Immunologie Samenvatting Course 3
Les immunologie 6-2-2020
- Er zijn 3 barrières/niveaus in ons immuunsysteem:
o De fysieke barrière (huid, slijmvliezen en antimicrobiële eiwitten (soort van
eiwitten die je beschermen))
o Aspecifieke/aangeboren immuunsysteem
o Specifieke/verworven immuunsysteem
- Het verschil tussen aangeboren en verworven immuunsysteem:
Aangeboren vs Verworven
Aspecifiek Specifiek
Patroonherkenning Antigeen herkenning
Onmiddellijke actie Duurt 4-5 dagen
Initiatie ter plaatste Begint in specialistische organen
Niet beter bij vaker dezelfde bacterie Geheugen
- Initiatie ter plaatse houd in dat die ziekteverwekker te plekke word aangevallen.
- Het aangeboren immuunsysteem is dus aspecifiek. Het kijkt een beetje naar dingen
in je lichaam, en wanneer het iets onbekends tegenkomt, gaat het aanvallen. Het is
niet heel effectief, maar het werkt wel snel
- Het verworven immuunsysteem is dus specifiek. Je lichaam gaat specifiek een
ziekteverwekker aanvallen, wat erg effectief is. Het duurt wel even voordat het op
gang komt. Ook heeft het verworven immuunsysteem een geheugen, waardoor je
niet een tweede keer ziek kunt worden van dezelfde ziekte. Het lichaam weet dan
namelijk meteen welke antistoffen het moet aanmaken.
- Cellen van het immuunsysteem:
o Aangeboren:
Fagocyten: cellen die ziekteverwekkers opvreten via endocytose.
Bijvoorbeeld neutrofielen (meest voorkomende fagocyt), macrofagen
(grote eter, zitten tussen de weefsels) en dendritische cellen (weefsels,
APC), monocyten (bloed)
Granulocyten: cellen die granulen hebben. Met granulen wordt
bedoeld dat ze er korreling uitzien. Bijvoorbeeld neutrofielen,
eosinofielen (Tumorcellen, parasieten, APC), basofielen (histamine
vrijgeven), mastcellen (histamine)
Natural Killer (NK) cellen: cellen van jezelf vallen lichaamseigen cellen
aan die niet meer functioneren.
o Verworven:
T-cellen
B-cellen (antistoffen)
, - De verschillende cellen stammen van dezelfde stamcel af: multipotential
hematopoiectic stem cell.
Les 13-2-20
- Verschillende soorten vaccinaties:
o Passieve vaccinatie: je spuit eigenlijk de medicatie in
o Actieve vaccinatie: je spuit een verzwakt virus/bacterie in, en je lichaam maakt
zelf antistoffen aan.
- Fysieke barrière:
- De huid, slijmvliezen en antimicrobiële eiwitten:
o Huid:
Meerlagig epitheel: meerdere lagen epitheel cellen, met aan de
buitenkant de acellulaire hoornlaag (dode cellen).
Vetzuren: stoffen komen door je huid naar buiten, bijvoorbeeld
vetzuren. De huid wordt iets zurig, en bacteriën vinden het niet fijn om
daar te leven.
Commensale bacteriën: niet schadelijke bacteriën op je huid of in je
darmkanaal. Commensale bacteriën zorgen ervoor dat andere
bacteriën niet goed kunnen leven. Wanneer je veel of te warm
douched, dan raak je die bacteriën kwijt, waardoor je vatbaarder bent
voor bacteriën.
o Slijmvliezen: in je darm, luchtwegen en urogenitaal stelsel.
Bestaan uit één enkele epitheel
laag. Die cellen worden bij
elkaar gehouden door “tight
junctions”. De tight junctions is
een soort verweving tussen de
cellen, waardoor ze dicht op
elkaar zijn aangesloten.
Hierdoor kunnen
ziekteverwekkers niet door de cellen naar binnen komen.
