100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Kennislijn Samenlevingstheorie A €6,89   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Kennislijn Samenlevingstheorie A

 13 keer bekeken  0 keer verkocht

Begrippenlijst + overige begrippen (pag. 1 tm 24) en een extra uitgewerkte leerdoelenlijst (pag. 24 tm 38).

Voorbeeld 6 van de 38  pagina's

  • 11 juli 2021
  • 38
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (68)
avatar-seller
NenaVissersHAN
KENNISLIJN SAMENLEVINGSTHEORIE A
BEGRIPPENLIJST DE MAATSCHAPPELIJKE OPDRACHT
COLLEGE 1


LEERDOEL 1: JE KENT HET AUTONOME EN ZORGENDE MENSBEELD EN DE MENSBEELDEN VAN
HOBBES EN ROUSSEAU.
LEERDOEL 2: JE KUNT VERSCHILLENDE DOELEN VAN HET SOCIAAL WERK OMSCHRIJVEN.
LEERDOEL 3: JE WEET DAT WETENSCHAPPELIJKE DISCIPLINES BINNEN HET SOCIAAL WERK
BELANGRIJK ZIJN.

5 perspectieven op sociaal werk= Rehabilitatie, sociaal collectief, individueel-reformisme,
lebensweltorientierung, mensenrechtprofession.

1.2 Rehabilitatie= Herstel.
Mensen die nu niet mee kunnen doen in de samenleving, begeleiden naar terugkeer in de
samenleving. Rehabilitatie is een vorm van hulpverlening aan mensen met (langdurige)
psychiatrische problemen. Er wordt niet alleen naar de beperkingen van een cliënt gekeken maar
vooral naar de mogelijkheden.

1.3 Sociaal collectivisme= Niet naar het individu kijken, maar naar groepen.
Zorgen dat deze groepen een beter positie in de samenleving gaan krijgen. De sociaal-collectieve
benadering richt zich op het verbeteren van de maatschappelijke positie van de meest onderdrukte
en achtergestelde groepen. (bijvoorbeeld door groepen te helpen emanciperen of door de
samenleving te veranderen).

1.2 Individueel-reformisme= In deze benadering wordt sociaal werk gezien als een vorm van
dienstverlening aan de cliënt. Gericht op aanbod (weinig vraaggericht). Het veranderen van de
maatschappij is niet aan de orde (meer gericht op behoud). Individuele benadering van de cliënt >
uitganspunt, bijvoorbeeld schuldhulpverlening.

1.2 Lebensweltorientierung= Stelt de leefwereld van de cliënt centraal (die Lebenswelt) en wat kun
je daaraan verbeteren. Welke problemen doen zich voor in het alledaagse bestaan? (der Alltag).
Stimuleert de zelfredzaamheid van de cliënt, zodat deze goed kan functioneren in het leven van
alledag.

1.2 Mensenrechtprofession= Voor wanneer je met zwakkere mensen werkt.
Vanuit deze opvatting kunnen drie centrale opdrachten voor het sociaal werk worden benoemd:
• Bescherming van personen tegen schendingen van hun rechten.
• Verzetten tegen systematische schendingen van mensenrechten.
• Mensenrechteneducatie en er voor zorgen dat instanties deze rechten waarborgen.
Dit verbind de rehabilitatie en het sociaal collectivisme aan elkaar

1.3 Mensbeeld=


1

,Bepaalde manier waarop jij naar mensen kijkt, voorstelling van het mens zijn. Jouw opvattingen over
mens en samenleving worden onder andere bepaald door je mensbeeld.

1.3 Autonoom mensbeeld= Autonoom= zelfstandig. Tevens ook het meest overheersende
mensbeeld in onze samenleving.
Ieder mens is voor zijn eigen handelen verantwoordelijk, het individu staat centraal en de
zelfredzaamheid staat centraal.
Uitgangspunten:
i. Mensen zelfstandig en vrij zijn en over hun eigen leven kunnen beslissen.
ii. Vrijheid belangrijker is dan solidariteit.
Solidariteit= betrokken zijn bij de ander
iii. Mensen verantwoordelijk zijn voor hun handelen.
iv. Grootste bedreiging voor mensen met een autonoom mensbeeld: inmenging in de
bestaansvrijheid, dus wanneer gezegd wordt ‘’zo moet je het doen’’. Een cliënt met dit
mensbeeld zal therapie moeilijk vinden, omdat ze dit kunnen zien als bemoeien met iemands
leven.
Dit sluit goed aan bij de VVD. Er moeten bepaalde basisvoorwaarden worden gegeven vanuit de
overheid en vervolgens is het aan jou om iets te maken van je leven.

