RTO JURISPRUDENTIE KORT
College 1
1. Rechtbank Gelderland 14 juli 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:3433 (Bevoegdheid)
3
Vrijstelling verplichting mondkapje in OV. Bevoegdheid en geleden normstelling.
Verzoeker verzoekt o.g.v. art. 2.6 lid 1 en 3.1 lid 1 onder c van de Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio
Gelderland-zuid om een vrijstelling van de mondkapjesplicht.
Verweerder stelt; ik ben niet bevoegd dat te doen o.g.v. die verordening.
Is de brief van de conducteur een besluit 1:3 Awb? Volgens de voorzieningenrechter wel: de afwijzing is een
schriftelijke beslissing van een bo.
Volgens vaste rechtspraak moet een mededeling van een bo dat het in een bepaald geval niet bevoegd is het
door verzoeker gewenste rechtsgevolg te bewerkstelligen in beginsel worden aangemerkt als een besluit.
Hieronder valt in ieder geval een oordeel over de reikwijdte van een door de aanvrager veronderstelde
bevoegdheid. Dat is alleen anders als evident geen sprake is van enige publiekrechtelijke rechtsplicht en daaruit
voortvloeiende bevoegdheid. De brief van verweerder ziet op de door verzoeker veronderstelde bevoegdheid om
vrijstelling te verlenen o.g.v. art. 2.6, eerste lid, artikel 3.1, eerste lid, onder c Noodverordening. Deze
mededeling is volgens rechtbank van meer dan feitelijke aard en van de uitzondering is geen sprake.
Voorzieningenrechter: art. 2.7 van de noodverordening stelt: vervoerders treffen voorzieningen omtrent
corona. 3.1: voorzitter kan uitzonderingen maken op verbod, dit geldt alleen voor vrijstellingen o.g.v. de
verordening.
De verordening kan alleen geen plicht opleggen tot dragen mondkapjes, en dus kan o.g.v. de verordening geen
vrijstelling gegeven worden. De verplichting is gebaseerd op de Wet personenvervoer 2000. Het is verboden je
zodanig te gedragen dat orde/rust/veiligheid worden verstoord, en men is verplicht aanwijzingen van
vervoerders op te volgen.
2.7 richt zich tot vervoerders, en niet tot de reizigers. De noodverordening bevat geen verbod, verweerder
(vervoerder) heeft dus geen bevoegdheid om vrijstelling te verlenen. De vovo wordt afgewezen want verzoeker
kan niet bereiken met het verzoek wat hij wil.
2. Rechtbank A’dam 19 augustus 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4057
(Ontvankelijkheid) 6
Mondkapjesplicht, de ontvankelijkheid van een stichting.
Stichting viruswaarheid vs. Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (publiekrechtelijke rechtspersoon)
Viruswaarheid heeft als statutair doel het in standhouden van de democratische rechtsstaat.
Art. 39 lid 1 Wet veligheidsregio’s zegt dat in geval van een ramp of crisis van plaatselijke betekenis of erge
vrees daarvoor, de voorzitter van de veiligheidsregio t.b.v. de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de
gemeenten toepassing geven aan 176 lid 1 Gemeentewet om een noodverordening uit te vaardigen. De
burgemeester Amsterdam is de voorzitter. In augustus 2020 vaardigt de veiligheidsregio een noodverordening
uit voor Amsterdam-Amstelland, waarin een gebod wordt opgelegd tot het dragen van mondkapjes (art. 2.5a),
een ander artikel stelt uitzonderingen hierop.
Viruswaarheid vordert om art. 2.5a buiten werking te stellen of buiten toepassing.
De noodverordening is een AVV, het besluit daarop is van algemene strekking. Tegen het besluit staat de
bestuursrechtsgang open. Viruswaarheid stelt er is 6:162 OD door die noodverordening uit te vaardigen. De
zaak is dus civiel ingestoken. Civiele rechter is bevoegd, tenzij een bestuursrechter bevoegd is die voldoende
rechtsbescherming biedt.
- viruswaarheid stelt dat de bestuursrechter niet genoeg bescherming biedt nu zij op grond van 1:2 Awb niet als
1
,belanghebbende zal worden aangemerkt
- er dient een bijzonder individueel belang te zijn, eiseressen wonen niet in het aangewezen gebied die de
verordening noemt maar nabij, dus niet bijzonder genoeg. Verder staat geen rechtsmiddel open. Om die reden
is civiel bevoegd voor eiseressen naast viruswaarheid; geen goede bestuursrechter open.
- Viruswaarheid; ook ontvankelijk, hij heeft statutair belang, 3:305 BW.
Terughoudende toetsing aan AVV’s, i.v.m. beslissingsruimte van het bestuursorgaan.
Viruswaarheid stelt: er is een inbreuk gemaakt op art. 10 Grondwet, de eerbiediging van de persoonlijke
levenssfeer, door de noodverordening en specifiek de mondkapjesplicht. De rechtbank vind de inbreuk echter
gering, en noodverordeningen maken altijd een inbreuk gezien de tijdelijke en noodzakelijke aard. Nu de
minister de optie tot mondkapjesexperimenten adviseerde is dit ook niet onzorgvuldig geweest. De bezwaren
tegen de noodverordening en het besluit maken de regelgeving niet onmiskenbaar onrechtmatig; vordering
wordt afgewezen.
