Methodische fysiotherapeutisch handelen
MFH 1 – aandoeningen in de lifestyle context – CCM & HOAC-ll
Context:
Volgens het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) (2016) leiden
individualisering en stijgende levensverwachting tot veranderende patronen van ziekte en
gezondheid, wat tot uiting komt in meer chronische ziekten, multimorbiditeit, maar ook een
relatief goed ervaren gezondheid ondanks de beperkingen van chronische ziekten.
Volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) (2016) hadden op 1 januari
2014 8,2 miljoen mensen in Nederland één of meer chronische ziekten. Dit komt overeen met de
helft van de Nederlandse bevolking. Van de mensen met een chronische ziekte, heeft bijna de
helft (49%) één chronische ziekte, 23% heeft twee chronische ziekten en 27% heeft drie of meer
chronische ziekten. Deze verdeling varieert sterk tussen leeftijdsgroepen. Van de mensen van 75
jaar en ouder met een chronische ziekte, heeft 65% drie of meer chronische ziekten. Een
‘chronische ziekte’ is hier gedefinieerd als een ziekte waarbij over het algemeen geen uitzicht is
op volledig herstel. Chronische ziekten komen op alle leeftijden voor. Het percentage mensen
met één of meer chronische ziekten neemt echter toe met de leeftijd. Ruim 90% van de mensen
van 75 jaar en ouder heeft ten minste één chronische ziekte. Toch ligt de prevalentie onder
personen jonger dan 40 jaar ook al rond de 30%. In de leeftijdsgroep van 0 tot 15 jaar zijn er
relatief meer jongens dan meisjes met een chronische ziekte. In de leeftijdsgroep van 15 tot 65
jaar zijn er juist relatief meer vrouwen dan mannen met een chronische ziekte. In de
leeftijdsgroep boven de 65 jaar is er nagenoeg geen verschil in het aantal mannen en vrouwen
met een chronische ziekte. In de totale bevolking zijn er, zowel absoluut als relatief, meer
vrouwen dan mannen met een chronische ziekte: 3,8 miljoen mannen (45,8% van alle mannen)
en 4,4 miljoen vrouwen (51,9% van alle vrouwen), zie tabel 1.
Tabel 1 Aantal personen met een of meer chronische ziekten op 1 januari 2014
Tabel 2 Aantal mensen met multimorbiditeit op 1 januari 2014
, Multimorbiditeit is de algemene term voor het optreden van meer dan één (chronische) ziekte in
één individu tijdens een bepaalde periode. Volgens het RIVM (2016) had de helft (50%) van de
mensen met een chronische ziekte in 2014 meer dan één chronische ziekte. Dit komt neer op 4,1
miljoen mensen, ofwel een kwart van de totale Nederlandse bevolking. Bij mensen die jonger
zijn dan 40 jaar komt multimorbiditeit relatief weinig voor, maar het percentage mensen met
multimorbiditeit is ook in deze leeftijdsgroep nog altijd bijna 8%. Vanaf de leeftijd van 40 jaar
neemt de prevalentie sterk toe. Ruim twee derde van de mensen van 65 jaar en ouder heeft
meer dan één chronische ziekte. Er zijn meer vrouwen met multimorbiditeit dan mannen, zowel
relatief als absoluut. In de leeftijdsgroep van 0 tot 15 jaar zijn er relatief meer jongens dan
meisjes met multimorbiditeit. In de leeftijdsgroep van 15 tot 65 jaar zijn er juist relatief meer
vrouwen dan mannen met multimorbiditeit. In de leeftijdsgroep boven de 65 jaar is er nagenoeg
geen verschil tussen beide geslachten, zie tabel 2.
Volgens het RIVM (2016) ligt het percentage Nederlanders dat zegt een chronische ziekte te
hebben iets boven het gemiddelde van de Europese Unie, zie tabel 3. Internationale cijfers van
de European Statistics of Income and Living Conditions (EU-SILC) survey in 2014 laten zien dat
39,4% van de Nederlandse mannen en 47,7% van de Nederlandse vrouwen een chronische ziekte
of langdurig gezondheidsprobleem had. Het EU28-gemiddelde (De 28 Europese landen die de
Europese Unie vormen) is 33,2% voor mannen en 39,2% voor vrouwen. In de meeste EU-landen
zijn het vaker vrouwen die zeggen een chronische ziekte te hebben dan mannen. Bovendien
rapporteren in de meeste EU-landen hoger opgeleide mensen minder vaak een chronische ziekte
dan lager opgeleide mensen (Eurostat, 2016).