1.3 Zorgend mensbeeld= Mensen moeten elkaar helpen en je ondersteunt de zwakkeren.
Veel oog voor de ander. Solidair zijn.
Uitgangspunten:
i. Mensen sociaal en relationeel zijn. Ze zijn betrokken bij elkaar.
ii. De zorg voor jezelf en voor elkaar staat centraal.
iii. De context is essentieel.
iv. De grootste bedreiging is: verlaten worden.
Dit sluit goed aan bij de SP. De D66 zit hier tussenin.
Mensbeeld dat hiertussen zit = relationele autonomie, je ziet de mens als individu maar ook als
groter geheel. Echter moeten mensen ook voor elkaar zorgen wanneer iemand niet voor zichzelf kan
zorgen.

1.3 Mensbeeld vanuit Thomas Hobbes= (1588-1679).
Uitgangspunten:
- De mens is van nature slecht, geen rekening houden met de ander.
- Jaloezie, strijd en streven naar zelfbehoud in combinatie met schaarste leiden tot een oorlog
van allen tegen allen. We willen altijd meer en hebben wat de ander heeft.
- We worden elkaars vijanden, door de gelijke kans onze doelen te verwezenlijken.
- Niemand is te vertrouwen.
Oplossing: sociaal contract (om veiligheid te garanderen). Je stelt wetten en regels op
waaraan iedereen zich dient te houden. Dus we offeren een stukje op van onze vrijheid, om
zo de veiligheid te kunnen garanderen.
Als je dit bekijkt vanuit een opvoedingsstijl, dan wordt dit een autoritaire opvoedingsstijl
genoemd.
Bijvoorbeeld: coronaboetes zijn goed.

1.3 Mensbeeld vanuit Jean-Jacques Rousseau= (1712-1778). Dit mensbeeld kwam na Hobbes.
Uitgangspunten:

2

, - De mens is van nature goed.
- De oorspronkelijke mens is vrij (van regels), onafhankelijk van anderen. Er is geen
maatschappelijke ongelijkheid.
- De maatschappij verpest de mens (bezit, regels & wetten).
- De mens is een (sociaal) gevoelswezen. Medelijden is een oorspronkelijke deugd.
- Garantie van vrijheid? Sociaal contract: de algemene wil.
Bijvoorbeeld: coronaboetes zijn niet nodig, mensen kunnen zelf goed nadenken wat wel of
niet goed is.
(Denk aan het boek ‘’de meeste mensen deugen’’)

Doelen van recht= dwingend en regelend. Dwingend= je moet je er aan houden. Regelend=
bijvoorbeeld een uitkering en andere praktische voorzieningen, je kunt samen afspraken maken.

Bronnen van recht= wetgeving (verdrag, grondwet, wet), jurisprudentie (eerdere uitspraken van
rechters), gewoonterecht (stilzwijgende afspraken die binnen een bepaalde gemeenschap zijn
geaccepteerd).

Soorten recht= staatsrecht, bestuursrecht, strafrecht, burgerlijk(civiel)recht.

1.1 Recht= een weergave van normen uit de samenleving.
Recht is een verzamelnaam voor alle regels die er bestaan. In de regels staat wat je wel en wat je niet
mag doen. Soms staat er ook in op welke manier je iets moet doen. Sommige regels zijn
opgeschreven in wetten.
Het recht moet er voor zorgen dat mensen goed met elkaar kunnen samenleven.
Ook definieert het de relatie tussen jou en de cliënt.

1.1 Filosofie= liefde voor wijsheid.
De filosofie stelt vragen daar waar iets vanzelfsprekend lijkt. Filosofie onderzoekt het ‘onbekende’. Je
blijven verwonderen is daarbij van belang.
1. Nadenken over hoe je de samenleving het beste kan inrichten.
2. Nadenken over wat goed hulpverlenen is.
3. Nadenken over normen en waarden.

