Opgaven
1. Subject: wie belasting verschuldigd is, de natuurlijke personen. Er zijn twee
groepen, de binnenlandsverplichtigen en buitenlandsverplichtigen. Wie in
Nederland woont is onbeperkt belastingverplichting waar ook ter wereld je geld
verdient. En wie buiten Nederland woont is beperkt verplichtig. Om te bepalen
waar iemand woont gebruik je art 4 AWR jo jurisprudentie, om te bepalen onder
welke omstandigheden je onder de voorwaarde van ‘wonen’ valt. Zie ook 2.2 lid
2, men die een dienstbetrekking heeft met Nederland wordt geacht in Nederland
te wonen denk aan diplomaten etc. Dit geldt ook voor zijn partner en kinderen.
Object: waarover belasting betaald moet worden. 5% of meer in aandelen? Dan
heb je aanmerkelijk belang en val je onder box twee van art 2.3. heb je
bijvoorbeeld 3% dan valt het in box drie.
Binnenlandsplichtig met wereldinkomen-, vermogen-, en winst- (alleen als je hier woont)
Buitenlandseplichtige met een beperkte belastingsplichtig, voor zover zij hier inkomen of
vermogen hebben of kunnen generen (je woont hier niet)
Art. 2.1. jo. wonen jo. art. 4 AWR. Waar iemand woont wordt bepaald adh van
omstandigheden.
Twee woonplaatsen, jewel-residence. Dubbele belastingen over wereldinkomen. Oplossing:
belastingverdragen. Vuistregel: plaats waar je werkt is heffingsbevoegdheid. Waar
onroerend goed staat die heeft ook heffingsbevoegdheid.
Art. 2.2 als je tijdelijk weggaat maar binnen jaar terugkomt wordt je geacht in Nederland
te zijn gebleven.
2. Het verzamelinkomen is al het inkomen dat je hebt, zowel uit box 1, 2 als 3. Het
verzamelinkomen wordt niet als geheel belast, het wordt per box belast. De technische
belang van het verzamelinkomen is voor het aftrekken van zorgkosten zie 6.1 sub d jo
6.16. Er zijn voor de inkomstenbelasting 3 soorten belastbaar inkomen, die zijn
ondergebracht in 3 boxen. Het verzamelinkomen is het totaal van uw inkomsten en
aftrekposten in de 3 boxen. art. 2:18 verzamelbedrag van alle drie de boxen. Per box kijk
je hoeveel belasting er betaald moet worden. Tarieven art. 2:10. Dit is alleen de
belastingheffing. Je moet ook nog premie betalen (het gecombineerde tarief belasting +
premie)
2:12 tarief box 3
Je doet een gift. Er geldt een onderdrempel van 1% van het verzamelinkomen. Pas als je
daarover heen gaat tot 10% mag je de aftrekpost eraf halen. Geldt ook bij zorgkosten. Zie
art. 6.1 en volgende.
Heffingskorting aan de hand van de drie boxen. Gaat af van de te betalen belasting. Zie
art. 8.1 en verder.
,3.Vereisten bronbegrip:
-deelnemen aan economisch verkeer: op geld waardeerbare presentatie.
-voordeel beogen
-voordeel moet redelijkerwijs te verwachten zijn (dit wordt objectief bekeken)
Als het speculatief is dan is het de winst niet belast, het verlies is ook niet
aftrekbaar.
B: bij koopt optie en verhandelt het, dus deelname aan het verkeer en hij beoogt
om winst te maken. Maar aan het laatste vereiste is niet voldaan.
4. Art. 6.1. limitatieve opsomming, meer zijn er niet. Als je in een jaar alle aftrekpost optelt
heb je een persoonsgebonden aftrekpost. Art. 6.2 laat zien hoe dat gaat, box 1 > lid 1. Daarna
box 3, lid 2. Als je dan nog een stukje over hebt, in box 2. Waar trek je het liefst af? Schijf
met hoogste tarief. Box 1 is 52%. Persoonsgebonden aftrekposten zijn uitgaven die u onder
bepaalde voorwaarden mag aftrekken van uw belastbaar inkomen. Voorbeelden zijn
alimentatie, ziektekosten, studiekosten en giften.
De Belastingdienst verrekent de persoonsgebonden aftrekposten in eerste instantie met het
inkomen uit box 1 werk en woning af.
Als de aftrekposten hoger zijn dan het belastbare inkomen uit de box 1 dan volgt aftrek op het
inkomen uit box 3 sparen en beleggen.
Als laatste worden de persoonsgebonden aftrekposten verrekend met het inkomen uit box 2
aanmerkelijk belang.
5. Volgens art. 5a AWR:
- Echtgenoten art. 2 lid 6 awr niet officieel van tafel en bed gescheiden
- Ongehuwde samenwoners ingeschreven op hetzelfde adres in het GBA +
notariële samenlevingsovk.
