Kern AC
KTF5
HBO Verpleegkunde
------------------------
Leerjaar 2
Alle
leerdoelen
uitgewerkt
,Les 1a - Kennismaken met het werkveld Geestelijke
Gezondheidszorg
Leerdoelen
De student:
1. Legt in eigen woorden uit wat de doelen, opbouw en toetsonderdelen zijn
voor deze periode.
2. Vat in eigen woorden de KBS samen en formuleert wat het kernprobleem
is.
3. Beschrijft de zorgbranche ggz en benoemt hoe de CanMEDS-rollen
ingevuld worden in de rol van casemanager.
4. Verwoordt oorzaken van schaarste en schaarste verdeling en legt relaties
met transities en substitutie in de zorg en de maatschappelijke
ontwikkelingen van verzorgingsstaat naar participatiestaat.
5. Verwoordt welke diensten betrokken worden bij de zorgverlening aan de
cliënt van een FACT-team en licht zijn keuzes toe.
Uitwerking leerdoelen
Leerdoel 3: Beschrijft de zorgbranche ggz en benoemt hoe de CanMEDS-
rollen ingevuld worden in de rol van casemanager.
Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ): omvat alle zorg rondom psychische
problematiek.
Casemanager: biedt persoonlijke begeleiding aan een cliënt met psychische
problemen.
- Iedere cliënt wordt gekoppeld aan een casemanager. Hij is het vaste
aanspreekpunt en komt regelmatig langs bij de cliënt.
- De casemanager heeft ook contact met andere disciplines.
- Doel: zelfredzaamheid van de cliënt bevorderen en ondersteunen, er
ervoor zorgen dat hij zo goed mogelijk in de maatschappij mee kan blijven
functioneren.
3 belangrijkste CanMEDS-rollen van de casemanager:
- Communicator.
- Gezondheidsbevorderaar.
- Samenwerkingspartner.
Leerdoel 4: Verwoordt oorzaken van schaarste en schaarste verdeling
en legt relaties met transities en substitutie in de zorg en de
maatschappelijke ontwikkelingen van verzorgingsstaat naar
participatiestaat.
Schaarste: vraag en aanbod zijn niet goed op elkaar afgestemd. Er wordt meer
GGZ-zorg aangevraagd dan er geboden kan worden.
Oorzaken van schaarste :
- Vergrijzing.
- Complexiteit en levensritme nemen toe.
- Meer eenzaamheid en sociaal isolement.
- Meer chronische psychiatrische problematiek.
- Meer verslavingsproblematiek.
- Meer ongezonde leefstijlen (roken, ongezonde voeding, weinig slaap).
Schaarste verdeling: hoe gaat de staat de schaarste verdelen zodat er meer
uit het beschikbare geld te halen valt?
2
, - Decentralisatie: vroeger werd alles vanuit de overheid geregeld, nu meer
vanuit de gemeente en thuiszorg.
- Transitie van zorg.
- Substitutie van zorg.
Transitie: veranderingen binnen de GGZ die eraan bijdragen dat we van een
verzorgingsstaat naar participatiestaat gaan.
- Zorg gericht op herstel.
- Zorg gericht op deelname in de maatschappij: de GGZ werkt nauw samen
met werkgevers, woningcorporaties, onderwijs en gemeenten.
- Meer eigen regie en shared decision making binnen het zorgproces van de
cliënt.
Substitutie: verschuiving van eerstelijnszorg naar nuldelijnszorg, en van
tweedelijnszorg naar eerstelijnszorg.
- Nuldelijnszorg: zorg die aangeboden wordt zonder dat er een hulpvraag
is. Wordt ook wel preventieve gezondheidszorg genoemd.
- Eerstelijnszorg: zorg waarvan iedereen gebruik kan maken zonder
verwijzing
(huisarts, tandarts, fysiotherapie, apotheek, thuiszorg).
- Tweedelijnszorg: zorg van hulpverleners waarvoor je een verwijzing
nodig hebt
(specialisten in het ziekenhuis of in een kliniek, revalidatie, psychische
hulp).
Er wordt meer mantelzorg (0e lijn) ingeschakeld ter vervanging van reguliere zorg
(1e lijn). Ook wordt de cliënt doorverwezen naar de Praktijkondersteuner
Geestelijke zorg Huisarts (1e lijn), wat directe doorverwijzingen naar de
psychiater voorkomt (2e lijn).
