Rechtsbescherming tegen de overheid
Inhoudsopgave
College 1 - maandag 2 november 2020 3
Samenvatting 3
Jurisprudentie 6
1. Rechtbank Gelderland 14 juli 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:3433 (Bevoegdheid) 6
2. Rechtbank A’dam 19 augustus 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4057 (Ontvankelijkheid) 8
3. CRvB 18 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1566 (Omvang van het geding) 10
4. ABRvS 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:413 (art. 1:1 Awb en ambtshalve toetsing) 11
College aantekeningen 13
College 2 - maandag 9 november 2020 18
Samenvatting 18
Jurisprudentie 19
1. ABRvS 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1398, o. 11 (art. 6:11 Awb) 19
2. Oost-Brabant 3 februari 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:514, Procesverloop en punt 1 (art. 6:13 jo. 8:26
Awb) 20
3. CRvB 22 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2913 (art. 6:15, 6:19 jo. 6:24, 6:20 Awb) 20
4. ABRvS 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3055 (art. 6:22 Awb) 22
5. CRvB 1 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3128 (art. 6:22 Awb) 24
6. Conclusie Widdershoven 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:249, punt 7 (art. 1:3 Awb) 27
7. ABRvS 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3822 (art. 1:3 Awb) 28
8. Conclusie Widdershoven 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:86, punt 7 (art. 1:3 Awb) 30
9. ABRvS 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3125 (art. 1:3 Awb) 30
10. ABRvS 27 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3984 (art. 1:3 Awb) 31
College aantekeningen 33
College 3 - maandag 16 november 2020 37
Samenvatting 37
Jurisprudentie 40
1. CRvB 13 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3858, t/m r.o. 3.1.3 (art. 7:1a jo. 8:6 Awb) 40
2. CRvB 18 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1566 (7:5 en 7:13), zie college 1 41
3. ABRvS 5 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1770, t/m punt 6.4 (art. 7:11 Awb) 43
4. CRvB 4 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4210 (Schending fundamentele beginselen van behoorlijke
rechtspleging en art. 7:12 Awb) *Deugdelijke motivering* 44
5. Rb. Overijssel, 28 oktober 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:4794, t/m r.o. 2.11 (art. 1:2 Awb) 47
6. Conclusie Widdershoven 7 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3474, punt 8 en 9 (art. 1:2 Awb) 48
7. ABRvS 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1984, (art. 1:2 Awb) 57
8. ABRvS 16 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3479, o. 29 en 30 (art. 1:2 Awb) 59
College aantekeningen 59
College 4 – maandag 23 november 2020 64
Jurisprudentie 64
1. CRvB 13 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3858, t/m r.o. 3.1.3 (art. 7:1a jo. 8:6 Awb), zie college 3 64
2. ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738, t/m r.o. 6 (Procesbelang) 64
3. CRvB 4 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4210 (Schending fundamentele beginselen van behoorlijke
rechtspleging en art. 7:12 Awb), zie college 3 66
1
, 4. Oost-Brabant 3 februari 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:514, Procesverloop en punt 1 (art. 6:13 jo. 8:26
Awb), zie college 2 66
5. ABRvS 22 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2171 (art. 8:29 jo. 8:70 Awb) 66
6. ABRvS 23 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3131, o. 3.2 t/m 3.7 (artikel 4:6 Awb) 67
7. CRvB 7 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:659 (artikel 4:6 Awb) 68
8. ABRvS 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1119 (artikel 4:6 Awb) 72
College aantekeningen 73
College 5 – maandag 30 november 2020 76
Samenvatting 76
Jurisprudentie 81
1. ABRvS 22 augustus 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB2171 (art. 8:29 jo. 8:70 Awb), zie college 4 81
2. CRvB 18 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1566 (Omvang van het geding, art. 8:69 jo. 8:72 lid 3 sub a
Awb), zie college 1 en 3 81
3. CRvB 1 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2016 (Exceptieve toetsing en omvang van het geding, art. 8:69
Awb) 81
4. CRvB 9 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4263 (art. 8:75a Awb jo. 6 EVRM) 88