Ongehuwde samenwoners niet in de zin van art. 5a AWR? Dan aanvullende bepaling. Je
moet voldaan aan de voorwaarden van art.1.2 lid 1 wet IB 2001. Voorwaarden lid 1 met
een sub uit rijtje a-f.
6.Ja, kan doordat ze samen eigen woning hebben, meerderjarig zijn en op dezelfde
woonadres staan. Art. 1:2 sub d. je mag maar een partner hebben. Tweedegraad
bloedverwant is toegestaan.
7.Bloedverwant in eerste graad. Art. 1:2 lid 4 onderdeel a. het kan wel mits zij beiden de
leeftijd van 27 jaar hebben bereikt. Ze moeten wel voldoen aan de vereisten.
8.Art. 2:17. Lid 1 WIB: uitgangspunt: individuele toerekening. Als je eenmaal als partner
wordt aangemerkt dan zegt lid 2 dat de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen in
aanmerking komen: Lid 2 jo. lid 5. Lid 3: geen keuze is 50-50, dus de helft aan de 1 en de
andere helft aan de ander toegerekend.
9. Art. 5A AWR. Wanneer eindigt het partnerschap? Lid 4, een verzoek tot echtscheiding.
Ze zijn nog fiscaal partners, er is niet aan beide voorwaarden voldaan. Dubbel
voorwaarden a+b. ze blijven haken op a. aan b is wel voldaan. Enkel op een ander
woonadres inschrijven eindigt dus niet het partnerschap.
, Ze zijn nog partners tot 1 augustus. Daarna niet meer. Hoe zit dat met de
persoonsgebonden aftrekpost? Art. 2:17. Een gedeelte van het kalenderjaar zijn ze
fiscaal partner geweest, tot 1 aug. Dan kunnen ze ervoor kiezen om de rest van het
kalenderjaar ook als fiscaal partner te fungeren / worden aangemerkt. Art. 2:17 lid 7.
10. Antwoord: Onderwerp toerekening van minderjarige kinderen aan een ouder. Art.
2:15 lid 2. A-contrario.
Wat heeft hij allemaal?
- Eigen woning met een hypothecaire geldlening. Dat huis zit niet in box 3 maar in
box 1. Daar valt het belastbare inkomen uitwerking en woning > woning waarin
men in woont. Woont genoemd in art. 2:15 lid 2. Dit wordt toegerekend aan zijn
moeder.
- Bankrekening met een 100.000. dit is box 3, ook toerekening aan moeder.
- Wezenuitkering. Periodieke uitkering wordt aan hem zelf belast. 3.1 sub d. Dus
wordt het toegerekend aan het kind.
- Pensioenfonds uitkering. Ook bij hem zelf. 3.2 sub d.
- Buurtsuper. Ook. 3.1 sub b. Wordt bij het kind belast.
Stel hij heeft een onderneming. Staat dat in het artikel? Staat er niet in. Niet toerekening
aan zijn moeder, maar aan hem omdat het onder 3.1 sub a wordt opgenoemd. Het wordt
niet expliciet toegerekend aan de moeder in 2:15. Dus wordt het aan het kind
toegerekend.
Stel hij past op en verdient daar geld mee. Aan wie wordt dat toegerekend? Klusjes die
niet onder loondienst betrekking vallen vallen daar niet onder. Dus niet aan zijn moeder,
maar aan hem.
11. Valt onder bron winst uit onderneming. Art. 3:1 sub a
2009: 60000 wordt 56:000
2010: 60000 wordt 56:000
2011: 250000
2012: - 4000 : verlies 3:148: drie jaar terug en negen jaar vooruit
2013: - 4000
verlies is verrekend met 2009, als dat niet lukt dan met 2010 etc. Dat staat in lid 5.
Berekening belastbaar inkomen als dat leidt tot een negatief bedrag, dat noemen we dat
een verlies. Art. 3:148 lid 1. Geldt dus voor 2012 en 2013. Jo. 3:150 de
verliesverrekening. Verrekening met 3 jaar carry back, 9 jaar carry forward.
Dit is verticale verliescompensatie (door de jaren heen). Je hebt ook horizontale, dat
houdt in dat dat binnen een jaar wordt gecompenseerd.
*markeer 5.1 en 5.3. 5:2 lid 1 voor zover die rendementsgrondslag (activa – passiva)
voor zover dat meer is dat het vrijgestelde vermogen in box 3. Dat kan nooit meer zijn.
Sterk wisselende inkomsten. Je kunt middelen, art. 3:154. Er geldt een middelingstijdvak
van 36 maanden, 3 aaneengesloten jaren. Tel de jaren op waarop je de meeste belasting
kunt besparen. (als belastingplichtigen sterk wisselende inkomens hebben)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper mbnm. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.