1a+b.
A betaalt 21% dus 420 euro.
B betaalt 630 euro.
Wat is de BTW druk? 4000 is wat de consument betaalt. 21:121x4000= 694. Dit is de btw
druk die ten laste komt van de consument. Als consument ben je de enige die 694 aan BTW
betaalt. Maar hoe werkt dit? Want bij A en B zie je ook een BTW bedrag. Die 694 moet C
afdragen aan de fiscus. Maar als ondernemer heb je ook recht op vooraftrek, je moet BTW
afdragen maar de BTW die rust op je ingekochte goederen, in dit geval 630 euro, mag je
aftrekken. Dus moet C eigenlijk maar 64 euro afdragen (694-630). B moet 630 afdragen, maar
de BTW die drukt op zijn ingekochte goederen mag hij in mindering brengen dus hij moet
uiteindelijk (630-420) 210 afdragen. A moet gewoon 420 afdragen omdat er geen btw drukt
op zijn ingekochte goederen. Om je antwoord te controleren kan je de eind BTW optellen:
420+210+64=694.
1c.
De winstmarge voor ondernemer C is 306 euro, namelijk 3000+694-4000. Als C dezelfde
winstmarge wilt halen heeft ie te maken met 3000 euro excl btw aan inkoopkosten. Nu mag
hij die 630 niet in aftrek brengen, dit blijft gewoon drukken op de kostprijs. Het geld wat uit
de kast van C vloeit is per saldo 3000+630. Zijn totale kosten zijn dus 3630.
De levering van C aan de particulier is vrijgesteld, van B naar C is belast en van C naar
particulier is vrijgesteld. Wat zijn de BTW consequenties? Aan particulier wordt geen BTW
in rekening gebracht. Wat moet C aan de fiscus afdragen? In vraag a moest C 64 afdragen.
Maar je mag die 630 alleen in aftrek brengen als je dat bedrag gebruikt voor een belaste
prestatie. Maar er wordt een product geleverd die vrijgesteld is. Dit betekent dat de particulier
geld overmaakt aan C waar geen BTW in zit en dus hoeft C ook niks af te dragen. De BTW
drukt op je aankoop en dat mag je in aftrek brengen. Maar de voorwaarde is dat je het goed
gebruikt voor belaste BTW prestaties. In dit geval mag je die 630 dus niet terugvragen van de
fiscus. Dus is dit een kostenpost geworden. C wilt nu het liefst winst behalen van 306, wat
moet hij hiervoor dan doen. C weet dat zijn kostprijs 3630 is, daar tel je 306 bij op dan krijg je
3936 euro. In dit geval betaalt P dus 3936 i.p.v. 4000.
2a.
Wie kunnen er als een ondernemer worden aangemerkt? Een ieder die.. je kan een natuurlijk
persoon zijn, NV, BV. Dus hij kan een ondernemer zijn voor de BTW. HVJ heeft in 2007 in
het arrest Van der Steen gezegd: dat er sprake is van een afhankelijkheid van de BV en dus
ben je niet als een zelfstandige in de zin van art 7 Wet Omzetbelasting aan te merken, want
om als een zelfstandige te kunnen worden aangemerkt moet je zelfstandig zijn.
Conclusie: op basis van de jurisprudentie is deze man geen ondernemer voor de BTW. Van
der Steen arrest is voor de situaties bedoeld dat je puur alleen salaris ontvangt en verder niks
doet als directeur.
2b.
Artikel 7 lid 2 sub b Wet Omzetbelasting: terbeschikkingstelling van een
vermogensbestanddeel waaruit opbrengsten te verkrijgen zijn. Dus wordt hij als een
ondernemer gezien en is hij omzetbelasting verschuldigd.
,2c.
Artikel 7 lid 4 Wet Omzetbelasting: je kan in de fiscale eenheid zitten als natuurlijk persoon
voor de omzetbelasting terwijl voor de vennootschapsbelasting dit niet mogelijk is. Wat
betekent het dat je in een fiscale eenheid zit? voor onderlinge prestaties die binnen de
eenheid worden verricht hoef je geen BTW in rekening te brengen. Vereisten om een fiscale
eenheid te vormen:
Financieel: meer dan de helft van de aandelen bezitten en er moet stemrecht aan zijn
gekoppeld. Bovendien moet je zeggenschap hebben over die aandelen. Wat is het
verschil tussen een zeggenschap en leiding hebben? als je aandelen hebt in de
vennootschap heb je automatisch zeggenschap. Dus aan ieder aandeel is 1 stemrecht
verbonden. Heb je 60 aandelen en een ander 40 aandelen dan geeft jou stem de
doorslag. Maar wie bepaalt het beleid bij een bepaald vennootschap? Dat is de
directie, zij besluiten wat er in het bedrijf gebeurt. Dit is de leiding hebben. Als je
zeggenschap hebt, heb je deze bevoegdheid niet. Je kan bijvoorbeeld als directeur
groot aandeelhouder zeggenschap hebben maar ook de leiding.
Economisch: gericht op dezelfde activiteiten kring
en
Organisatorisch verwevenheid: dat de ene Vennootschap de leiding heeft over de
andere
In casu: sprake van fiscale eenheid omdat er voldaan is aan de criteria.