Tabel 3 Chronische ziekten in EU-landen, 2014
Een nieuwe rol voor zorgverleners
Volgens het Nivel (2016) bereidt de zorgverlening voor chronisch zieken zich voor op de
toekomst. Zorgprofessionals zullen naast hun vertrouwde rol patiënten meer dan nu moeten
gaan coachen bij zelfmanagement. Dat vereist nieuwe vaardigheden. De komende jaren zal de
vraag naar gezondheidszorg blijven stijgen. Nog ieder jaar neemt het aantal mensen met een
chronische ziekte toe en de gemiddelde leeftijd blijft stijgen, waardoor ook het aantal mensen
met meerdere chronische ziekten toeneemt. Steeds meer mensen zullen dus een beroep gaan
doen op de gezondheidszorg. Voor de samenleving betekent dit hogere zorgkosten en hogere
, kosten door productiviteitsverlies. Bovendien stijgt niet alleen de vraag naar gezondheidszorg,
maar is ook het accent verschoven. Door nieuwe medische mogelijkheden leven mensen langer
met ziekten die vroeger fataal waren. De moderne zorg is er niet meer alleen op gericht dat
patiënten hun ziekte overleven, maar dat je ook mét een chronische ziekte een kwalitatief goed
leven hebt, waarbij je zelf zoveel mogelijk de regie voert, zie figuur 1 de triple aim.
Figuur 1 Triple aim
De overheid staat voor de uitdaging de kwaliteit van zorg voor chronisch zieken te verbeteren en
deze óók betaalbaar te houden. Ze zet daarvoor in op een programmatische aanpak: organisatie
van de zorg in zorggroepen en samenwerking tussen zorgverleners, het bevorderen van
zelfmanagement en maatschappelijke participatie. Chronisch zieken moeten meer zelf kunnen
blijven doen en ook gewoon kunnen werken. De overheid staat ook voor dat iedereen zo lang
mogelijk zelfstandig kan leven, wonen en werken, en kan deelnemen aan het maatschappelijk
verkeer. Ondersteuning van zelfmanagement vraagt een andere rol van zorgprofessionals. Zij
moeten een meer coachende rol kunnen vervullen.
Het Chronic Care Model
Volgens Coleman, Austin, Brach, en Wagner Het Chronic (2009) propageert het Chronic Care
Model (CCM) geïntegreerde zorg, zie figuur 2. Centraal staat het contact tussen patiënt en
professional. Het model stelt verandering voor op zes terreinen.
Het streeft naar:
1. Zelfmanagementondersteuning.
De patiënt heeft een regiefunctie in het zorgproces en in zijn eigen leven. Hij moet leren
met zijn ziekte om te gaan en met zijn beperkingen zijn maatschappelijke rollen te
vervullen. Daarbij heeft hij ondersteuning nodig van zorgprofessionals en mensen uit
zijn directe omgeving. Elke zorgverlener speelt een rol in de ondersteuning: hij geeft
informatie, begeleidt en motiveert patiënt en mantelzorgers; hij helpt de patiënt bij zijn
keuze voor de behandeling, het stellen van doelen, het nemen van beslissingen en het
aanpassen van de leefstijl.
2. Herontwerp van het zorgproces.
In de eerste lijn krijgt de patiënt zorg van een multidisciplinair zorgteam. Daarin heeft
de patiënt een vast aanspreekpunt die de zorg coördineert. Hij verzamelt relevante
informatie en bespreekt de situatie vóór het bezoek van de patiënt met het zorgteam.
In de spreekkamer dient steeds aandacht te zijn voor de gezondheidsproblemen
(klachten, beperkingen), maar ook voor gezondheidsbevordering en de consequenties
van (de behandeling van) de aandoening voor de kwaliteit van leven. Zorgteam en
patiënt kiezen samen voor de behandeling. Het zorgteam bewaakt de kwaliteit van de
zorg en tijdige follow-up. Er is dus regelmatig contact met de patiënt. Zorg- en
medicatiemanagement dienen bij een professional te worden belegd.
3. Beslissingsondersteuning.
Bij de behandeling wordt gebruik gemaakt van richtlijnen en protocollen, die
wetenschappelijk getoetst zijn en effectief gebleken.