Leerdoel 5: Verwoordt welke diensten betrokken worden bij de
zorgverlening aan de cliënt van een FACT-team en licht zijn keuzes toe.
FACT-team (Flexible Assertive Community Treatment team): behandelen
en begeleiden mensen die een ernstige psychiatrische aandoening hebben in
combinatie met problemen op andere levensterreinen (wonen, werken, sociale
contacten, financiën etc.). Deze behandeling en begeleiding vindt plaats in de
eigen omgeving van de cliënt (ambulantisering).
Taken van het FACT-team:
- Begeleiding, behandeling en ondersteuning.
- Contact leggen met familie, de buurt en eventueel andere instanties zoals
de huisarts.
- Nauwe samenwerking met andere disciplines: psychiater, psycholoog, arts,
maatschappelijk werker, casemanagers, verslavingsdeskundigen en
ervaringsdeskundigen.
IPS-trajectbegeleider (Individuele Plaatsing en Steun): werkzaam in een
FACT-team, en kijkt samen met de cliënt naar hoe hij weer betaald aan het werk
kan gaan. Hij biedt ook ondersteuning op de werkplek.
Les 1C – Kennismaken met motiverende gespreksvoering
Leerdoelen
De student:
3
, 1. Legt de essentie van MGV uit.
2. Legt de begrippen volgen, gidsen en sturen uit, in relatie met MGV.
3. Legt uit dat gedragsverandering samen gaat met ambivalentie.
4. Laat reflectief luisteren zien in een gesprek met een medestudent.
Uitwerking leerdoelen
Leerdoel 1: Legt de essentie van MGV uit.
Motiverende gespreksvoering: een veelgebruikte communicatiestijl om
mensen te helpen bij gedragsverandering.
- Heeft een stimulerende en ondersteunende functie.
- De begeleider gaat op zoek naar de veranderwens en de twijfels die de
verandering belemmeren. Op deze manier verminder je de weerstand, en
versterk je de bereidheid voor verandering.
- De focus ligt op de stap ‘willen’ uit het stages of change model.
De basisattitude van motiverende gespreksvoering:
- Ben empathisch.
- Veer mee bij weerstand.
- Ondersteun de eigen effectiviteit: laat de patiënt zelf met opties komen en
geef geen ongevraagd advies.
- Luister oordeelsvrij: oordeel niet over bepaald gedrag van de cliënt.
ORBSV-techniek: omvat de 5 competenties van motiverende gespreksvoering.
1. Open vragen stellen.
2. Reflectief luisteren: teruggeven wat je hoort.
3. Bevestigen en ondersteunen: geef de cliënt complimenten, benadruk de
positieve stappen die de cliënt al heeft ondernomen.
4. Samenvattingen geven.
5. Verandertaal uitlokken.
Bij motiverende gespreksvoering begin je met engageren, en schakel je over
naar focussen:
- Engageren: je maakt contact en je werkt aan wederzijds vertrouwen. Je
hebt een empathische houding en toont compassie voor de cliënt die
worstelt. Je benadrukt de positieve stappen die iemand al ondernomen
heeft en geeft complimenten.
- Focussen: leg alle problemen en zorgen van de cliënt op tafel. Vat alle
problemen tussentijds samen en blijf doorvragen tot alles opgenoemd is.
Vraag tot slot naar het probleem waar de cliënt op dit moment het meest
mee zit.
Leerdoel 2: Legt de begrippen volgen, gidsen en sturen uit, in relatie
met MGV.
Stijlen die toegepast kunnen worden binnen motiverende gespreksvoering:
1. Volgende stijl: meebewegen met de ideeën van de cliënt. Je laat de
zorgvrager zijn eigen proces sturen en bent hierbij ter ondersteuning. Je
faciliteert en bevestigt.
2. Gidsende stijl: je gidst iemand als het ware door een gesprek heen. Je
informeert de cliënt en stemt af op wat passend is voor hem. Je laat de
cliënt zelf met opties komen, en laat de uiteindelijke keuze over aan hem.
3. Sturende stijl: jij neemt als zorgverlener de leiding en geeft de informatie
en instructies. Het is grotendeels een monoloog van de zorgverlener, en de
4