1.1 Sociologie= Sociologie is een wetenschap die zich bezig houdt met het verklaren van gedrag van
individuen en groepen van mensen vanuit de maatschappelijke invloeden die ze ondergaan.
1. Hoe leven wij samen?
2. Hoe is onze samenleving opgebouwd?
3. Hoe verandert onze samenleving?




3

,COLLEGE 2
LEERDOEL 4: JE KUNT UITLEGGEN DAT DE ROL VAN DE SOCIAAL WERKER DOOR EEN
PARADIGMASHIFT VERANDERT.
LEERDOEL 5: JE KUNT DE ONTWIKKELING VAN DEFECTPARADIGMA NAAR
ONTWIKKELINGSPARADIGMA NAAR BURGERSCHAPSPARADIGMA OMSCHRIJVEN MET BEHULP
VAN HET MODEL VAN VAN GENNEP.

Verschillende zorgmodellen= medisch model, ontwikkelingsmodel/pedagogisch model,
interactioneel model/relationeel model, burgerschapsmodel.

2.1 Zorgmodellen= Manieren/modellen die zorginstanties overnamen in hun manier van
behandelen. Vanuit een bepaald paradigma keken ze naar mensen met een verstandelijke beperking
en daar hebben zij hun zorg en hun ondersteuning ook op ingericht.

2.1 Medisch model= In tijden van het defectparadigma keek men vanuit het medisch model.
Verstandelijke handicap is een ziekte.
Ontstaan in 17e eeuw met opkomst van wetenschap (alle problemen komen door biologische
processen): eind 19e eeuw, ‘zwakzinnigen’ werden genezen door rust en arbeidstherapie.
2.1 Ontwikkelingsmodel= / Pedagogisch model: In tijden van het ontwikkelingsparadigma keek men
vanuit het ontwikkelingsmodel.
Beperking is aangeleerd gedrag dat veranderd kan worden.
’60/’70, visie emancipatie, Carel Muller (hij was een Nederlands psycholoog die vooral bekendheid
kreeg door de Dennendalaffaire), doorbraak IQ test: mensen zijn ontwikkelbaar/leerbaar.

2.1 Interactioneel model= / Relationeel model: Ook in tijden van het ontwikkelingsparadigma keek
men vanuit het interactioneel model.
Meer aandacht voor het sociale aspect (relaties, gevoelens en emoties).
Verhoudingen patiënt en hulpverlener werden gelijker, soms zag je het verschil niet meer.
’70/’80 inspraak/democratie/gelijke rechten voor iedereen: ‘80 kleinschalig wonen in de
samenleving.

2.1 Burgerschapsmodel= Het huidige model, dus in tijden van het burgerschapsparadigma.
- Volwaardig burgerschap.
Mensen moeten in de samenleving een plaats krijgen als volwaardig burger.
- Keuze en controle.
Het zelf kunnen kiezen is iets wat heel belangrijk is in het bestaan van iedere burger.
- Ondersteuning.
Iemand toegang geven tot voor hem belangrijke kennis, middelen of relaties, die nodig zijn
om in de samenleving te kunnen wonen, leren, werken en recreëren.
- De kwaliteit van het bestaan.
Het doel van de samenleving, waarin de volwaardige burgers wonen, moet zijn: dat iedere
burger een goed bestaan heeft.
Verschillende samenlevingsvormen= nachtwakersstaat, verzorgingsstaat, participatiesamenleving.

2.2 Nachtwakersstaat= Rond WO1.
- Overheid is er alleen voor het hoogstnoodzakelijke
- Industrialisatie, baas bepaalde de regels
- De Sociale kwestie = term die ervoor moet zorgen dat de werkomstandigheden verbeteren


4

, - Opkomst sociale wetten, bijv. de arbeidsduur

2.2 Verzorgingsstaat= Na WO2.
- Wederopbouw
- Emancipatie, individualisering, secularisatie
- Overheid voelt zich verantwoordelijk voor welzijn burger: bijv. bijstand en AOW.
- Verzorging van wieg tot graf
- Kritiek: vanaf jaren 70. Kosten voor dit systeem zijn te hoog. Vanaf 2007 kwam de WMO,
waarmee de kosten beperkt werden en de regels vereenvoudigt. Benadrukt de eigen
verantwoordelijkheid van de burgers.
de afbouw van de verzorgingsstaat lijdt tot toenemende sociale ongelijkheid.

