DE ECONOMISCHE CRISIS
Hoofdstuk 1 De grote recessie
1.1 Van krediet naar recessie
Krimpende economie: minder goederen / diensten worden geproduceerd
Recessie: de krimp van de economie houdt 2 kwartalen (halfjaar) aan
Bruto Binnenlands Product (BBP): totale productie in 1 jaar, gelijk aan het totale inkomen
van dat jaar.
Eurogebied / Eurozone: alle landen waar ze met de euro betalen RIC=NIC/PIC
Nominaal inkomen: directe verschil koopkracht, geen rekening RIC: reël inkomen
gehouden met inflatie.
NIC: nationaal
Reëel inkomen: verschil koopkracht gecorrigeerd door de inflatie. inkomen
Verandering van de koopkracht in constante prijzen.
PIC: prijs
Ontstaan crisis:
Toename van besparingen door o.a. grotere pensioenbesparingen
vanwege de vergrijzing in veel landen afname van investeringen het aanbod op de
vermogensmarkt stijgt, de vraag daalt lage rente voor paar jaar economische crisis.
1.2 Financiële markten
Vermogensmarkt: geheel van naar vraag en aanbod van vermogen. Vragers: Marktpartijen
met een geld te kort. Aanbieders: Marktpartijen met een geldoverschot.
Rente: prijs die op vermogensmarkt tot stand komt.
Het aanbod van geld komt uit besparingen.
Sparen: het niet-besteden van inkomen
Sparen kan vrijwillig door zelf een spaarrekening te openen of je geld te beleggen, of
gedwongen door bvb. Door pensioenpremie te betalen aan je werkgever.
Beleggen: het investeren van geld in aandelen, obligaties of vastgoed
De belegger biedt zijn vermogen aan op de vermogensmarkt, hierdoor ruilt hij zijn huidige
koopkracht in ruil voor toekomstige koopkracht. De vragers op de vermogensmarkt
(bedrijven die geld nodig hebben, gezinnen en overheden), brengen hun toekomstige
koopkracht juist over naar het heden.
Spaarquote: deel van het inkomen dat wordt gespaard.
Vergrijzing: bevolking wordt steeds ouder, aandeel ouderen in bevolking stijgt
gemiddelde leeftijd in land stijgt.
Toename in spaarquote is te verklaren door: toename welvaart in grote delen van de wereld
+ vergrijzing van de bevolking. Vanwege de vergrijzing gaan mensen meer sparen voor hun
oude dag.
1
,Economie SE4, 2020-2021 22 juni 2021
Omslagstelsel: een stelsel waarbij de uitkeringen betaald worden door de benodigde
premies in een bepaald jaar te laten betalen door de werkenden van dat moment.
Kapitaaldekkingsstelsel: stelsel waarbij de uitkering betaald wordt uit belegde premies die
door de werkenden zélf werden gespaard.
De vermogensmarkt puur theoretisch en in de realiteit op te delen in de geldmarkt en de
kapitaalmarkt.
Geldmarkt: verhandeling kort lopende kredieten met een max. van 2 jaar
Kapitaalmarkt: verhandeling langlopend en permanent vermogen. (Onroerend goed,
hypotheken, obligaties en aandelen)
Onroerend goed: huizen, kantoren en grond
Hypothecaire lening / hypotheek: langdurige lening met een onroerend goed als
onderpand.
Onderpand: voorwerp dat je moet afstaan als je een financiële verplichting niet nakomt
Obligatie: Verhandelbaar bewijs van deelneming in een geldlening aan bedrijven of de
overheid met een vaste rente en vaste looptijd. Een schuldbekentenis voor een langlopende
lening (looptijd van meer dan twee jaar) met een vaste rente. Er zijn 2 soorten: lopende met
een vaste rente en nieuwe tegen huidige (wss lagere) rente. Reden voor nieuwe obligatie
kopen; je kunt hem weer verkopen of bij staatsobligatie het veilig stellen van je geld omdat
Nederland nooit failliet zal gaan.
Aandeel: verhandelbaar bewijs van mede-eigendom van een onderneming (NV of BV) . Als
het bedrijf winst maakt ontvangt de aandeelhouder een stukje ervan.
BV: besloten vennootschap, aandelen niet vrij verhandelbaar
Dividend: Winstuitkering aan aandeelhouders van een nv of bv.
