Samenvatting algemene en toegepaste embryologie
Embryologie is afkomstig van het Griekse woord ‘embryon’: zwellen, rijp worden. Het bestudeert de normale
ontwikkeling van het individu voor de geboorte.
In de embryologie wordt onderscheid gemaakt in:
• Vroege ontwikkeling: week 1 – week 4
• Late ontwikkeling: week 4 – geboorte. De eerste fase hiervan is de organogenese (week 4 – week 9)
Vanaf week 9 wordt de embryo foetus genoemd. Dit is het einde van de embryonale periode.
Vroege ontwikkeling
Geslachtscellen
De zaadcel (spermatozoön) bestaat uit een:
• Kop
o Kern (blauw) met genetisch materiaal
o Acrosoom met hydrolytische enzymen (kapje)
• Middenstuk. Dit zit vol met mitochondriën voor energieproductie.
• Staart. Dit bevat eiwitten, zoals dyneïne dat ATP omzet in motorische energie. Hierdoor kan de zaadcel
bewegen. De staart is als het ware een soort trilhaar die zorgt dat de gehele zaadcel kan bewegen.
Productie van zaadcellen vindt plaats in de testis en start tijdens de puberteit. Per leven worden er gemiddeld
1013 cellen geproduceerd. De productie van zaadcellen gaat levenslang door.
De eicel (oöcyt) bestaat uit, van buiten naar binnen:
• Corona radiata (roze/roze wolk cellen). Dit is een soort krans om de eicel, wat bestaat uit
follikelepitheelcellen. Deze zijn de voedingscellen voor de eicel en belangrijk bij productie van
hormonen.
• Zona pellucida (donkerrode rand). Dit is een harde beschermlaag voor de binnenkant van de
eicel. Hij bestaat uit een viertal eicellen (ZP1 – ZP4). ZP3 is het belangrijkst.
• Cytoplasma met daarin de kern met genetisch materiaal
Productie van eicellen vindt plaats in het ovarium en start voor de geboorte. Vrouwen worden met ongeveer 2 miljoen
primaire oöcyten geboren. Van de geboorte tot de puberteit sterft een deel van de primaire oöcyten af. Rond de
puberteit zijn er ongeveer nog 40.000 over.
Voor de geboorte beginnen de oöcyten aan de meiose I. Ze stoppen dan in de profase, waarin crossing over
plaatsvindt. Hierdoor ontstaan elke keer unieke eicellen met uniek genetisch materiaal. Tijdens crossing over kan er
van alles fout gaan, bijv. dat de chromosomen niet goed uit elkaar gaan of dat er te veel of te weinig
chromosoommateriaal wordt uitgewisseld. Hoe langer dit duurt, des te lastiger is het deze fouten te herstellen. De
eicellen met fouten sterven af, waardoor er minder eicellen overblijven.
Tijdens de puberteit gaan per menstruatiecyclus 3 – 10 oöcyten verder rijpen: meiose I afmaken en beginnen aan
meiose II. Na meiose I spreken we van secundaire oöcyten. De eicellen stoppen dan dus in de metafase in meiose II en
gaan pas verder zodra ze bevrucht worden.
Bij meiose I en II van de oöcyt is de verdeling van het cytoplasma niet gelijk: een cel krijgt al het cytoplasma en de
andere cel bijna niks. Deze functioneert alleen als afvalbakje voor het overtollig chromosomaal materiaal en wordt het
poollichaampje genoemd. Na meiose I ontstaat het eerste poollichaampje. Na meiose II is er weer een ongelijke
deling: tweede poollichaampje.
Bevruchting
200-300 zaadcellen komen in de eileider terecht. De zaadcel ondergaat capacitatie in de tuba uterina, zodra deze met
het vaginavocht in aanraking komt. Als dit niet gebeurt, kan er geen bevruchting plaatsvinden. Tijdens capacitatie
ontstaan biochemische veranderingen, zoals verandering in membraansamenstelling, deblokkering van receptoren op
de kop van de zaadcel (met name die voor ZP3) en hyperactiviteit, waardoor hij sneller kan voortbewegen.
De capacitatie duurt enkele uren. De zaadcel is 72 uur na de ejaculatie capabel om een
eicel te bevruchten.
Voor bevruchting is er eicel – zaadcel interactie nodig. Op het plaatje is de grijze laag om
de membraan de zona pellucida en de grijze cellen de follikelcellen (corona radiata). Er
zijn verschillende fasen:
1. De zaadcel gaat door de corona radiatia, dit gaat spontaan. De zaadcel komt
hierna de harde zona pellucida tegen en moet hieraan gaan binden. Hierbij
speelt ZP3 een belangrijke rol. Op de kop van de zaadcel zit een receptor
hiervoor.
