)
Hiërarchische organisatie (hierarchical organisation), Jackson: Informatie wordt verwerkt en is
georganiseerd als een functionele hiërarchie. Elk hoger niveau reguleer complexer gedrag en doet dit
door middel van de lagere niveaus.
- De experimenten van Golz en Flourens (deel van de cortex weghalen) zorgde er voor dat er
twijfel kwam over de functie van de cortex. Het gedrag bleef maar in verlaagde functie, dus
het complexe ging er af.
- Er zijn drie lagen in het zenuwstelsel en als je de hoogste weg haalt krijg je dissolution: dus
de activiteit blijft maar met mindere complexiteit. Dus gedrag wordt bepaalt door de
neocortex (stukje in de cerebrale cortex), hersenstam en het ruggenmerg.
Geheugen (memory):
- Epilepsie behandelen werd gedaan door delen van de temporale kwabben weg te halen bij
de linker en rechter hersenhelft maar zorgde ervoor dat de persoon wel dingen kon doen
maar niet kon herinneren (amnesia). Dus dat betekent dat motorische dingen leren bij een
ander gedeelte zit dan ze onthouden. Een herinnering wordt opgedeeld in delen en in
verschillende delen onthouden, dus emotie, locatie etc wordt apart opgebaard. Hoe komen
ze dan allemaal samen -> binding problem.
Neurale stromen:
o Ventrale stroom: “Wat’’ stroom. Van de visuele cortex naar de temporale kwab en is
gespecialiseerd in het herkennen van objecten.
- Visual agnosia: Het wel kunnen grijpen van objecten maar niet weten wat het
is
- Goodale and Milner: bewuste visuele perceptie
o Dorsale stroom: ‘’Waar’’ stroom. Van de visuele cortex naar de partiele kwab en is
gespecialiseerd in het zoeken van de locatie van een object.