College 2 – Recht & Regulering
Jacko van Ast
8-6-2021
Vooraf nog een vraag, kan een wet in materiele zin een wet in formele zin zijn? Ja dat kan. Een wet in
formele zin (dus van regering en Staten-Generaal samen) en een wet in materiele zin zijn alle
algemeen verbindende voorschriften, dus alle bevoegde overheidsorganen die een wet kunnen
samenstellen en dat doen dat zijn de wetten in materiele zin. Een deel van de wetten in formele zin
zijn ook wetten in materiele zin en andersom kan ook. Ze overlappen dus. In de wettenbundel zijn
bijna alle wetten ‘wetten in materiele zin’, maar ook in formele zin. Ze zijn door regering en Staten-
Generaal samen tot stand gekomen via de kamer, maar sommigen zijn ook avv, dus in materiele zin.
Een wet in materiele zin ontleend zijn legitimiteit aan een wet in formele zin. Je kan geen bevoegdheid
tot wetgeving hebben als er niet ooit een wet in formele zin is geweest die die bevoegdheid heeft
toegekend. De formele wetgever ‘delegeert’ dus zijn wetgevingsbevoegdheid naar een lager niveau.
Die term delegatie zou ik als ik jullie was onthouden! Er zijn een aantal wetten in formele zin die níet
een wet in materiele zin zijn. Dat zijn die beschikkingen, dus geen algemeen verbindende
voorschriften, maar bijvoorbeeld besluiten zoals een begroting van ons land. Dat is een wet in formele
zin, maar er staat niet iets in van algemene regels, maar gewoon een akkoord op de begroting.
Inhoud
De juridische opbouw van de staat Nederland
Overheidsbestuur met wettelijke bevoegdheden
We gaan kijken naar de juridische opbouw van de staat Nederland. Op de middelbare school heb je
hierover ook al wat geleerd. Je moet als bestuurskundige wel weten hoe Nederland er staatsrechtelijk
uitziet, dus eigenlijk staatsinrichting. Dit is niet moeilijk, maar je moet het wel weten als
bestuurskundige natuurlijk. Verder kijken we naar het overheidsbestuur met wettelijke bevoegdheden
met de wettelijke bevoegdheden en de grondslag ervan in de grondwet.
Leerdoelen
o 2. de verschillende vormen van regelgeving in de nationale rechtsorde benoemen en kunnen
aangeven welke organen bevoegd zijn om deze regelgeving tot stand te brengen
o 3. staatsvormingsbeginselen als legaliteit, verantwoording, machtenscheiding en
grondrechten aangeven;
o 4. de juridische opbouw van Nederland als gedecentraliseerde eenheidsstaat, democratische
rechtsstaat en het overheidsbestuur reproduceren;
o 5. de (wijze van) samenstelling en de functies van parlement, regering en Raad van State
benoemen;
o 10. de definities van publiekrechtelijke leerstukken en rechtsbeginselen herkennen;
o 11. wetsartikelen en regels identificeren van publiekrechtelijke rechtsgebieden
,Literatuur
Belinfante Hfst 4-10
Wetgeving: Grondwet:
o hfdst 2, regering
o hfdst 3, staten generaal
o hfdst 4, andere hoge colleges van staat
o hfdst 5, wetgeving
Dit is de literatuur, een hele hoop dus. Houd het goed bij zodat je niet achterloopt.
Functies van het Publiekrecht
1. schept ambten
o constituerende functie
2. verleent bevoegdheden aan ambten
o attribuerende functie
3. regelt betrekkingen
tussen ambten onderling en
tussen ambten en onderdanen
o regulerende functie
Allereerst de functies. We hebben al naar de functies van het recht gekeken, specifiek de functies van
het publiek recht /staatsrecht is wat gespecificeerder naar de staat. Eerst moeten instellingen worden
opgericht, dus de ‘ambten moeten worden geconstitueerd’. We constitueren die staat, dus ‘er is een
rekenkamer’ en ‘er is een regering’. Maar, zo’n ambt is dan leuk, maar die moet wel bevoegdheden
hebben. Dat word de tweede stap. Dit is de attribuerende functie, je krijgt dus een aantal
bevoegdheden toegekend. Kortom, de attribuerende functie van het publiek recht tegenover al die
instellingen. Als je dan al die bevoegdheden hebt, dan zitten tussen al die bevoegdheden ook nog
betrekkingen. Wat als de gemeente A zegt en de provincie B? Wie is dan de baas? Als de minister wil
dat de openbare orde in Rotterdam word aangepakt terwijl de Rotterdamse burgemeester de
bevoegdheid daarover heeft, wat kan die minister dan doen? Antwoord: niet, want dit is de
bevoegdheid van de burgemeester en niet van de minister. Dit wordt de regulerende functie
genoemd.