, 2. Na binding van ZP3 aan de receptor wordt door ZP3 een acrosoomreactie geïnitieerd. Er komen dan
acrosomale enzymen vrij uit het acrosoom van de zaadcel waardoor een klein gaatje wordt gemaakt in de
zona pellucida. De kop van de zaadcel wordt daarvoor een beetje poreus. De zona pellucida wordt (deels)
afgebroken.
3. De zaadcel gaat door de zona pellucida en bindt aan het membraan van de eicel.
4. De eicel reageert hierop door middel van een corticale reactie. Aan de binnenkant van de membraan liggen
corticale granulae, die vol zitten met enzymproduct. Op het moment dat de zaadcel bindt aan de membraan
van de eicel wordt dit enzymproduct geloodst en komt terecht tussen de membraan van de eicel en de zona
pellucida.
Door dit enzymproduct wordt het eiwit ZP3 in de zona pellucida gemodificeerd, waardoor andere zaadcellen
niet meer kunnen binden en andere gebonden zaadcellen loslaten. Dit is de zona reactie.
5. De kern van de zaadcel komt in het cytoplasma van de eicel terecht. De staart gaat niet mee, want deze is
alleen voor beweging nodig. De pronucleus (nucleus waarin het genetisch materiaal gecondenseerd is) van
de zaadcel versmelt met de pronucleus van de eicel.
Resultaat bevruchting
• Afmaken van meiose II
• Herstel van 2n: cel is weer diploïd. Van alle chromosomen zijn er weer twee: een van moeder en een van
vader
• Bepaling van het geslacht afhankelijk van wat de zaadcel bevat (X- of Y-chromosoom van vader)
• Metabole activiteit eicel
• Initiatie ontwikkeling (dag 1)
De eicel ondergaat vervolgens een aantal mytotische delingen: klievingsdelingen.
In de zygote versmelten eerst de pronucleus van vader en moeder en de cel gaat
delen. Hier kunnen dus ook weer poollichaampjes ontstaan. Deze mytotische
delingen zijn anders dan normale mytotische delingen: het totaal aantal
cytoplasma blijft gelijk. Het worden dus meer cellen, maar niet groter. Dit komt
doordat de zona pellucida er nog omheen zit: de cel kan nog niet echt groeien.
Een 16-cellig stadium is een morula. Op een gegeven moment ontstaat een klein
gat in de klomp cellen en is hij dus niet meer homogeen: de blastulaholte. Is deze
klein, dan is het een vroege blastocyste. Is deze groot, dan is het een late
blastocyste.
Er is nu al een onderscheid gemaakt tussen de cellen die deel uit gaan maken van de embryo (embryoblast) en de
cellen die deel uit gaan maken van de extra-embryonale delen (trofoblast).
Bevruchting vindt soms plaats in de eileider, maar meestal ergens anders. Tijdens de klievingsdelingen wordt de eicel
met trilharen door de eileider getransporteerd naar de baarmoeder. Als de eicel wil innestelen in de baarmoeder
moet het eerst af van de zona pellucida. De blastocyste moet dan als het ware uit zijn omhulling kruipen: hatching. Dit
gebeurt doordat de trofoblast eiwitten produceert die de zona pellucida kapot maken.
Rond dag 5-6 gaat de blastocyste innestelen doordat hij zich hecht aan het baarmoederepitheel. Dit heet nidatie.
Hechting vindt plaats door de trofoblastcellen.
Zodra nidatie gaat beginnen gaan de embryoblastcellen splitsen in twee lagen:
• Epiblast. Deze gaat de amnionholte bekleden.
• Hypoblast. Deze gaat de dooierzak bekleden.
Daaromheen zitten nog steeds de trofoblastcellen. De holte heet nog steeds blastulaholte.
Het geheel is nu een tweelagige kiemschijf.
Zodra het trofoblast in aanraking komt met het endometrium gaat het differentiëren tot:
• Cytotrofoblast, Deze cellen blijven in hun enkel-cel-verband zitten
• Syncytiotrofoblast. Deze cellen gaan een netwerk vormen in de baarmoederwand.
In de epiblastcellen ontstaat een gaatje, die is het eerste begin van de amnionholte. De
amnionholte wordt aan alle kanten omringd door cellen van de epiblast.
