Verdiepend Staats- en
Bestuursrecht
660133-M-6 | 2021/2022 | Master Rechtsgeleerdheid | Tilburg University |
College 1. De persoon als burger en de rechten van de burger
De constitutionele levenscirkel
- Rechtspositie van burger staat hier centraal
- De vraag in dit college is vooral: wat kan de burger in een democratische
rechtstaat precies doen? Hoe kan de burger invloed uitoefenen op het tot
stand brengen van algemene regels?
Grondrechten = rechten van de mens + burgerrechten
Rechten hebben is juridisch persoon zijn (in het procesrecht: legal standing),
stem hebben is juridisch burger zijn.
Burgerrechten zijn de aan de staatsburgers gewaarborgde fundamentele
rechten die hen in staat stellen actief en volledig aan het openbare leven van
hun staat deel te nemen. Denk bij burgerrechten bijv. aan actief/passief
kiesrecht.
Rechten van de mens komen aan iedere persoon zonder onderscheid toe en
beschermen de menselijke waardigheid.
‘Burger’ verwijst naar nationale verbondenheid.
‘Persoon’ verwijst naar de waardigheid van iedere mens, waarvan we
verlangen dat die universeel wordt erkend. Absoluut verbod van slavernij en
1
, van mensonterende behandeling zoals foltering. Vrijheid te gaan en staan
waar je wilt, behoudens beperkingen op wettelijke basis.
Onderscheid tussen burgerrechten en mensenrechten gaat ver terug > denk
aan Déclaration des droits de l’homme er du citoyen van 26 augustus 1789;
hierin waren mensenrechten en burgerrechten geformuleerd > heeft later als
inspiratiebron gediend voor de Staatsregeling voor het Bataafse Volk (1798):
Artikel 16
Iedere Burger mag zijn gevoelens uiten en verspreiden, op zoodanige wijze,
als hij goedvindt, des niet strijdig met het oogmerk der Maatschappij. De
vrijheid der Drukpers is heilig, mids de Geschriften met den naam van
Uitgever, Drukker, of Schrijver voorzien zijn. Dezen allen zijn, ten alle tijde,
aansprakelijk voor alle zoodanige bedrijven, door middel der Drukpers, ten
aanzien van afzonderlijke personen, of der gantsche Maatschappij, begaan,
die door de Wet als misdadig erkend zijn.
Als we kijken in onze Grondwet dan zien we bijvoorbeeld ook burgerrechten in
art. 20 GW derde lid, art 50 GW (‘De S-G vertegenwoordigen het gehele
Nederlandse volk’) of art. 3 GW; gelijke benoembaarheid in openbare dienst.
Maar wie waren en zijn die burgers?
1796 einde uitsluiting van Joden van de gilden (geen Jood zal worden
uitgeslooten van eenige rechten of voordeelen die aan het Bataafsch
Burgerregt verknocht zyn)
1863 opheffing slavernij (Engeland in 1833 en Frankrijk in 1848)
1917 vrouwenkiesrecht (passief kiesrecht voor mannen en vrouwen, maar
actief kiesrecht alleen voor mannen; bij wet kon het actief kiesrecht ook aan
vrouwen worden toegekend → Wet Marchant van 28 september 1919)
1954 één gelijkwaardig staatsburgerschap in het gehele Koninkrijk
1956 opheffing handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw
Rijkswet op het Nederlanderschap
Deze wet bepaalt wanneer je Nederlander bent.
ECLI:NL:HR:2015:1749 (vaststelling Nederlanderschap)
Art. 15 lid 2 RWN bevat drie uitzonderingen op de hoofdregel van art. 15 lid 1,
aanhef en onder a, RWN, volgens welke het Nederlanderschap verloren gaat
bij het aanvaarden van een andere nationaliteit. Die uitzonderingen houden in
dat de Nederlandse nationaliteit niet verloren gaat indien betrokkene (a) in het
land van die andere nationaliteit is geboren en daar ten tijde van de
verkrijging zijn hoofdverblijf heeft, (b) voor het bereiken van de meerderjarige
leeftijd gedurende een onafgebroken periode van tenminste vijf jaren in het
land van die andere nationaliteit zijn hoofdverblijf heeft gehad, of (c) gehuwd
is met een persoon die die andere nationaliteit bezit.
In dit arrest ging het over een man die in 1952 was geboren in Suriname.
Destijds was Suriname nog een district van het Koninkrijk der Nederlanden
(pas in 1975 is Suriname een zelfstandige republiek geworden). Dus de man
had Nederlandse nationaliteit en pas in 1983 de Surinaamse nationaliteit
aangevraagd waarmee zijn Nederlandse nationaliteit verloren ging. Hij heeft
2
, later weer om naturalisatie gevraagd (Nederlanderschap), waarmee
Surinaamse nationaliteit verviel. Toen hij dan weer Surinaamse nationaliteit
wilde aannemen rees de vraag of met het vrijwillig aanvaarden van
Surinaamse nationaliteit Nederlanderschap verloren gaat in de zin van art. 15
van RWN. HR: op moment dat betrokkene werd geboren in Suriname was het
weliswaar geen zelfstandig land, maar voor uitleg van art 15 RWN moet dit
wel zo worden gezien (dus dat betrokkene in Suriname geboren is en ten tijde
van verkrijging hoofdverblijf had) en ook aan het onder b gestelde is voldaan,
namelijk dat hij voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd gedurende een
onafgebroken periode van tenminste 5 jaren in het land van die andere
nationaliteit zijn hoofdverblijf gehad heeft. Dus Surinaamse nationaliteit en
aannemen ervan leidde niet tot verval van Nederlandse nationaliteit.