2.2 Participatiesamenleving= huidige tijd, zelf verantwoordelijkheden nemen voor je eigen leven en
omgeving, zonder hulp van de overheid.
- Uitgaan van eigen kracht
Denk aan autonomie / zelfstandigheid / zelfredzaamheid
- Eigen verantwoordelijkheid
Autonoom zijn betekent verantwoordelijk zijn
- Meedoen als belangrijke waarde
Denk aan empowerment /arbeidsparticipatie
- Nadruk ligt op civil society (burgermaatschappij). Mensen gaan zelf, met elkaar, zonder dat ze
er iets aan verdienen, initiatief tonen. Bijv. zelf bomen planten in de straat. Het gat tussen de
burger en overheid wordt verkleind.
- Maar ook: bezuinigingen! Deze bezuinigingen raken de ouderen, beperkten en
uitkeringsgerechtigden.

2.1 Paradigma= de maatschappelijke opdracht van de sociaal werker door de jaren heen. De term
‘’goed hulpverlenen’’ hangt af van de tijd en de context waarin we leven. In de middeleeuwen was
goed hulpverlenen, de mensen eten geven en niet dood laten gaan. Dus een complex geheel van
opvattingen, methoden en vraagstellingen, dat de gemeenschap van een bepaald tijdvak een idee
geeft van wat de belangrijke vragen zijn, en hoe die opgelost moeten worden. (Thomas Kuhn)
Het is een referentiekader van waaruit wij de werkelijkheid interpreteren.

Verschillende paradigma’s= defectparadigma, ontwikkelingsparadigma, burgerschapsparadigma.
2.1 Defectparadigma= Dit paradigma was er voor het burgerschapsparadigma.




5

, Bijbehorende termen:
Mensvisie: mens met beperkingen
Status: patiënt
Begeleiding: verzorgen/behandelen
Plaats: instituut
Maatschappelijke houding: segregatie, dus zij horen er niet bij en stonden buiten de normale
samenleving. Segregatie is het tegenovergestelde van integratie.

2.1 Ontwikkelingsparadigma= Dit paradigma kwam na het defectparadigma. ‘’misschien kunnen
mensen met een verstandelijk beperkte weer normaal worden’’ (ze werden overvraagd)
Bijbehorende termen:
Mensvisie: mens met mogelijkheden
Status: leerling
Begeleiding: trainen/ontwikkelen
Plaats: speciale voorzieningen in de samenleving
Maatschappelijke houding: normalisatie

2.1 Burgerschapsparadigma= huidige paradigma van hoe wij aankijken tegen mensen met een
verstandelijke beperking.
Bijbehorende termen:
Mensvisie/mensbeeld: mens met rechten en plichten. Wij zijn allen een volwaardig burger
Status: burger
Begeleiding: ondersteunen, omdat iedereen gelijke kansen moet krijgen
Plaats: gewone voorzieningen in de samenleving
Maatschappelijke houding: integratie/inclusie, dus zij mogen volledig meedoen in de samenleving

2.1 Paradigmashift= de tijd verandert, dus de zorg verandert. Een verandering van het ene naar het
andere paradigma. Dus een verschuiving van het ene denkbeeld (dus waarheid), naar een nieuwe
waarheid. Bijv. de zwartenpietendiscussie.
Een paradigmashift is een:
- Een paradigmaverschuiving.
- Een ontwikkeling die leidt tot een volstrekt ander beeld van de werkelijkheid.
Vaak ontstaat bij zo'n ontwikkeling een grote tegenstelling tussen de voor- en tegenstanders van het
nieuwe paradigma. Je kunt ook niet een startpunt en een eindpunt van een paradigma noemen, er
kan niet ineens een nieuw paradigma zijn. Dit gaat geleidelijk aan.

2.2 Secularisering= Van een overwegend christelijk land begin 20 e eeuw verandert de positie van de
kerk in Nederland vanaf 1960’er jaren:
- Populariteit van de kerk neemt af
- Leidt tot toename van onkerkelijkheid
- De invloed van de kerk in de samenleving neemt sterk af
- Afname van kerkbezoek
- Geloof wordt een individuele keuze
Dit proces heet secularisering



6

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper NenaVissersHAN. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,89. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 77254 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,89
  • (0)
  Kopen