Joke:
De volgende vragen komen expliciet aan bod, worden normaliter niet genoemd:
- is de rechter bevoegd?
- zijn eisers ontvankelijk?
Beide ja, dan:
- wat is het oordeel van de rechter over de vordering?
Bevoegdheid:
Objectum litis-leer: of een bestuursrechtelijke gang open staat maakt niet uit, de civiele rechter is dus bevoegd.
Maar! Er is wel nog een rechtsgang naar de bestuursrechter die open staat, via bezwaar en beroep tegen het
aanwijzingsbesluit. De noodverordening had dus exceptief getoetst kunnen worden bij de bestuursrechter.
Doordat de zaak met onrechtmatige daad is ingestoken is de civiele rechter sowieso bevoegd.
Het gaat echter over de ontvankelijkheidsvraag: als de bestuursrechtelijke weg niet openstaat, zijn eisers in hun
vordering ontvankelijk bij de civiele rechter, de voorzieningenrechter acht de eisers niet-ontvankelijk bij de
bestuursrechter en ontvankelijk in de civiele zaak.
Zijn eisers ontvankelijk? 8:1 en 1:2 Awb. OPERA. Zij waren niet ontvankelijk want geen onderscheidend belang
(bij bestuursrechter).
Viruswaarheid: 1:2 lid 3 Awb. Joke stelt: te kort door de bocht om viruswaarheid om zelfde reden ontvankelijk
te stellen (te weinig persoonlijk belang), als belangenbehartiger had zij wellicht wel ontvankelijk geweest bij de
bestuursrechter.
(College: Kun je tegen een Noodverordening bezwaar maken? Nee het is een AVV. Op grond van de
Noodverordening hebben de burgemeester van Amsterdam en Rotterdam een concretiserend besluit van
algemene strekking genomen. Kun je daar bezwaar en beroep tegen instellen? Ja. Ook kon je noodverordening
exceptief laten toetsen.
Hier zou moeten zijn: civiele rechter bevoegd o.g.v. 6:162, maar civiel verklaart u niet-ontvankelijk want er
staat een bestuursrechtelijke procedure voor u open. Kort door de bocht door te zeggen; zelfde geldt voor
Viruswaarheid.)
3. CRvB 18 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1566 (Omvang van het geding)
14
Uitkering, DJ, buiten geding getreden, in stand laten rechtsgevolgen.
Appellant vs. College B&W
Aanvraag bijstand WWB. Het college heeft bij besluit de voorschotten teruggevorderd, doordat appellant DJ is
maar niet had aangegeven wat de omvang van zijn inkomsten zijn. Het college kon de bijstand daardoor niet
vaststellen.
Appellant stelt dat de rechtbank hierover niet mocht oordelen! Over de vraag van vaststelling bijstand; de
gronden die in beroep werden aangevoerd zagen op de vraag of appellant tot de kring der rechthebbenden van
2
,de WWB behoorde. De Raad geeft appellant op dit punt gelijk: rechtbank trad buiten de omvang van het
geding, strijd met 8:69 lid 1 Awb dus vernietiging van de uitspraak volgt. O.g.v. art. 7:12 Awb dient besluit te
worden vernietigd, nu niet is onderzocht door college of appellant voldoet aan criteria voor zelfstandige, en nu
recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Gelet op het door partijen gevoerde debat moet alsnog bekeken
worden of de bijstand kan worden vastgesteld. Appellant heeft daartoe een inlichtingenplicht, als op grond van
het niet doen van inlichtingen de bijstand niet kan worden vastgesteld kan dat grond zijn voor weigering van de
bijstand. Appellant heeft onvoldoende duidelijkheid verschaft over zijn financiële gegevens, terwijl hij is
ingeschreven KVK, etc. Het college heeft terecht gesteld dat de bijstand niet kan worden vastgesteld, om die
reden worden de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
4. ABRvS 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:413 (art. 1:1 Awb en ambtshalve
toetsing) 17
1:1 Awb: een bestuursorgaan is…
Subsidiebesluit.
Het bestuur stichting cultuur Eindhoven vs. stichting openbare bibliotheek Eindhoven.
2 vragen bij afdeling:
1 is SCE een bestuursorgaan in de zin van de Awb? Ja, SCE is een B-orgaan, voldoet aan inhoudelijke vereiste en
financiële vereiste.
2 is er een wettelijk voorschrift op grond waarvan SCE subsidie mag verlenen, zie art. 4:23 Awb? Nee.
Rechtbank heeft ambtshalve getoetst aan de bevoegdheid van SCE tot subsidieverlening. Volgens 4:23 Awb
dient een wettelijk voorschrift te stellen waarvoor subsidie verleend mag worden. SCE’s subsidieregeling is
geen wettelijk voorschrift, SCE is een stichting zonder bevoegdheid tot vaststellen van wetten, ook blijkt geen
sprake van delegatie e.d.
