Verpleegkunde en methodiek 3
Leertaak 1
Leerdoelen:
1. De student weet wat de begrippen rouw en verlies inhouden.
2. De student weet te benoemen wat de palliatieve en terminale fase van het leven
inhoudt.
3. De student kan het proces van klinisch redeneren toepassen op een casus.
Palliatieve zorg is de specifieke zorg voor stervenden en mensen die niet meer te genezen
zijn. Het doel van palliatieve zorg is het bereiken van een zo hoog mogelijke kwaliteit van
leven voor de patiënt en diens naasten. De hulpverlener wordt gezien als voorlichter.
Verpleegproblemen in de palliatieve fase zijn: pijn, benauwdheid, misselijkheid, gebrek aan
eetlust, de hik, mondverzorging, vermoeidheid, koorts, angst, obstipatie en diarree.
Aromatherapie is het gecontroleerd gebruik van essentiële oliën tot behoud en bevordering
van het lichamelijke, psychische en spirituele welzijn.
Terminale onrust: tremoren, in het luchtledige grijpen of schreeuwen en kreunen,
misselijkheid, braken, dyspneu, onregelmatige ademhaling, reutelen (‘death rattle’, meestal
overlijdt de patiënt dan binnen 24 uur).
We spreken van terminale zorg wanneer overlijden op een korte termijn (3 maanden of
minder) wordt verwacht.
Verlies= het kwijtraken van iemand of iets belangrijks in je leven.
Rouw= een complex proces waarin mensen een geleden, verwacht of beleefd verlies een
plaats geven in hun leven.
Verlies en rouw gaan over de patiënt, diens naasten/mantelzorgers, maar ook over jezelf.
Verlies- en rouwmodellen
o Kübler Ross> een fasemodel voor de manier waarop mensen (kunnen) terugroeien
naar de dood.
1. Ontkenning: ‘het kan niet waar zijn dat ik deze ziekte heb, er is vast een fout
gemaakt’.
2. Woede/ protest: ‘waarom is dit mij overkomen? Waarom doet God mij dit aan?’
3. Marchanderen/ onderhandelen: ‘als ik deze medicatie inneem, word ik beter of
blijf ik langer leven’.
4. Depressie: het verlies onder ogen zien
5. Aanvaarding: je erbij neer leggen dat je gaat sterven
o Ter Horst> doolhof
Hij stelt dat mensen die met hevig leed te maken krijgen antwoorden zullen zoeken
op vragen als ‘waardoor en waartoe gebeurt dit?’ kenmerkend voor het doolhof is
dat men de weg niet weet, de uitgang is moeilijk te vinden en men komt vaak terug
op plekken waar men al is geweest. Het model schrijft niet voor hoe de procesgang
zal verlopen en hoelang het rouwproces zal duren.
, o Worden> hij spreekt van rouwarbeid en rouwtaken die vervuld moeten worden om
tot aanpassing aan het verlies te komen en om zo een verdere groei en ontwikkeling
te kunnen doormaken. Hij onderscheidt vier rouwtaken:
1. Het aanvaarden v.d. realiteit van het verlies.
2. Het doorleven van pijn/verdriet.
3. Het aanpassen aan een nieuw leven (zonder de ander).
4. De draad van het leven oppakken.
Wanen zijn verstoorde, niet met de werkelijkheid overeenkomende inhoud van het denken.
De cliënt is niet met logische redenering van een denkbeeld af te brengen.
Soorten wanen:
o Achtervolgingswanen: bijv. denken dat de geheime dienst achter je aan zit.
o Betrekkingswanen: bijv. denken dat mensen over je praten.
o Wanen dat de betrokkenen worden aangestuurd: denken dat iemand wordt
aangestuurd door uitwendige krachten.
o Grootheidswanen: bijv. geloven dat men Jezus is.
o Nihilistische wanen: geloven dat de wereld/patiënt zelf niet bestaat.
Een denkstoornis is een verstoring van het denken die wordt gekenmerkt door de afbraak
van logische verbanden tussen gedachten.
Hallucinaties zijn zintuigelijke waarnemingen in afwezigheid van externe prikkeling. Deze
waarnemingen worden met de werkelijkheid verward.