De hypoblastcellen gaan de binnenbekleding van de blastulaholte vormen aan de grenzen
waar ze raken met de cytotrofoblast. De nidatie is nu voltooid en er ontstaat een sluitplug. De
blastulaholte, volledig omgeven door hypoblast, wordt nu dooierzak genoemd.
De lacunes in het syncytiotrofoblast worden gevuld met bloed van moeder en d.m.v. diffusie wordt de trofoblast
gevoed.
, Gastrulatie (week 2 – week 3)
De 2-lagige kiemschijf wordt 3-lagig door de vorming van 3 boven elkaar liggende kiembladen uit de epiblast. Dit heet
gastrulatie en er ontstaat ectoderm, mesoderm en endoderm.
De bovenkant van de epiblastcellen wordt de dorsale zijde van het embryo,
wat eerst een ronde vorm heeft. De ronde kiemschijf wordt een ovale
kiemschijf doordat cellen aan de uiteinden versneld gaan delen. De meer
centrale gelegen delende epiblastcellen duwen elkaar naar de caudale regio
van de kiemschijf. Hierdoor ontstaat er op deze plek een opeenhoping van
epiblastcellen: de primitiefstreep.
De primitiefstreep verplaatst zich naar craniaal t.g.v. relatieve
groeiverschillen. Dit komt doordat de cellen caudaal sneller gaan groeien.
Het heuveltje van epiblastcellen in de primitiefstreep wordt te hoog, waardoor de epiblastcellen naar beneden zakken.
Ze verbreken hun epitheliale verband en verlaten de epiblast. Ze nestelen zich tussen de epiblast en de hypoblast.
Hierdoor ontstaat een groeve: primitieve groeve. Craniaal gaan de beide wallen van de primitieve groeve in elkaar
over en vormen de zogenaamde primitief knop (knop van Hensen). De primitief knop is het meest
craniale deel van de primitieve groeve.
Uit de epiblast (de cellen die nu tussen de epiblast en hypoblast liggen) ontstaat:
1. Extra-embryonaal mesoderm (12-13 dagen ontwikkeling). De epiblastcellen gaan als eerste
naar buiten bewegen. Het EEM (rood) breidt zich uit buiten de kiemschijf, tussen de
cytotrofoblast aan de ene zijde en de hypoblast, respectievelijk het amnionepitheel aan de
andere zijde. In het EEM ontstaan later holtes: extra-embryonaal coeloom, welke samengaan
tot 1 holte: de chorionholte.
De dooierzak is in het begin de grootste holte, maar een paar dagen later is de chorionholte veel
groter. Uiteindelijk wordt de amnionholte het grootst.
2. Endoderm (14 dagen ontwikkeling). Als er genoeg extra-embryonaal mesoderm
gevormd is gaan de cellen hypoblast opruimen en een nieuwe laag neerleggen:
endoderm. De endodermcellen dringen zich tussen hypoblastcellen die onder de
primitieve groeve liggen en verdringen de hypoblastcellen.
3. Intra-embryonale mesoderm (14-20 dagen ontwikkeling). Tussen het endoderm en de
epiblast erboven ontstaat het intra-embryonaal mesoderm, als al het hypoblast is
opgeruimd. Het gaat deel uitmaken van het embryo. IEM ontstaat over de gehele
kiemschijf met uitzondering van de gebieden die bekend staan als het stomatopharyngeale membraan en
het cloacale membraan. Aan de rand van de kiemschijf gaat het IEM over in het EEM.
Gelijktijdig met het zich naar caudaal verplaatsen van de primitief knop wordt er
een ongepaarde axiale (in de mediaanlijn) structuur gevormd: chorda (= chorda
dorsalis = notochord). Deze loopt van het stomatopharyngeale membraan tot
aan de knop van Hensen en vormt de mediaanlijn van het embryo. Het markeert
de plaats waar de wervellichamen ontstaan en vormt zelf de nucleus pulposus
van de tussenwervelschijven.
4. Ectoderm. Het deel van de epiblast wat na de gastrulatie overblijft.
De primitief streep verdwijnt als het goed is na de gastrulatie van craniaal naar caudaal.
Uiteindelijk wordt:
• Ectoderm
o Zenuwweefsel
o Epidermis
• Mesoderm
o Skelet
o Spieren
o Bindweefsel
o Hart- en vaatstelsel
o Urogenitaal stelsel
• Endoderm
o Epitheel van:
▪ Spijsverteringsklieren
▪ Tractus digestivus
▪ Luchtwegen en alveoli
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper judithpolak. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.