Hoe wordt vaak in de eerste instantie gereageerd op iemand die zich niet naar zijn
stereotype gedraagd? Kunsa subtyping counter stereo-typical individuals
STRUCTUUROPZET
1.Wat betekenen stereotypen, vooroordelen, discriminatie?
Stereotypen = gedeelde overtuiging over een groep, cognitieve categorieën nodig
om orde te brengen in de hersenen, begint door gelijkenissen/verschillen tussen
objecten te zien.
o Problematisch door over-generalisatie en negatieve evaluaties
o Sociaal gewenste vormen van stereotypering
o Ontstaan in hersenen
Attituden/vooroordelen = evaluatie over een groep
o Algemene etnische vooroordelen
o Etnische attituden t.a.v. specifieke etniciteit
o Waargenomen threat (ervaring) is de grootse voorspeller
o Etnisch bewustzijn vanaf vier jaar. Groepsstereotypering rond zes/zeven jaar.
o Negatieve attitude-ontwikkeling afhankelijk van:
Identificatie met ingroup
Mate waarin vooroordelen worden gedeeld in ingroup
Mate waarin de outgroup als bedreiging voor eigen welzijn wordt
beschouwd
o Heterogeniteit focus op eigen leden
o Negatieve ervaring met andere groep negatieve attitude
Discriminatie = op gedragsmatig niveau mensen met veel kracht uitsluiten
(segregatie en exclusie) en insluiten (assimilatie in melting pot)
Vier variaties in twee elementen die een persoon kan hebben: warmte en
competentie.
o Hoge competentie en hoge warmte = admiration/bewondering
o Hoge competentie en lage warmte = envy/afgunst
o Lage competentie en lage warmte = contempt/minachting
o Lage competentie en hoge warmte = paternalism/vaderlijke zorg
2. Wat is de contacthypothese?
De aanname dat er wederzijdse acceptatie tussen etnische groeperingen ontstaat als deze
contact hebben en informatie met elkaar delen.
Volgens deze hypothese wordt er gesteld dat etnische schoolsegregatie een oorzaak vormt
voor discriminatie en vooroordelen onder jongeren/kinderen.
Kinderen hebben positievere houding t.a.v. kinderen zelfde etniciteit, ongeacht de
leerlingenpopulatie en -variatie in etniciteit. Sterke voorkeur voor de ingroup en dit
verandert niet met een groeiend aantal van de outgroup.
Ethnocentrism theory (mulitculturalisme hypothese) = hoe positiever een individu zijn
ingroup verklaart, hoe negatiever die de outgroup evalueert. Er is tegenbewijs voor geleverd.
, 3. Aan welke voorwaarden moet worden voldaan voor men steun vindt voor de
contacthypothese? / of hoe zou contact tot positievere effecten kunnen leiden.
1. Gelijke status
2. Gedeelde doelen
3. Bepaald niveau van samenwerking
4. Support door autoriteiten, wetten en normen
5. Bewijs tot ontkrachting van stereotyperingen (toevoeging van Kunda)
Mediatoren in contact en afname vooroordelen (Pettigrew & Tropp)
Verbetering in kennis over de ‘outgroup’ (minste invloed)
Vermindering van angst over contact tussen groepen
Toename in empathie en perspectief
Vormen van contact met andere etnische groep:
Direct contact vermindering collectieve en individuele threat
Indirect contact (via vriend) collectieve threat verminderd, individuele threat niet
echt verminderd.
Beide vormen van contact aanzienlijke vermindering vooroordelen.
Plurale samenlevingen kunnen bestaan uit:
Ingroups
Outgroups – behoort niet tot groep en heeft negatieve kijk op normen en waarden van
de groep
Positieve reference groups – niet behorend tot de groep maar wel positieve kijk op
normen en waarden
Dominante groepen kunnen voor immigranten een outgroup of positieve reference group
zijn.
Conclusies Bakker et al:
1. Als kinderen bevriend raken met een kind uit de outgroup, zien zij deze vaak als
uitzondering op de regel.
2. Etnisch heterogene samenstelling van de klas versterkt de etnische identiteit van
kinderen.
3. Negatieve attitude-ontwikkeling is afhankelijk van:
a. Identificatie met ingroup
b. Mate waarin vooroordelen worden gedeeld in ingroup
c. Mate waarin de outgroup als bedreiging voor eigen welzijn wordt beschouwd
4. Kwaliteit van contact met kinderen met andere etniciteit is van groter belang dan van
het überhaupt hebben van contact. Interetnisch contact wordt gezien als minder
stabiel en intiem dan intra-etnisch.
5. In- en outgroup-vorming zou het gevolg van opvoeding kunnen zijn. Hierover is nog
geen consensus.
4. Wat is een stereotype threat?
De angst dat men wordt gereduceerd tot een negatieve stereotypering van diens groep.
Over-prediciton overschatten
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Pedagogiestudent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.