5. ABRvS 16 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:875 (art. 8:81 Awb) 89
6. Conclusie Widdershoven 22 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3557, punt 9 91
7. ABRvS 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:452, vanaf punt 5 (Exceptieve toetsing) 92
College aantekeningen 92
College 6 – maandag 7 december 2020 96
Samenvatting 96
Jurisprudentie 98
1. HR 31 december 1915 NJ 1916, 407 (objectum litisleer) 98
2. ABRvS 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3454, o. 9 (art. 8:69a Awb) 100
3. ABRvS 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3298, o. 10 t/m 21 (art. 8:69a Awb) 101
4. ABRvS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:818, o. 6 (art. 8:69a Awb) 103
College aantekeningen 104
2
,College 1 - maandag 2 november 2020
Onderwerpen:
Inleiding: karakteristieken van het bestuursrecht
Toelichten proces- en jurisprudentieopdracht
Jurisprudentie:
Rechtbank Gelderland 14 juli 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:3433 (Bevoegdheid)
Rechtbank A’dam 19 augustus 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:4057 (Ontvankelijkheid)
CRvB 18 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1566 (Omvang van het geding)
ABRvS 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:413 (art. 1:1 Awb en ambtshalve toetsing)
Samenvatting
Hoofdstuk 23
Bestuursrechtspraak is een waarborg tegen onrechtmatig handelen van het bestuur. De burgerlijke rechter biedt daarnaast
ook een rol van rechtsbescherming tegen de overheid. Hij is een soort ‘restrechter’, indien er bijvoorbeeld geen appellabel
besluit is kan rechtsbescherming via de burgerlijke rechter gebeuren.
Bestuursrechtelijke rechtsbescherming = wanneer een overheidsorgaan bevoegd en verplicht is, op verzoek van een
rechtzoekende, een bindend oordeel te geven over de rechtmatigheid van een handeling (met inbegrip van nalaten) van
het bestuur. Ruime definitie.
* Overheidsorgaan: een rechter, (ander) bestuursorgaan.
2 hoofdfuncties van bestuursrechtelijke rechtsbescherming.
1 Recours objectif: handhaven van het objectieve recht. Het bestuur dient rechtmatig te handelen, rechterlijke controle
draagt daaraan bij. Ook kan de rechter een rechtmatigheidscontrole op individuele gevallen uitvoeren, anders dan de
politieke controle.
2 Recours subjectif: de bescherming van individuele rechten van burgers (jegens het bestuur) en geschilbeslechting. Vloeit
o.a. voort uit internationale bepalingen omtrent doeltreffende rechtsbescherming. Er moet een effectief rechtsmiddel zijn
voor burgers om hun rechten veilig te stellen.
Varianten bestuursrechtelijke rechtsbescherming:
- door het bo zelf: bezwaar
- door een ander bo: administratief beroep
- door een onafhankelijke rechter: rechtspraak
Begrip rechtspraak (723)
Volgens het boek moet het om van ‘rechtspraak’ te kunnen spreken in ieder geval sprake zijn van de beslechting van een
geschil door de beantwoording van een rechtsvraag, waarbij rechtsnormen worden toegepast door een onafhankelijke
‘statelijke’ derde, resulterend in een bindende beslissing. Het begrip kent zowel formele als materiele kenmerken. Het
formele kenmerk ‘onafhankelijke statelijke’ sluit administratief beroep (niet-onafhankelijk) bezwaar (geen derde) en
arbitrage (niet-statelijk) uit.
Begrip bestuursrechtspraak (724)
Bestuursrechtspraak is een bijzondere variant op het begrip rechtspraak, in die zin dat er altijd minstens één partij is die bij
het openbaar bestuur hoort. De noodzaak komt voort uit de beginselen van de democratische rechtsstaat: geschillen met
de overheid moeten kunnen worden voorgelegd aan een onafhankelijke, onpartijdige rechterlijke instantie. O.a. terug te
zien in art. 6 EVRM en 47 Handvest EU. Dit sluit niet uit dat bestuursrechtspraak gedaan kan worden door de burgerlijke
rechter. Burgerlijke rechter als restrechter: kan omdat er geen bestuursrechter bevoegd is, of omdat bevoegdheden van de
bestuursrechter in een geschil onvolledig zijn.
Bestuursrechtspraak in materiele zin = rechtsbescherming tegen het bestuur, niet via gespecialiseerde rechter.
Bestuursrechtspraak in formele zin = zodra binnen een stelsel is voorzien in afzonderlijke bestuursrechtelijke instanties.