Soorten hallucinaties:
o Auditieve hallucinaties: stemmen horen.
o Tactiele hallucinaties: tintelen, brandende/elektrische gevoelens.
o Somatische hallucinaties: het gevoel dat er bijv. slangen door je buik lopen.
Leertaak 2
Leerdoelen
1. De student weet wat indiceren is en kent de 6 normen met betrekking tot indiceren.
2. De student kent het verpleegkundig proces in relatie tot het indiceren.
3. De student kent de relatie tussen indiceren van zorg en wetgeving.
4. De student weet wat onder kwaliteit van zorg wordt verstaan.
5. De student kent het cyclisch proces van kwaliteitszorg.
6. De student kent de relatie tussen kwaliteitszorg en patiëntveiligheid (VMS-systeem,
VMS-thema’s, MIC/MIP).
Het indiceren van zorg is het instrument voor de wijkverpleegkundige om de zorgvraag op
basis van de zorgbehoefte, zoals door de cliënt geduid vanwege diens beperking,
belemmering of aandoening, op methodische wijze vast te stellen. Een indicatie maakt
duidelijk wat de zorgbehoefte is.
De zes normen met betrekking tot indiceren:
1. Indiceren en organiseren van zorg vindt plaats op basis van professionele autonomie.
, 2. Indiceren en organiseren van zorg wordt gedaan door een bachelor of master
opgeleide verpleegkundige.
3. Besluitvorming rond indiceren van zorg is gericht op verstreken van eigen regie en
zelfredzaamheid van cliënten en het cliëntsysteem.
4. Besluitvorming rond indiceren en organiseren van zorg vindt plaats op basis van het
verpleegkundig proces. De methode die verpleegkundigen daarbij hanteren is het
klinisch redeneren.
5. De verslaglegging voldoet aan de V&VN richtlijn voor verslaglegging.
6. De verpleegkundige overdracht voldoet aan de V&VN standaard voor overdracht van
zorg.
Het verpleegkundig proces bestaat uit vraagverheldering (gegevens verzamelen),
diagnosestelling, vaststellen v.d. gewenste resultaten (zorgdoelen), vaststellen en plannen
van passende interventies, uitvoering en evaluatie.
Evidence-based werken houdt in dat de verpleegkundige werkt op basis van kennis uit
verschillende kennisbronnen (wetenschappelijk bronnen en eigen kennis/ervaring) in
combinatie met een inschatting v.d. relevantie van deze kennis gezien de vraag en specifieke
behoefte of vraag v.d. cliënt of het cliëntsysteem.
De Wet Langdurige Zorg (Wlz) is voor mensen met een chronische ziekte of beperking die 24
uur per dag toezicht of zorg nodig hebben.
Sinds 1 januari 2015 maakt extramurale verpleging en verzorging onderdeel uit van de
Zorgverzekeringswet (Zvw).
De Zvw heeft als doel om te cliënt te genezen en de zorg is meestal kortdurend.
De verpleegkundige heeft bij het indiceren van zorg een belangrijke rol in het bepalen van
complexiteit van zorg. Uit welke twee componenten bestaat deze complexiteit? Zorg ervoor
dat je deze twee componenten kent en begrijpt.
Case complexity heeft te maken met de complexiteit v.d. medische problemen, de persoon
met de ziekte, de kenmerken v.d. populatie en de complexiteit van het
zorgstelsel/zorgsysteem.
Patient complexity heeft te maken met het gelijktijdig optreden van problemen in
verschillende domeinen, de manier waarop problemen elkaar beïnvloeden, een kwetsbaar
evenwicht, onvoorspelbaarheid, passendheid van routines en richtlijnen.
Waar in het verpleegkundig proces vindt het indiceren door de verpleegkundige plaats?
Indiceren en organiseren van zorg is gericht op het versterken van eigen regie en
zelfredzaamheid van cliënten en het cliëntsysteem. De methode die verpleegkundige
hanteren om zorg te indiceren en te organiseren is het klinisch redeneren. Dit proces bestaat
uit vraagverheldering, diagnose, planning van resultaten en interventies, organisatie, uitvoer
en evaluatie van zorg.
Kwaliteit is de mate van overeenkomst tussen criteria van goede zorg (wenselijke zorg) en de
praktijk van die zorg (feitelijke zorg).
Aspecten van kwaliteit: