In deze samenvatting staat alle stof die je moet weten voor het examen economie. Na elk onderwerp (zoals 'Markt') staat een formuleblad met alle formules. Aan het einde van het document staat een totaal formuleblad. De samenvatting is puntsgewijs en daardoor overzichtelijk en gemakkelijk te leren. ...
1.1 Procenten en indexcijfers
❖ absolute verandering = nieuw - oud
❖ relatieve verandering = ((nieuw-oud)/oud) x 100%
❖ procentueel aandeel = (deel/geheel) x 100%
❖ indexcijfer = (waarde / basiswaarde) x 100%
• procentpunt: van 17% naar 18% is verandering van 1 procentpunt
• Kruistabel maken met aantal euro en hoeveelheid in % Basisjaar = 100 %
+ 1 % = x 1,01 - 0,5 % = x 0,995
Inflatie
• Inflatie: stijging van het gemiddelde prijspeil in een land
• Hyperinflatie: extreme stijging van het gemiddelde prijspeil in een land
→ ontstaat doordat de centrale bank van een land grote hoeveelheden geld creëert
die niet in verhouding staan tot de economische groei, koopkracht daalt enorm en dat
leidt tot sociale onrust, kan leiden tot een ruileconomie
• Deflatie: daling van het gemiddelde prijspeil in een land
Inflatie wordt gemeten met CPI (consumentenprijsindex cijfer)
Samengesteld gewogen prijsindexcijfer:
• samengesteld: de enkelvoudige/partiële indexcijfers van de verschillende
productgroepen worden samengevoegd tot één indexcijfer
• gewogen: de wegingsfactor van een product (geeft aan welk deel van het inkomen
aan het product wordt besteedt)
1
,Koopkracht
Begrip Omschrijving
Nominaal inkomen • Het inkomen gemeten in euro’s
Reëel inkomen • De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kan
(koopkracht) kopen
Geldontwaarding • De geldontwaarding is gelijk aan de afname van de koopkracht
• De waarde van het geld wordt minder omdat je minder kunt
kopen met hetzelfde geld
Prijscompensatie • Een loonsverhoging om de gestegen prijzen te compenseren
(de koopkracht blijft daardoor gelijk)
• gevoelsinflatie: geeft weer hoe de consument denkt dat het gemiddelde prijspeil zich
ontwikkelt
2 Sparen en beleggen
2.1 Sparen en beleggen
Mensen die sparen:
• ruilen over tijd: rente als beloning
• risico-aversiteit: risicomijdend
• lage tijdsvoorkeur: consumptie wordt uitgesteld (hoge tijdsvoorkeur is lenen)
Vermogen en inkomen
❖ inkomen = loon + rente + huur + pacht + winst
→ stroomgrootheid: over bepaalde periode gemeten
❖ vermogen = bezit - schulden
→ voorraadgrootheid: over bepaald moment gemeten
Positief verband (tussen inkomen en vermogen): Als de één stijgt, stijgt de ander ook
(negatief verband: Als de één stijgt, daalt de ander)
Levensloop
Levensinkomen: inkomen dat iemand gedurende zijn hele leven bij elkaar verdient
ZIE BRON 18.14, 18.16 (economieboek)
Fasen financiële levensloop:
1. Jeugd: ruil tussen generaties = ouders betalen kosten voor levensonderhoud. Negatief
vermogen door kosten opleiding.
2. Werkzame leven: meer verdienen dan consumeren, sparen voor pensioen.
2
,3. Oude dag: interen op vermogen door stoppen met werken maar wel consumeren,
consumptieniveau toenemen door gezondheidszorg betaald door werkende generatie als
premies en belastingen = ruil tussen generaties.
Sparen
Inkomen > uitgaven betekent vermogen opbouwen door te sparen
1. Spaardeposito: niet-direct opneembaar tegoed zonder onderpand, vast rentepercentage
(enkelvoudig), vaste looptijd, boete bij vervroegd opnemen (als marktrente > depositorente)
2. Spaarrekening: variabel rentepercentage (samengesteld), variabele looptijd, elk moment
geld bijstorten of opnemen
Sparen onderscheid tussen
• Eindwaarde: de toekomstige waarde van een bedrag dat nu op de bank wordt gezet
❖ E = K x (1 + i)^n
• Contante waarde: de huidige waarde van een bedrag waarover je pas enige tijd de
beschikking hebt
❖ C = K / (1 + i)^n
❖ C = K x (1 + i)^-n
Beleggen
Aandelen: bewijs van eigendom van bedrijf
• nominale waarde: de waarde zoals die in de statuten van een bedrijf staat vermeld
• beurskoers: de marktprijs van een aandeel (vraag en aanbod)
• rente afhankelijk van bedrijfsresultaat (winst)
Voordelen
- kans op een hoog rendement (afhankelijk bedrijfsresultaat)
- zeggenschap: aandeelhouder is mede-eigenaar en mag meebeslissen over beleid
3
, Nadelen
- hoog risico: bij faillissement van onderneming krijgt de aandeelhouder als laatste z’n
geld terug
- hoge transactiekosten (bij aan- en verkoop van aandelen)
Obligaties: een verhandelbaar schuldbewijs van een bedrijf of overheid
• nominale waarde: de waarde zoals die in de statuten van een bedrijf staat vermeld
• beurskoers: de marktprijs van een obligatie (vraag en aanbod)
• vast rente (couponrente)
Voordelen
- een lager risico dan bijvoorbeeld aandelen (vaste rente en voorrang op
aandeelhouders bij faillissement)
Nadelen
- mogelijk een lager rendement dan aandelen
- meer risico dan een spaarrekening
2.2 Pensioenen
Drie mogelijke pensioenvoorzieningen
1. Staatspensioen: AOW (67+), hoogte afhankelijk van burgerlijke staat (alleenstaand,
getrouwd, etc.)
Problemen - vergrijzing: er zijn steeds meer gepensioneerden tegenover steeds minder
werkenden
- de levensverwachting neemt toe waardoor er langer pensioen moet worden
uitgekeerd
Mogelijke oplossingen
- AOW-leeftijd verhogen
- AOW-uitkering minder hard laten stijgen
- premie verhogen
2. Bedrijfspensioen: aanvullend pensioen voor mensen in loondienst, werkgever automatisch
maandelijks pensioenpremie inhouden van salaris, premie gaat naar pensioenfonds die geld
belegd in aandelen en obligaties, bij pensioen maandelijkse uitkering ontvangen
Problemen - vergrijzing
- levensverwachting neemt toe
- lage rente waardoor beleggen in oa obligaties weinig rendement oplevert en
de contante waarde van toekomstige verplichtingen hoger wordt
Mogelijke oplossingen
- pensioenleeftijd verhogen
- pensioenuitkeringen niet indexeren (= mee laten stijgen met de inflatie)
- pensioenuitkeringen van huidige en/of toekomstige pensioenen verlagen
- premie verhogen
3. Zelf sparen of beleggen: aanvullend pensioen, vrijwillig sparen
→ soorten: spaarrekening, spaardeposito, beleggen
Vormen van financiering van de pensioenen
• Omslagstelsel: AOW, iedereen die werkt betaald percentage van inkomen
• Kapitaaldekkingsstelsel: bedrijfspensioen (zie hierboven)
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tamarascholte. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.