SCE heeft een overeenkomst met de gemeente, zij mag als private onafhankelijke stichting de subsidies
uitkeren, zij dient zich daarbij aan het opgestelde beleid te houden.
De afdeling stelt dat de rechtbank niet buiten het geding is getreden. SCE stelt dat zij inderdaad geen
wetgevende bevoegdheid heeft maar op basis van de statuten en de overeenkomst met de gemeente toch
moet volgen dat zij een wettelijke bevoegdheid heeft tot subsidies uitkeren en beleid mag maken zoals de
subsidieregeling (de grondslag).
Afdeling: Beleidsregels zijn anders dan wettelijke voorschriften. Gemeente heeft beleidsregels opgesteld, 4:81
Awb en 1:3 lid 4 Awb; het gaat om een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een AVV. Dus stel
SCE’s redenatie zou kloppen, is er sprake van beleidsregels en dat zijn nog steeds geen wettelijke voorschriften.
SCE was dus niet bevoegd om subsidie te verlenen.
Reformatio in peius: ontoelaatbare schending van verbod op…? Partijen komen er nadeliger uit dan zij voor het
beroep waren. De bibliotheek heeft nu ineens geen recht op subsidie. De afdeling is het hier mee eens, en doet
de herroeping door de rechtbank ongedaan, ook nu het gebrek wel nog herstelt kan worden. SCE kan dit zelf
niet herstellen, maar in samenwerking met de gemeente kan de grondslag wel nog gerealiseerd worden.
3
, College 2
1. ABRvS 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1398, o. 11 (art. 6:11 Awb)
24
6:11 Awb: Verschoonbare termijnoverschrijding
Art. 6:8 lid 4 Awb stelt wanneer de termijn gaat lopen, de dag na ter inzagelegging 3:44 lid 1 onder a Awb. Van
1 maart tot 12 april lag het plan ter inzage. De beroepstermijn is op 2 maart gaan lopen en liep tot en met 12
april. Het beroepschrift is ingediend op 24 mei 2018. Deze is dus niet tijdig ingediend. Appellante beroept zich
op het feit dat er een gerectificeerde bekendmaking in de Staatscourant werd gedaan op 11 april, waarop
stond dat het stuk tot 24 mei opnieuw ter inzage werd gelegd. De rectificatie is echter geen nieuw besluit, de
rectificatie dient er slechts toe de onjuiste versie van de plantoelichting te vervangen door de juiste versie, het
besluit van de raad is niet gewijzigd. De mededeling in de Staatscourant is niet juist. Gevolg hiervan is niet-
ontvankelijkheid, tenzij redelijkerwijs niet gesteld kan worden dat appellante in verzuim was, 6:11. Daarvan is
hier sprake, zij zijn door de mededeling op het verkeerde been gezet. Het kan hen niet verweten worden dat zij
in verzuim waren. De Afdeling ziet aanleiding de termijnoverschrijding te verschonen.
2. Oost-Brabant 3 februari 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:514, Procesverloop en
punt 1 (art. 6:13 jo. 8:26 Awb)
25
6:13 Awb: geen beroep indien belanghebbende geen zienswijze/bezwaar heeft ingediend
8:26 Awb: belanghebbenden als partij
Eiser vs. verweerder, college b&w als derde-belanghebbende?
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter
belanghebbenden in de gelegenheid stellen aan het geding deel te nemen. Dit artikel strekt er niet toe
belanghebbenden tot het geding toe te laten aan wie kan worden verweten dat zij niet zelfstandig bezwaar
en/of beroep tegen het besluit hebben ingesteld (artikel 6:13 van de Awb) dan wel die anderszins niet-
ontvankelijk in dat bezwaar of beroep zouden zijn verklaard. Gelet op het verhandelde ter zitting streeft het
college met zijn deelname als derde-belanghebbende aan het geding hetzelfde doel na als eiser, te weten: het
voor eiser alsnog verkrijgen van een indicatie banenafspraak. De rechtbank is van oordeel dat de vraag of het
college belanghebbende is bij het ten aanzien van eiser afgegeven indicatiebesluit in dit geding in het midden
kan blijven. Voor zover het college kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de bestreden
besluitvorming had het in de rede gelegen dat het college, nu het zich met dat besluit niet kan verenigen,
daartegen zelfstandig bezwaar en beroep had ingesteld. Het bepaalde in artikel 6:13 Awb staat er in dat geval
aan in de weg om het college thans als derde-belanghebbende tot het geding toe te laten. Voor zover het
college niet als belanghebbende bij de bestreden besluitvorming moet worden aangemerkt, kan het evenmin
als derde-belanghebbende aan het geding deelnemen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen
aanleiding het college als derde partij tot het onderhavige geding toe te laten.
3. CRvB 22 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2913 (art. 6:15, 6:19 jo. 6:24, 6:20 Awb)
26
6:15 Awb: doorzendplicht
6:19 Awb: intrekking, wijziging of vervanging bestreden besluit
6:24 Awb: afdeling 6 van toepassing op hoger beroep
6:20 Awb: niet tijdig nemen besluit
Uitspraak voor opdracht break out room.
4