3
Artikel 2. Inkoop materiaal is de eerste handeling. Registratie is niet noodzakelijk, ook al
verzuimt X dit staat niet in de weg voor de BTW. BTW vereist ook nergens dat je een
succesvol ondernemer moet zijn. Er moet streven naar winst zijn en dit moet redelijkerwijs te
verwachten zijn. Of je winst behaalt of niet is volstrekt onrelevant.
X voldoet aan de eisen van artikel 7 en is dus een ondernemer. Hij mag in de aangifte de
42.000 – 630 terugvragen.
In het kwartaal waarin hij de materiaal had gekocht kon hij die 42.000 al terugvragen, dan 5
kwartalen later de 630 afdragen. Door zo lang te wachten heeft hij zich het bezit van 42.000
in die periode ontnomen.
BTW is een tijdvakbelasting, het is gekoppeld aan de facturen die je krijgt en niet wat er
daadwerkelijk op je rekening wordt gestort. Ben je vergeten om teruggave van BTW aan te
vragen dan heb je ‘pech’. Je kan de inspecteur alleen vragen om ambtshalve de BTW terug te
geven.
4a.
Belastbare prestatie kan het leveren van een goed zijn of het leveren van een dienst. Hier is
sprake van een dienst. Als je ondernemer bent kan je ook vrijgestelde prestaties verrichten.
Is deze meneer een ondernemer in de zin van artikel 7? een bedrijf kan ook een beroep zijn
zie lid 2 sub a. De commissaris is niet in dienst en krijgt geen loon, maar vergoeding.
Commissarissen zijn nooit in dienst. Deze meneer is dus een ondernemer.
, 4b.
Het maakt niks uit of je 6 opdrachten hebt of 2. Dus hij is nog steeds BTW-plichtige. Er is een
besluit van 5 okt 2006: bevat een goedkeuring van commissariaat: als je minder dan 5
commissariaat vervult. Per 1 januari 2013 verliest hij zijn ondernemerschap in de zin van het
besluit.
Week 3
Aftrekrechten artikel 2 en 15 OB. Op het moment dat A een goed levert aan B betaalt B een
bedrag + BTW. Als B doorlevert aan C dan betaalt C ook een bedrag + BTW.
De BTW die B ontvangt van C moet hij afdragen aan de fiscus. B heeft het recht om de BTW
die hij heeft betaalt aan een goed of dienst aan A, de BTW die daarop drukt, in aftrek te
brengen. Als je kijkt in artikel 15 lid 1 dan zie je onder welke omstandigheden je recht hebt
op die aftrek. Als je je bezig houdt met vrijgestelde activiteiten van artikel 11, dan is de de
BTW die drukt op de inkoop van goederen en diensten niet aftrekbaar.
Stel dat de lever van C aan particulier vrijgestelde levering is, dan is de BTW die C aan B
heeft betaalt niet aftrekbaar. Zie sub d onder 2.
Opgave 1
Kan de tandarts de BTW die drukt op de inkoopkosten van de kunstwerkenaftrekken?
Hoofdregel is als hij zijn hobby niet zou uitoefenen dat hij die BTW niet in aftrek zou kunnen
brengen. Want hij verricht vrijgestelde prestatie art 11, namelijk medische dienst. Hij zal dus
ook niet aan de particulier BTW in rekening kunnen brengen. Omdat het een vrijgestelde
prestatie is kan hij in de hoedanigheid van tandarts geen BTW kunnen aftrekken.
Op het moment dat hij kunstwerken gaat verkopen:
*Hij moet zelf BTW betalen
*Hij moet ondernemer zijn: hij doet het in zijn vrije tijd, dus voornamelijk hobby. Het moet
meer zijn dan incidenteel iets verkopen. Maar als hij wel ondernemer wordt dan gaat ie zijn
kunstwerken verkopen met BTW. Dat betekent dat hij de BTW wel zou kunnen aftrekken.
Opgave 2
De vennootschap verricht ook management activiteiten naast het houden van aandelen. De
derde partij/koper wil aandelen kopen om de supermarkt in handen te krijgen. De advocaat en
accountant gaan dus een dienst verrichten, zij sturen een factuur en daar zit dus ook een BTW
in.
Wanneer kan je BTW in aftrek brengen? Als er sprake is van een onderneming en het moet
gaan om activiteiten die verricht worden met die dienst die niet zijn vrijgesteld.
Artikel 11 lid 1 onderdeel i: aandelen kunnen gezien woorden als effecten of andere waarde
papieren. Hier is sprake van een ondernemer, hij koopt iets in waarop btw zit namelijk een
adviesdienst. Maar hij kan die BTW niet in aftrek betalen omdat er hier sprake is van
aandelen. Deze dienst is belast en niet vrijgesteld, het gaat erom waar die dienst voor gebruikt
wordt: voor vrijgestelde prestatie of belaste prestatie. Hier wordt het gebruikt voor een
vrijgestelde prestatie namelijk verkoop van de aandelen. En dit is een handeling die staat
beschreven in artikel 11 en de BTW is dus niet aftrekbaar. Meestal zijn financiele transacties
vrijgesteld.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper mbnm. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.