, Trilharen
Slijm
Zuurgraad
Maag, vagina
Stroom: stroom waarmee ziekteverwekkers naar buiten worden
gevoerd.
Lucht stroom
Urine stroom
o Antimicrobiële eiwitten: eiwitten aan de buitenkant van je lichaam,
bijvoorbeeld in traanvocht, moedermelk, enz. Deze eiwitten bevatten veel
cysteïne. Cysteïne bevat zwavelbruggen, en dat zijn sterke bruggen. De
eiwitten zijn dus sterk. Je moet de functies kennen.
Lysozym: breekt de celwand van ziekteverwekkers af
Lactoferrine: bindt ijzer, verstoord het ijzermetabolisme van de
bateriën
Defensinen: plaatsen kanalen in het membraan van een bacterie en
zorgen voor de instroom van water en ionen, waardoor de bacterie
sterft
Collectinen: pakken
ziekteverwekkers vast.
- Aangeboren/aspecifieke
immuunsysteem:
o Complementsysteem
o Fagocyten/granulocyten
o Natural killer-cellen (NK-cellen)
- Complementsysteem: een groep eiwitten (ongeveer 30 verschillende soorten) in je
lichaam die je beschermen tegen ziekteverwekkers. Het zijn geen antistoffen.
Wanneer ze een ziekteverwekker tegenkomen, krijg je een soort van domino-effect
(eiwit 1 ziet ziekteverwekker, eiwit 2 wordt getriggerd, eiwit 3 wordt getriggerd, enz.).
Ze prikken de ziekteverwekker eigenlijk kapot. De eiwitten worden geactiveerd door
de PAMPs.
- Fagocyten/granulocyten: cellen die ons beschermen tegen ziekteverwekkers. Het
aangeboren immuunsysteem herkent ziekteverwekkers, doordat ze patronen
herkennen dat ons lichaam heeft geleert. Wanneer we die patronen tegenkomen dan
kunnen we bepalen of iets gevaarlijk of lichaamsvreemd is. Wanneer er bijvoorbeeld
RNA buiten een cel wordt gevonden (wat normaal gesproken niet kan), dan gaat het
lichaam kijken of het een mogelijk ziekteverwekker is (bijvoorbeeld een virus met
RNA).
o Vreemd signaal: pathogen associated molecular patterns (PAMPs). Komen
voor op micro-organismen.
o Gevaar signaal: danger associated molecular patterns (DAMPs): komen
bijvoorbeeld voor op “verkeerd gedode” lichaamseigen cellen (een cel die op
een rare, niet lichaamseigen manier wordt gedood, waardoor dit opvallend is
voor het lichaam. Het is een crime scene). Kan ook op nog gewoon levende
cellen voorkomen [?].
o Pattern Recognition Receptoren (PRR): de receptoren (op bijvoorbeeld een
fagocyt) die de patronen (PAMPs & DAMPs) herkennen. PRR is de algemene
naam voor de receptoren.
, Toll like receptoren (TLR): de receptoren die voornamelijk die patronen
herkennen. Zitten buiten en binnen de cel, want virussen komen de cel
binnen.
Les 20-2-20
o Fagocytose:
Endocytose
Lang levende fagocyten:
Monocyt: fagocyt in je bloed. Kan uit het bloedvat kruipen en er
uit komen, om in een macrofaag te veranderen.
Macrofaag: grote fagocyt
Dendritische cel: link naar verworven immuunsysteem
Kort levende cellen, ze gaan snel dood: granulocyten
Neutrofielen (in het bloed: doden bacteriën)
Eosinofielen (doden parasieten, geen echte fagocyt)
Basofielen (ontstekingsreactie en allergie door afgifte
histamine, geen echte fagocyt)
- Natural killer-cellen: cellen die een stof bij zich hebben, om lichaamseigen cellen die
geïnfecteerd zijn, cellen met bacteriën/parasieten of virussen te doden.
o Ze ontstaan uit lymfoïde voorlopercel, net als B en T cellen (verworven
immuunsysteem)
o Ze komen in actie door patronen:
Patronen => DAMP + afwezigheid MHC1
MHC1: wanneer cellen eiwitten produceren, dan laten ze een stukje
van het geproduceerde eiwit zien aan de buitenkant van de cel: het
MHC. Wanneer dit MHC niet gepresenteerd wordt, bijvoorbeeld
doordat een virus niet wil dat er gezien wordt dat er niet-lichaamseigen
eiwitten worden geproduceerd, dan worden deze niet gepresenteerd.