Wat zijn de rechten van de Europese burger volgens de EU-verdragen en
het Handvest?
Artikel 9 VEU:
De Unie eerbiedigt in al haar activiteiten het beginsel van gelijkheid van haar
burgers, die gelijke aandacht genieten van haar instellingen, organen en
instanties. Burger van de Unie is eenieder die de nationaliteit van een lidstaat
bezit. Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap en
treedt niet in de plaats daarvan.
Dus: burgerschap van de EU op basis van en naast het nationale
burgerschap (nationaliteit) = artikel 20, eerste lid, VWEU. tweede lid
geeft rechten en plichten aan van Unieburgers.
Artikel 10 VEU:
1. De werking van de Unie is gegrond op de representatieve democratie.
2. De burgers worden op het niveau van de Unie rechtstreeks
vertegenwoordigd in het Europees Parlement. De lidstaten worden in de
Europese Raad vertegenwoordigd door hun staatshoofd of hun regeringsleider
en in de Raad door hun regering, die zelf democratische verantwoording
verschuldigd zijn aan hun nationale parlement of aan hun burgers.
3. Iedere burger heeft het recht aan het democratisch bestel van de Unie deel
te nemen. De besluitvorming vindt plaats op een zo open mogelijke wijze, en
zo dicht bij de burgers als mogelijk is.
4. De politieke partijen op Europees niveau dragen bij tot de vorming van een
Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de
Unie.
Dus: recht op democratische representatie en participatie
Artikel 20, tweede lid, VWEU: vrij verkeer, actief en passief kiesrecht EP en
gemeenteraden, diplomatieke en consulaire bescherming en petitierecht,
uitgewerkt in artikelen 21-23 VWEU (vgl. artikelen 39-46 Handvest).
Art. 20 VWEU
1. Er wordt een burgerschap van de Unie ingesteld. Burger van de Unie is een ieder
die de nationaliteit van een lidstaat bezit. Het burgerschap van de Unie komt naast
het nationale burgerschap doch komt niet in de plaats daarvan.
3
, 2. De burgers van de Unie genieten de rechten en hebben de plichten die bij de
Verdragen zijn bepaald. Zij hebben, onder andere,
a) het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij
te verblijven;
b) het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees
Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijf
houden, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat;
c) het recht op bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van
iedere andere lidstaat op het grondgebied van derde landen waar de lidstaat
waarvan zij onderdaan zijn, niet vertegenwoordigd is, onder dezelfde
voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat;
d) het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten, zich tot
de Europese ombudsman te wenden, alsook zich in een van de talen van de
Verdragen tot de instellingen en de adviesorganen van de Unie te richten en in
die taal antwoord te krijgen.
Deze rechten worden uitgeoefend onder de voorwaarden en binnen de
grenzen welke bij de Verdragen en de maatregelen ter uitvoering daarvan zijn
vastgesteld.
ECLI:EU:C:2006:545 (Eman & Sevinger / B&W Den Haag)
Eman en Sevinger waren (in 2006) woonachtig op Aruba. Beide heren wilden
deelnemen aan Europese parlementsverkiezingen. De Nederlandse kieswet stond
hieraan destijds in de weg, omdat werd bepaald dat degenen die aan verkiezingen
van Europees Parlement konden deelnemen, dezelfde waren als degene die aan de
Tweede Kamerverkiezingen konden deelnemen. Wie waren laatstgenoemde dan?
toenmalige art. b1 Kieswet: leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden
gekozen door degenen die op dag van kandidaatstelling Nederlander zijn en op de
dag van de stemming de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, met uitzondering van
degenen die op de dag van kandidaatstelling een werkelijke woonplaats hebben in de
Nederlandse Antillen of Aruba. M.a.w. dit laatste (met uitzondering van) stond eraan
in de weg dat Eman en Sevinger (die immers niet het recht hadden om aan Tweede
Kamerverkiezingen deel te nemen en daarmee dus volgens Kieswet ook niet aan
Europese Parlementsverkiezingen) aan Europese Parlementsverkiezingen konden
deelnemen. Verweer van Eman & Sevinger: wij zijn Unieburgers, want het is niet het
land Nederland, maar het Koninkrijk der Nederlanden, dat lidstaat is van EU, dus ook
wij (woonachtig inwoners van Aruba) zijn Unieburgers. ABRvS heeft de behandeling
van de zaak geschorst en prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU >
Hof komt met een overweging die erop neerkomt dat: Het beginsel van gelijke
behandeling staat er evenwel aan in de weg dat de gekozen criteria meebrengen dat
onderdanen die zich in vergelijkbare situaties bevinden, zonder objectieve
rechtvaardiging ongelijk worden behandeld. Dus kiesrecht voor EU parlement komt
ook toe aan inwoners van de overzeese gebieden. Heeft geleid tot wijziging van
kieswet.
ECLI:EU:C:2010:104 (Rottman)
4