Macht / gezag?
De Koning, die heeft gezag, Louis XIV met zijn ‘goddelijke gerkozenheid’ ook.
Is hij absoluut heerser? Nee, hij heeft geen macht. Kim-Jong-Un wel.
Wat is het verschil tussen macht en gezag? Macht wordt echt toegekend (geattribueerd), het heeft
een legale oorsprong en functie. Het word toegekend in een wet. Gezag is heel anders. Gezag heb je
zonder legale basis. Gezag noemen we ook wel de gelegitimeerde
macht is, dus de macht die we accepteren. We vinden het goed en
accepteren het. Bijvoorbeeld, de docent verteld en wij luisteren. Wij
luisteren hier onbewust naar. De docent heeft dus een bepaalde vorm
van gezag. Voorbeelden zijn dus overtuigingskracht, kennis etc. Onze
koning heeft in feite geen macht in legale zin, maar als onze koning op
het slagveld staan wij hem volgen. Hij heeft er een soort gezag voor.
, Staatsmacht nodig
Maar: “macht corrumpeert en absolute macht corrumpeert absoluut”.
Daarom: Macht begrenzen met recht
We hebben dus die macht nodig, maar absolute macht corrumpeert (verleid, verderfd, corruptie).
Daar moeten we wat aan doen. We gaan de macht dus begrenzen met recht. De grootste denker
hierover is Montesquieu.
Trias Politica
Drie machten in de staat
De l’Esprit des Lois (1748)
Charles Louis de Montesquieu (1689-1755)
1. wetgeving - vertegenwoordiging volk
(volksvertegenwoordiging) adel (senaat)
2. uitvoering - koning / regering
3. rechtspraak - rechterlijke mach
Montesguieu zijn denkwijze zien we zelfs nog terug in de opbouw van de Europese Unie. Hij schreef
het boek L’Esprit de Lois rond de verlichting en het humanisme. Weet wat hij dacht, maar niet het
boek en het jaar. Wat je moet weten is dat hij de macht wilde verdelen! Het was een soort
superoplossing, dus drie machten creëren in een staat, ook wel de Trias Politica.
o Ten eerste moest er de wetgevende macht zijn, eigenlijk de echte macht. Deze macht schrijft
de wetten op waaraan de staat moet houden. In die tijd had je de senaat, de adel en
censuskiesrecht. We hadden het toen over de adel.
o Ten tweede had je de uitvoerende macht. Bij ons is dat nu de koning en de regering, vroeger
alleen de koning. Zowel de koning als de regering hebben een rol bij de formele wetten. Zij
zijn de uitvoerende macht. In Nederland zit dat bij wetgeving wel een beetje anders omdat
ook de koning nog een rol speelt en de regering een handtekening zet onder een wet samen
met het parlement. Dat is wel gek in die ‘keurige’ machtenscheiding. Dit is gek, waarom kan
het parlement niet zelf die wet afkondigen? Waarom hebben we de regering daarbij nodig?
o Ten derde heb je de rechterlijke macht. Immers, je kan wel mooie wetten hebben, maar ze
moeten natuurlijk ook worden uitgelegd en geïnterpreteerd.
Deze drie machten waren volgens Montesquieu voldoende om die enorme kracht van die Leviathan,
dus dat monster van de staat met die enorme macht, te breken.
Staatsregeling van 1798
TITUL III. De drie voorname Magten in eene welgeregelde Republiek zijn:
1. De Vertegenwoordigende, de Hoogste magt.
2. De Uitvoerende Magt.
3. De Regterlijke Magt
Deze zuivere Trias Politica van Montesquieu bestond ook in onze Bataafse Republiek rond 1798 toen
Stadhouder Willem V werd verdreven door de patriotten. Er moest naar het volk en misschien we de