Dit is opvallend, en het wordt herkent door het immuunsysteem.
De cel kan met “markers” zelf ook aangeven dat er iets niet goed gaat
binnen de cel, waardoor de cel kapot kan worden gemaakt door een
NK-cel.
Sprong naar het verworven immuunsysteem.
- Verworven immuunsysteem:
, o B-cellen
o T-cellen
o Ze herkennen ziekteverwekkers
o Ontstaan beide in beenmerg
- B-cellen:
o B-cellreceptor/antigeenreceptor/membraangebonden antistof/
immuunglobuline (mlg): synoniemen voor receptor van de B-cellen. B-cellen
kunnen direct aan antigenen binden, T-cellen kunnen dat niet.
Antigenen: alles wat een immuunrespons kan veroorzaken.
- T-cellen:
o T-cellreceptor (TCR): kan alleen aan antigenen binden wanneer ze
gepresenteerd worden door een andere cel.
De lymfoïde organen
- Lymfoïde organen: organen waarin B- en T-cellen worden geproduceerd en rijpen, en
de organen waarin ze verblijven.
o Primaire lymfoïde organen: de organen waar de rijping
plaatsvindt.
Beenmerg (in platte beenderen): vorming van
bloedcellen en plaatjes, en B- en T-cellen. Rijping Thymus
van B-cellen vindt plaats in beenmerg
Thymus (orgaan achter borstbeen): rijping van T-
cellen vind plaats in de thymus.
o Secundaire lymfoïde organen: organen waar de activatie
van B- en T-cellen plaatsvindt (wanneer de B- en T-cellen
in je bloed zitten, zijn ze dus al geactiveerd.).
3 verschillende organen. Het hangt af van waar het antigeen binnenkomt,
welk orgaan er geactiveerd wordt.
Milt (ergens in de rug): de B- en T-cellen van de
milt worden geactiveerd wanneer de
ziekteverwekker binnenkomt via het bloed. De
milt verwijderd bloedcellen en bloedplaatjes uit
het bloed, en filtert het bloed op micro-
organismen. De milt bevat 25% van alle B- en T-
cellen.
Lymfeknopen: wanneer de ziekteverwekker
binnenkomt via lymfe (bloedplasma; uit de weefsels).
Slijmvliezen: mucosageassocieerde lymfoïde weefsels / mucosa
associated lymfoïde tissue (MALT). Het zijn verschillende structuren,
bijvoorbeeld de amandelen. Wanneer de ziekteverwekker
rechtstreeks binnenkomt via het epitheel (de slijmvliezen). De
micro-organismen worden direct opgenomen, er is geen bloed of lymfe
transport nodig
De B- en T-cellen gaan in enorm grote aantallen naar de plek van
waar de ziekteverwekker is. Daardoor kan zo’n orgaan er soms iets
opgezwollen uitzien (er zitten simpelweg erg veel cellen op één plek).
De appendix (blinde darm) is een voorbeeld van MALT. Wanneer de
appendix op gaat zwellen, kan het gaan ontsteken, en moet je de
appendix dus laten verwijderen.
