DAGVAARDING
,Eiser is niet BTW-plichtig
Heden, tweeduizendnegentien
TEN VERZOEKE VAN:
De heer A. van Stempel, wonende te Schiedam, hierna te noemen eiser, woonplaats
kiezende te 3118 PP Schiedam, aan het adres Burgemeester van Harenlaan 530 ten kantore
van (naam), gerechtsdeurwaarder, die in deze zaak tot gemachtigde wordt gesteld en als
zodanig zal optreden, met het recht van vervanging;
Heb ik, mr. (naam), gerechtsdeurwaarder in Rotterdam en aldaar kantoorhoudende aan de
Juriststraat 99;
GEDAGVAARD:
1. Saar van Velthuizen, geboren op 2 november 1989, wonende te 3117 DK Schiedam
aan het adres Aleidastraat 55, en aldaar afschrift dezes latende aan
voormeld adres in een gesloten envelop met daarop de vermeldingen als wettelijk voorgeschreven, omdat ik
aldaar niemand aantrof aan wie ik rechtsgeldig afschrift van dit exploot kon laten;
OM OP:
Op vrijdag, de vijftiende november tweeduizendnegentien des voormiddag om 10:00 uur, in
persoon of vertegenwoordigd door een gemachtigde te verschijnen ter terechtzitting van de
Rechtbank Rotterdam te Rotterdam, kamer van kantonzaken, locatie Rotterdam, welke
zitting op dat tijdstip zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan de Wilhelminaplein
100-125 te Rotterdam.
hetzij op laatstbedoeld adres voor of uiterlijk op genoemde terechtzitting een met redenen
omkleed schriftelijk antwoord ter griffie in te dienen respectievelijk aan de griffier te
verstrekken, tevens kan u de schriftelijke stukken opsturen aan het correspondentieadres:
Postbus 50950, 3007 BL Rotterdam.
AANGEZEGD:
Indien gedaagden niet uiterlijk op die terechtzitting antwoorden of op de eerste of door de
rechter nader bepaalde roldatum in het geding verschijnen, en de voorgeschreven termijnen
en formaliteiten in acht zijn genomen, zal de kantonrechter voornoemd de eis bij verstek
toewijzen, tenzij deze hem ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
Wanneer ten minste een van de gedaagden in het geding is verschenen, dan wordt, indien
ten aanzien van de overige niet verschenen gedaagden de voorgeschreven formaliteiten en
termijnen in acht zijn genomen, tegen deze(n) verstek verleend en tussen eiser en de
verschenen gedaagden voortgeprocedeerd. Tussen alle partijen wordt één vonnis gewezen,
dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Dat van gedaagde bij het verschijnen geen griffierecht wordt geheven.
1
, TENEINDE:
Partijen
1. Op 1 juni 2018 heeft de eiser (de verhuurder) een woonruimte op het adres: de
Aleidastraat 55, 3117 DK te Schiedam aan gedaagde (de huurder) verhuurd. De duur
van deze huurovereenkomst (productie 1) is aangegaan voor 28 maanden. Verder
bedraagt de huurprijs € 1.400, -.
Feiten en omstandigheden
2. Op 5 januari en 30 januari 2019 heeft gedaagde de eiser twee e-mails gestuurd over
de gebreken aan het gehuurde. De gedaagde heeft last van zilvervisjes en grote
lekkageplekken in de woning en heeft zelf al het e.e.a. geprobeerd om de gebreken
te herstellen, maar tevergeefs.
3. Medio april 2019 ontvangt de eiser klachten (product 2) van twee buren over de
gedaagde. De klachten gaan over dat gedaagde veel bezoek krijgt van voornamelijk
‘studentachtige types’. Daarnaast zou dit bezoek regelmatig tot in de nachtelijke uren
doorgaan. De eiser heeft gedaagde telefonisch verzocht om het studentenleven
achter haar te laten.
4. Op 10 mei 2019 stuurt gedaagde een brief naar de eiser over de vermeende overlast
en haar klachten over de gebreken in de woning. Op 12 mei 2019 heeft de eiser de
brief ontvangen, maar besloot om het voorlopig aan de kant te schuiven.
5. Op 29 juli 2019 zegt de eiser de huurovereenkomst op, omdat de klachten over
gedaagde aanhouden en dat de eiser de woning voor dringend eigen gebruik nodig
heeft. Verder wordt er via een opzeggingsbrief (product 3) per 1 oktober aan
gedaagde gevraagd om het gehuurde te hebben ontruimd. De gedaagde heeft de
brief ontvangen, maar geeft er verder geen reactie op.
Rechtsgronden en vorderingen
6. De eiser beroept zich op basis van art. 7:274 lid 1 sub a BW1 op de rechtsgrond tot
ontbinding van de huurovereenkomst. Gedaagde is op basis van art. 7:213 BW2
tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting om zich te gedragen als goed
huurder. Dit is te zien aan de aanhoudende klachten nadat de eiser gedaagde erop
heeft aangewezen om iets aan het probleem te doen.
7. De eiser beroept zich op basis van art. 7:274 lid 1 sub c BW op de rechtsgrond tot
ontbinding van de huurovereenkomst. De eiser heeft de woning dringend3 nodig voor
eigen gebruik. De eiser en zijn partner staan op scheiden en zijn vrouw wil de huidige
woning voor haarzelf behouden, hierdoor heeft de eiser dringend een andere woning
nodig.
8. De eiser beroept zich op basis van art. 7:206 lid 1 BW dat het gebrek omtrent
lekkageplekken niet verplicht is voor de eiser om te verhelpen als de uitgaven die
vereist is in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet van de verhuurder zijn te
vergen. De eiser is op de hoogte van de situatie, maar heeft op dit moment geen
geldelijke middelen om iets aan het gebrek te doen.
1
Kist 2018, p. 78-79.
2
Hof Den Haag 28 augustus 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2258.
3
Van Schie e.a. 2017, p. 143.
2