Effecten: verhandelbare rechten en/of plichten die een financiële waarde vertegenwoordigen
(aandelen, obligaties), worden verhandeld op de effectenmarkt (tweedehands markt)
Positieve tijdsvoorkeur: de voorkeur van huidige consumptie boven toekomstige
consumptie. Verschilt per persoon. Bij geld is de tijdsvoorkeur positief omdat de toekomst
onzeker is. Verklaart dat de belegger meer geld wilt voor in de toekomst en dat de lener juist
nu zijn koopkracht wilt vergroten.
Debiteurenrisico: De kans dat iemand aan wie geld is uitgeleend niet terugbetaalt. Hoe
hoger dit risico hoe hoger de rente. Grootste invloed op dit risico: kredietwaardigheid /
reputatie van lener en de lengte van de lening. Hoe langer hij duurt, hoe hoger het risico.
Korte rente: rente op de geldmarkt
Lange rente: rente op de kapitaalmarkt
Inflatie: Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten. Stijging van het algemeen
prijsniveau. Stijging van het gemiddelde prijspeil.
Deflatie: Daling van het algemeen prijsniveau.
Inflatierisico: door inflatie neemt koopkracht van rente en terugbetalingen aan de uitlener af.
Dit is bij langere leningen ook groter. Speelt een rol bij leningen met een vaste rente, deze
2
, Economie SE4, 2020-2021 22 juni 2021
veranderd ook niet. Mocht er inflatie voorkomen, dan verandert de reële rente. Berekenen
met ric nic pic!
Voor uitleners is inflatie kut vanwege kleinere koopkracht, voor schuldenaars is het leuk want
zij hoeven nominaal minder te betalen.
Geldillusie: verschijnsel dat mensen de waarde van het geld verkeerd inschatten,
bijvoorbeeld doordat ze alleen kijken naar de nominale waarde en geen rekening houden
met prijsveranderingen.
Variabele rente: rente schommelt mee met de marktrente
Vaste rente: rente staat vast voor een bepaalde tijd.
Het aanbod van nieuwe woningen reageert vertraagd op prijsveranderingen.
Prijsschommelingen ontstaan door veranderingen in de vraag, die gevoelig is voor de
verwachte prijsontwikkeling. Stijgen huizen prijzen\? iedereen koopt snel een huis voordat
de prijzen te hoog worden mensen handelen naar hun voorspellingen grotere vraag,
stijgende prijs.
Selffulfilling prophecy: Een voorspelling op grond waarvan mensen zich zo gaan gedragen
dat de voorspelling ook werkelijk uitkomt.
Speculatieve vraag: speculanten kopen huizen die ze leeghouden en later met winst
verkopen. Geeft markt een extra impuls.
Zeepbel op huizenmarkt: de prijzen drukken niet langer de echte waarde uit
100% hypotheek: de waarde van een huis is exact gelijk aan de prijs
Overwaarde: als een huis met een 100% hypotheek in waarde stijgt geen 100%
hypotheek meer.
Onderwaterhypotheek: wanneer de prijzen van huizen zo sterk dalen dat de hypotheek van
veel mensen hoger is dan de waarde van hun huis.
Beurskoers: Prijs van aandelen/obligaties op een bepaald moment op de effectenbeurs.
Deze koers wordt bepaald door vraag en aanbod op de beurs en reageert dus op
winstverwachtingen.
Koerswinst: winst die een belegger maakt als zijn verkoopprijs boven zijn inkoopprijs ligt.
Rendement: totale opbrengst van een belegging, meestal uitgedrukt in procenten van het
belegde vermogen. Het reële rendement is het nominale rendement gecorrigeerd voor de
inflatie.
Zeepbel op aandelenmarkt: koers/winst verhouding wordt te hoog
Een risicomijdende belegger kiest voor obligaties i.p.v. aandelen vanwege de
gegarandeerde rente. Staatobligaties hebben het laagste risico. Maar hoe hoger het risico
hoe hoger het rendement. De koersen van obligaties hangen niet alleen af van de risico’s,
maar ook van de beloning die beleggers elders in de markt kunnen verdienen. Als de
marktrente stijgt zullen de beleggers minder willen betalen voor een bestaande obligatie met
een vaste rente.
Hefboomwerking: bij lage rente beleggen of investeren mensen geleend geld. e Op de
balans hiervan staan de vermogens aan de rechterkant (passiva) en met het vermogen
worden de bezittingen (activa) gefinancierd. Zolang het gemiddelde rendement hoger is dan
de rente over de leningen is er een positief hefboom effect.
Hefboomeffect: de extra inkomsten die men verdiend na gebruik te hebben gemaakt van
een hefboomwerking.
De vraag naar vermogen wordt gedomineerd door bedrijven die hun investeringen willen
financieren. Dit kan met eigen- of met vreemd vermogen.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kikimeeuwissen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.