,Les 5-3-2020
Verworven immuunsysteem:
- B-cellen: humorale immuniteit. Bescherming tegen ziekteverwekkers die zich niet een
cel bevinden, maar bijvoorbeeld je bloed
- T-cellen: cellulaire immuniteit. Bescherming tegen intracellulaire ziekteverwekkers,
een infectie in de cel
Eerst de T-cellen:
- Tweesplitsing van het verworven immuunsysteem
- De cellulaire immuniteit door de T-cellen
Herkenning antigenen:
B lymfocyten:
- B-cellen herkennen antigenen met een antigeenreceptor:
membraangebonden immuunglobine (mlg)
- Binding mlg direct met antigeen
T lymfocyten:
- T-cellen herkennen antigenen met een antigeenreceptor: de T-
celreceptor (TCR)
- TCR bindt aan major histocompatibility complex (MHC). Dat waren die
presenteerblaadjes van het immuunsysteem. Het TCR herkent het
MHC-peptide complex.
2
Twee verschillende soorten MHC )
- MHCI (MHC een)
- MHCII (MHC twee)
MHCI:
- Zit op alle cellen met een kern, dus bijvoorbeeld niet op rode bloedcellen. De cel
presenteert stukjes van eiwitten die binnen de cel geproduceerd worden, via MHCI.
MHCII:
- Zit alleen op antigeen presenterende cellen (APC’s), bijvoorbeeld macrofagen,
monocyten, dendritische cellen en B-cellen. De cel presenteert het opgegeten
antigeen. (deze cellen hebben wel gewoon een celkern, dus ze hebben ook MHCI)
,Er zijn twee typen T-cellen:
- CD4+ T cel (MHCII)
- CD8+ T cel (MHCI)
- Ezelsbruggetje: het product moet altijd 8 zijn. CD8+ keer MHCI = 8, en CD4+ keer
MHCII = 8.
Hoe MHCI gepresenteerd wordt:
- In dit geval vind de eiwitpresentatie plaats voor een viraal eiwit, maar dit gebeurt ook
gewoon voor lichaamseigen eiwitten.
- Een deel van het geproduceerde eiwit wordt door proteasoom in kleine stukjes
gemaakt (een lengte van ongeveer 9 aminozuren). Deze stukjes komen in het
endoplasmatisch reticulum. In het ER wordt het MHCI-peptide complex samengeteld.
Het complex gaat uit het ER, en wordt omhuld door een blaasje door het Golgi
apparaat. Vervolgens vind exocytose plaats bij het celmembraan, en het MHC
presenteert het stukje eiwit. Een CD8+ T-cel (cytotoxische T-cel) komt de cel tegen.
Met de antigeenreceptor van de T-cel (TCR), wordt het MHC-peptide complex
bekeken. Wanneer het niet lichaamseigen blijkt te zijn, wordt de cel die presenteert
gedood door de CD8+ T-cel.
- Video die het uitlegt: https://www.youtube.com/watch?
v=F_WWZ7K31TA&feature=emb_logo
- Let op! Het is niet zo dat cytotoxische cellen (CD8+ T-cel) gewoon altijd in je bloed
voorkomen. Ze moeten eerst geactiveerd worden. Zie volgende pagina.
,Hoe MHCII gepresenteerd wordt:
- Het begint met het binnenkomen van een extracellulair antigeen (dit kan
lichaamseigen zijn of lichaamsvreemd) in een antigen presenterende cel. Door
endocytose komt er een blaasje omheen. Dit blaasje is het endolysosoom. Dit
lysosoom breekt het antigen af tot stukjes ter grootte van 15 aminozuren. Vanuit het
ER komt een MHC met een clip. Deze clip zorgt ervoor dat er niets aan het MHC kan
binden tijdens de transportatie. In het golgi apparaat wordt een blaasje om het MHC
met clip heen gemaakt. Het blaasje fuseert met het blaasje van het extracellulaire
antigeen. Vervolgens fuseert er nog een blaasje dat HLA-DM bevat. Dit HLA-DM
haalt het clip van het MHC af, zodat een stuk van het extracellulaire antigeen op het
MHC kan binden. Vervolgens vind exocytose plaats met het celmembraan, en
presenteert MHCII het stukje extracellulair antigeen.