(Zie 725 voor argumenten voor en tegen bestuursrechtspraak in formele zin.)
Bestuursrechter art. 1:4 lid 1 Awb. Onder dit artikel valt niet de burgerlijke rechter! Zie derde lid: alleen indien hoofdstuk 8
Awb of… van toepassing is.
Twee categorieën:
3
, a) Onafhankelijke, bij wet ingestelde organen die met bestuursrechtspraak zijn belast. Die instanties die niet
behoren bij art. 112 lid 2 Gw, denk aan: Afdeling bestuursrechtspraak, Centrale raad van Beroep, College van
Beroep.
b) Gerechten die wel behoren bij art. 112 lid 2 Gw, voor zover hoofdstuk 8 Awb van toepassing is (belastingrechter,
rechtbanken, gerechtshoven, HR, fiscale cassatierechter bij bestuursrechtspraak) of de Wet
administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV, kantonrechter zie art. 9 WAHV).
Of sprake is van een bestuursrechter volgens art. 1:4 is om 3 redenen van belang:
1 Wijze waarop rechter benaderd moet worden: in beginsel met een beroepschrift (6:4 lid 3 Awb) heel soms via een
verzoekschriftprocedure (8:88 Awb e.v.)
2 De verplichting van bezwaar (art. 7:1 lid 1 Awb)
3 De competentieverdeling. Volgens art. 8:6 lid 1 Awb treedt de algemene bestuursrechter terug indien een andere
bestuursrechter bevoegd is. Dit volgt uit hoofdstuk 2 Awb bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak of een wettelijk
voorschrift.
Hoofdstuk 8 Awb betreft de uniforme bestuursrechtspraak die alle bestuursrechters toepassen.
5 bestuursrechters:
1 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ABRvS
2 Hoge Raad (bij belastingszaken) HR
3 Centrale Raad van Beroep CRvB
4 College van Beroep voor het bedrijfsleven CBb
5 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zaken o.g.v. Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.
Algemene rechtsgang:
bezwaar bij bo art. 7:1 lid 1 Awb → beroep in eerste aanleg bij de bevoegde rechtbank art. 8:1 Awb – 8:6 lid 1 Awb → hoger
beroep bij de afdeling bestuursrechtspraak Rvs art. 8:105 lid 1 Awb.
Zie blz. 11 voor bijzondere rechtsingangen.
Karakteristieken bestuursprocesrecht
- Het verwezenlijken van het materiele bestuursrecht (vertrouwen in openbaarheid waarborgen)
- Andere beginselen en uitgangspunten dan het burgerlijke recht
o geschillen waarbij partijen van aard verschillen: overheid vs. burger
o toegankelijkheid van het proces
o positie van derden
o aard van toetsing
o feitenonderzoek
o bewijsrecht
De geschiedenis van de bestuursrechtspraak
blz. 15 e.v.
Minpunt is dat de grondwet het stelsel van rechtsbescherming tegen de overheid niet regelt. Dit is vooral voortgekomen uit
art. 6 EVRM en 47 Handvest EU, waar het de schending betreft van de door het unierecht gewaarborgde rechten en
vrijheden. Van belang zijn wel art. 112 lid 2 Gw: berechting van geschillen niet uit burgerlijke rechtsbetrekking kan volgens
rechterlijke macht of andere gerechten geschieden, en art. 15 Gw: grondslag voor instellen administratief beroep.
Administratief beroep: 1:5 lid 2 Awb. Heroverweging op doelmatigheid en rechtmatigheid, door ander bo. Dit is geen
onafhankelijke procedure, meer een voorprocedure. Want uitgevoerd door bestuur. Daarom werd het beroep op de Kroon
ook bekritiseerd, dit was geen onafhankelijke, en dus geen volwaardige rechtsbescherming. EHRM en het Benthem-arrest
oordeelde dat als sprake was van art. 6 EVRM, het Koninklijk besluit niet voldoende is en de burger het geschil door een
onafhankelijke rechter kan laten beoordelen als hoogste instantie.
Gw kent geen expliciete waarborg voor toegang tot de rechter nadat bestuurshandelen de rechten van burgers raakt, wel is
er: art. 17 Gw: ius evacando: niemand kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent.
Beginsel van effectieve rechtsbescherming komt voort uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten,
alsmede uit art. 6 en 13 EVRM.
6 EVRM en 47 Handvest
4