- De cel presenteert dus nu het antigen. De cel gaat vervolgens naar de 3 secundaire
lymfoïde organen, om het MHC-peptide complex te presenteren aan de T-cellen. De
T-cellen worden geactiveerd. De CD4+ T-cel wordt een T-helpercel. De CD8+ T-cel
wordt een cytotoxische T-cel. Alleen de T-cellen die daadwerkelijk kunnen binden aan
het antigen worden geactiveerd. Je hebt dus miljoenen verschillende T-cellen, en die
gene die kan binden wordt alleen geactiveerd. Die T-cel die kan binden, gaat zich
delen, zodat er veel van die T-cellen komen.
De activatie van de T-cellen vind dus plaats door antigeen presenterende cellen (APCs).
De geïnfecteerde cellen worden vervolgens massaal uitgemoord door de cytotoxische T-
cellen (CD8+ T-cellen). De cellen zijn specifiek, dus ze kunnen alleen cellen aanvallen die
dat antigen hebben.
,Les 12-3-20
Het bruggetje van aangeboren naar verworven: antigen presenterende cellen van het
aangeboren immuunsysteem laten aan T-cellen van het verworven immuunsysteem zien wat
er aangevallen moet worden.
T-cellen
Ontwikkeling:
- Verlaten beenmerg als thymocyt, zonder TCR
Rijping:
- Thymocyten krijgen eerst pre-TCR
- Er wordt gecheckt of ze wel MHC kunnen herkennen, en of ze geen zelf-antigenen
herkennen (dus of ze niet een reactie geven op lichaamseigen antigenen, anders
zouden ze je eigen cellen gaan aanvallen; een auto-immuunziekte)
- Verlaten thymus als CD4+ T-cel of CD8+ T-cel
Activatie:
- Antigeen herkennen een vreemd/gevaar signaal
- T cel wordt effector T-cel (T-helpercel (CD4+) of cytotoxische T-cel (CD8+) of
geheugen T-cel). De T-cel die op het antigen kan binden dat door de APC
gepresenteerd wordt, wordt geactiveerd. Je hebt dus miljoenen verschillende soorten
T-cellen, en alleen de groep die kan binden wordt geactiveerd. Die groep gaat zich
delen, zodat er veel van die soort T-cel ontstaat).
Dendritische cel: een cel die vaak een antigen presenterende cel wordt, wanneer het een
bacterie/virus heeft op gegeten.
Een T-cel heeft 3 signalen nodig om geactiveerd te worden door een
antigen presenterende cel:
1. TCR binden met MHC
2. Costimulatoire moleculen
3. Cytokine signalen: signalen van de cel
Cellulaire immuniteit samengevat:
, Geheugen cel: cel die die de ziekteverwekker voor erg lang onthoud (maar niet je leven
lang). Wanneer je opnieuw met precies dezelfde ziekteverwekker besmet wordt, dan zijn die
3 signalen voor activatie niet nodig, waardoor er meteen veel cytotoxische T-cellen
geproduceerd kunnen worden. Je zult niet ziek worden.
T-helpercel: cellen die helpen met van alles, ze regelen
alles, bijvoorbeeld hulp aan:
- Cytokinen
- B-cellen
- Macrofagen
- CD8+ T-cellen
Sommige virussen/bacteriën kunnen de MHC productie in een cel remmen, waardoor
cytotoxische T-cellen ze niet kunnen doden. De cel geeft nog wel gevaarsignalen af (DAMP).
Een combinatie van DAMP + de afwezigheid van MHC is een patroon dat een natural killer
cel herkent. De NK-cel dood dan de geïnfecteerde cel, en dus niet de cytotoxische cel.
CD8+ T-cellen: ze doden geïnfecteerde cellen
- Ze doden alleen cellen op basis van MHCI-peptide. Eén signaal is voldoende om te
doden.
2 belangrijke mechanismen, net als bij natural killer cel:
- Perforine en granzyme B: eiwitten die worden afgegeven die de cel kapot
maken/verteren.
- FastL en Fas: signalen die de cel vertellen om dood te gaan, zelfmoord te begaan.